ECLI:NL:OGEAA:2022:5

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
AUA202001564
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens het laten nuttigen van alcohol door ondergeschikten tijdens werktijd

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de vraag centraal of de werknemer, [verzoeker], terecht op staande voet was ontslagen door zijn werkgever, Boulevard Hotel N.V. De uitspraak volgde op een procedure die begon met een verzoek van [verzoeker] en waarin de werkgever, Boulevard, als verweerster optrad. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 24 en 25 februari 2020 heeft [verzoeker] in zijn hoedanigheid als Food and Beverage Supervisor alcoholische dranken aan zijn ondergeschikten geserveerd en hen laten nuttigen tijdens werktijd. Dit gedrag werd door Boulevard als een dringende reden voor ontslag op staande voet beschouwd.

De procedure omvatte verschillende stappen, waaronder getuigenverhoren en conclusies na bewijslevering. Het Gerecht heeft vastgesteld dat Boulevard voldoende bewijs heeft geleverd dat [verzoeker] op de genoemde data alcoholische dranken heeft ingeschonken en geserveerd aan zijn ondergeschikten. Dit gebeurde onder werktijd, wat de werkgever in staat stelde om het ontslag te rechtvaardigen. Het Gerecht oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die het ontslag onterecht maakten.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van [verzoeker] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De beschikking werd uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur op 11 januari 2022, waarbij het Gerecht volhardde in zijn eerdere overwegingen en beslissingen.

Uitspraak

Beschikking van 11 januari 2022
E.J. no. AUA202001564
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
BOULEVARD HOTEL N.V.,
h.o.d.n. RENAISSANCE ARUBA BEACH RESORT & CASINO,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Boulevard,
gemachtigde: de advocaat mr. A.E. Barrios.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 20 april 2021 blijkt uit de tussenbeschikking van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-het proces-verbaal van bewijslevering zijdens Boulevard van 18 mei 2021, tevens houdende de verklaring van de gemachtigde van Boulevard dat zij de correct opgeroepen doch niet verschenen getuige [getuige 1] alsnog wil doen horen;
-het door dit Gerecht op 19 mei 2021 uitgevaardigde tot de openbare macht gerichte bevel om die getuige voor de rechter te brengen ter terechtzitting van vrijdag 9 juli 2021;
-het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 juli 2021, inhoudende de vaststelling door dit Gerecht dat voornoemde getuige niet door de openbare macht is voorgebracht en tevens inhoudende de verklaring van de gemachtigde van Boulevard dat zij afstand doet van die getuige en dat zij geen andere getuigen zal voorbrengen;
-de akte van [verzoeker] houdende zijn verklaring dat hij geen contra-enquête wenst te houden (waarop het Gerecht de bewijslevering heeft gesloten en de zaak heeft verwezen naar de rol voor het nemen van conclusies na bewijslevering);
-de conclusie na bewijslevering van Boulevard;
-de antwoordconclusie na bewijslevering van [verzoeker].
1.2
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in de tussenbeschikking neergelegde overwegingen en beslissingen.
2.2
In deze procedure resteert het antwoord op de vraag of Boulevard heeft kunnen bewijzen dat [verzoeker] op 24 en/of 25 februari 2020 de aan hem ondergeschikten [getuige 2] (hierna: [getuige 2]) en/of [getuige 1] gedurende hun werktijd in zijn bijzijn alcoholische dranken heeft laten nuttigen en/of voor die werknemers van Boulevard gedurende hun werktijd alcoholische dranken inschonk en aan hen serveerde.
2.3
In dat verband heeft te gelden dat partijen zich in hun respectieve conclusies na bewijslevering over die vraag mochten/konden uitlaten en niet meer dan dat. Dat brengt met zich dat al hetgeen [verzoeker] in de door hem genomen conclusie na bewijslevering heeft opgeworpen anders dan ter beantwoording van bedoelde vraag buiten beschouwing blijft als zijnde ontoelaatbare voortzetting van het partijdebat. Dit temeer omdat het voor Boulevard onmogelijk was om daar nog op te reageren.
2.4
Het Gerecht volgt Boulevard in haar standpunt dat zij in elk geval door middel van het horen van [getuige 2] als getuige heeft kunnen bewijzen dat [verzoeker] gedurende werktijd voor [getuige2] een alcoholisch drankje [getuige 2] heeft ingeschonken, dat drankje aan [getuige 2] gedurende werktijd heeft geserveerd en dat [getuige 2] dat drankje gedurende zijn werktijd op de werkvloer van Boulevard waar ook [verzoeker] nog aanwezig was heeft genuttigd. Aan de hand van tijdens het getuigenverhoor aan [getuige 2] voorgehouden videobeelden heeft [getuige2] immers verklaard dat hij (1) [verzoeker] om 23:45 uur vodka ziet inschenken in een beker, (2) dat hij [verzoeker] vervolgens met die beker naar een kast ziet lopen en dat (3) hij ([getuige 2] dus) ziet dat hij ([getuige 2] dus) die beker aldaar oppakt en zichzelf daaruit om 23:57 uur ziet drinken. Uiteindelijk verklaart [getuige 2] dat in die beker alcohol zat. In het licht van deze verklaringen van [getuige 2] heeft Boulevard onbestreden gesteld dat dit alles heeft plaatsgevonden onder werktijd van [getuige 2], die op de bewuste dag heeft uitgeklokt bij Boulevard om 00:30 uur.
2.5
Nu het hiervoor besproken onderdeel van het probandum is bewezen door Boulevard behoeft het onderdeel van het probandum met betrekking tot de niet als getuige gehoorde [getuige 1] voornoemd verder geen bespreking.
2.6
Vorenstaande brengt met zich, zoals reeds overwogen in de tussenbeschikking onder randnummer 4.3, dat [verzoeker] met zijn hiervoor omschreven handelwijze op 24 februari 2020 met betrekking tot de aan hem ondergeschikte [getuige 2] een dringende reden heeft gegeven aan Boulevard voor ontslag. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die dat anders maken. De slotsom luidt dan ook dat Boulevard [verzoeker] op 3 maart 2020 terecht op staande voet heeft ontslagen.
2.7
Dat terechte ontslag staat aan toewijzing van de vorderingen van [verzoeker] in de weg. Die vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
2.8 [
verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Boulevard, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 3.125,-- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten, tarief 5 ad Afl. 1.250,-- per punt).
3. DE UITSPRAAK
Het Gerecht:
-wijst af het door [verzoeker] verzochte;
-veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Boulevard, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 3.125,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 11 januari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.