ECLI:NL:OGEAA:2022:489

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
AUA202000479
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van juridische bijstand door het Land Aruba

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de eiseres, Advocatenpraktijk mr. D.G. Kock N.V. (hierna: DKL), een vordering ingesteld tegen het Land Aruba. De vordering betreft betaling van juridische bijstand die aan het Land is verleend. De procedure heeft een verloop gekend met een tussenvonnis op 24 augustus 2022, gevolgd door een comparitie van partijen op 19 oktober 2022. Tijdens deze comparitie is een actueel overzicht van openstaande facturen gepresenteerd, waaruit bleek dat de vordering van DKL op het Land was geslonken tot Afl. 40.170,91. Het Land erkende dat de meeste facturen nog openstonden, met uitzondering van twee facturen die volgens hen al betaald waren en twee andere facturen die niet voldoende onderbouwd waren.

In het eindvonnis van 7 december 2022 heeft het gerecht de vordering van DKL gedeeltelijk toegewezen. De vordering werd toegewezen tot een bedrag van Afl. 38.751,16, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 februari 2020. Het gerecht oordeelde dat het Land als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van DKL moest vergoeden, begroot op Afl. 942,14. Het gerecht verklaarde tevens dat een eerdere vordering van DKL van Afl. 179.681,72 verjaard was. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.A. van Voorthuizen en is bij vervroeging ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Vonnis van 7 december 2022 (bij vervroeging)
Behorend bij A.R. nr. AUA202000479
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Advocatenpraktijk mr. D.G. Kock N.V. h.o.d.n. David Kock Legal,
gevestigd te Aruba,
eiseres, hierna: DKL,
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
tegen:
Land Aruba,
zetelend te Aruba,
gedaagde, hierna: het Land,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- tussenvonnis van 24 augustus 2022;
- comparitie van partijen gehouden op 19 oktober 2022;
- akte DKL;
- antwoordakte Land Aruba.
1.2.
Vonnis is bij vervroeging bepaald op vandaag.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1.
Het gerecht handhaaft zijn overwegingen en beslissingen in het tussenvonnis van 24 augustus 2022.
2.2.
In het tussenvonnis is een comparitie bevolen voor het verkrijgen van nadere inlichtingen van partijen. Door DKL is ter zitting een actueel overzicht overgelegd van de nog openstaande facturen waarvan betaling wordt gevorderd. Dit overzicht is tijdens de comparitie met partijen besproken. Uit het overzicht blijkt dat de vordering van DKL op het Land is geslonken tot Afl. 40.170,91. Het Land heeft ter comparitie erkend dat de meeste facturen in dit overzicht nog open staan, met uitzondering van de facturen 4439 ten bedrag van Afl. 465,75 en 7917 ten bedrage van Afl. 477,--, welke volgens het Land reeds zijn betaald, terwijl de facturen 6753 ten bedrage van Afl. 954,-- en 7718 ten bedrage van Afl. 477,-- volgens het Land niet voldoende zijn onderbouwd. Met partijen is afgesproken dat zij zich nog schriftelijk konden uitlaten over deze vier facturen in geschil.
2.3.
DKL heeft bij zijn laatste akte erkend dat de facturen 4439 en 7917 reeds zijn voldaan door het Land. De desbetreffende factuurbedragen strekken in mindering op de vordering. DKL heeft factuur 6753 voldoende onderbouwd. De vordering ter zake is toewijsbaar. Factuur 7718 heeft DKL niet onderbouwd. De vordering ter zake is bij betwisting door het Land niet toewijsbaar.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van DKL zal worden toegewezen tot een bedrag van Afl. 38.751,16.
2.5.
De wettelijke rente, waartegen het Land geen verweer heeft gevoerd, zal worden toegewezen als gevorderd.
2.6.
Het Land zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van DKL moeten vergoeden. Die worden gesteld op het griffierecht en de oproepingskosten, waarbij het griffierecht in verhouding tot de door het Land aanvankelijk erkende en uiteindelijk toe te wijzen hoofdsom wordt begroot op Afl. 750.--. Voor vergoeding van gemachtigdensalaris is geen plaats, nu de gemachtigde is verbonden aan DKL.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
3.1.
verklaart voor recht dat het Land aan DKL een bedrag verschuldigd is van Afl. 179.681,72, maar dat deze vordering is verjaard;
3.2.
veroordeelt het Land tot betaling aan DKL van een bedrag van Afl. 38.751,16 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2020 tot de dag van betaling;
3.3.
veroordeelt het Land in de proceskosten aan de kant van DKL begroot op Afl. 942,14;
3.4.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 december 2022 in aanwezigheid van de griffier.