ECLI:NL:OGEAA:2022:487

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
AUA201500248
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering en matiging van contractuele rente in civiele procedure

In deze civiele procedure, aangespannen door de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA), vorderde eiseres een geldbedrag van Afl. 15.515,12 van gedaagde, te vermeerderen met een gematigde rente van 27% per jaar, gerekend vanaf 31 oktober 2014. De zaak is behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, waarbij de gedaagde geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd. De procedure omvatte een inleidend verzoekschrift, een conclusie van antwoord, en een conclusie van repliek van IFA, waarin de eis werd verminderd.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de door IFA gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar was, omdat IFA niet voldoende bewijs had geleverd van de werkzaamheden die buiten rechte waren verricht. De gedaagde had eerder een bedrag van Afl. 50,-- betaald, wat in mindering werd gebracht op de hoofdsom. Uiteindelijk werd vastgesteld dat gedaagde Afl. 15.465,12 verschuldigd was aan IFA.

In de uitspraak van 7 december 2022 heeft het Gerecht gedaagde veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met de gematigde rente, en in de proceskosten. De kosten werden begroot op Afl. 2.965,45. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders door IFA verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 7 december 2022
Behorend bij A.R. no. AUA201500248
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[GEDAAGDE],
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het inleidend verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord;
-de rolbeschikking van dit Gerecht van 29 januari 2016, waarbij de zaak ambtshalve naar de parkeerrol is verwezen om de bij partijen genoegzaam bekende reden;
-de op 13 juli 2020 door IFA genomen conclusie van repliek, tevens houdende een vermindering van eis;
-de op 9 september 2020 tegen [gedaagde] verleende akte van niet dienen van dupliek.
1.2
Vonnis is met welgemeende excuses voor alle vertraging nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
IFA vordert na vermindering van eis dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt:
a. om aan IFA te betalen Afl. 15.515,12, te vermeerderen met (1) de gematigde rente ad 27% jaarlijks gerekend vanaf 31 oktober 2014, waarbij na iedere betaling na 31 oktober 2014 nog rente verschuldigd is over de dan nog resterende hoofdsom tot een maximum van Afl. 9.545,98 en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met wettelijke rente en (2) voorts te vermeerderen met Afl. 1.450,-- aan pro resto vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
b. in de proceskosten.
2.2 [
Gedaagde] heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd.

3.DE BEOORDELING

3.1
IFA heeft naar aanleiding van het bij partijen genoegzaam bekende vonnis van het Hof van 21 april 2020 ter zake van maximale effectieve rente (27%) in geval van een geldlening als de onderhavige haar effectieve aan [gedaagde] in rekening gebrachte rente gematigd naar 27% en op grond daarvan een herberekening uitgevoerd en overgelegd. De juistheid van die herberekening, op grond waarvan IFA haar eis heeft verminderd, heeft [gedaagde] niet bestreden, waardoor die vast komt te staan. Het hiervoor onder a. sub (1) omschreven onderdeel van de vordering van IFA zal daarom worden toegewezen, met inachtneming van het navolgende.
3.2
De door IFA gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen omdat - en dat is te dezen bepalend - IFA niet met verificatoire stukken onderbouwd heeft gesteld noch uit dergelijke stukken is gebleken dat zij ter verkrijging van voldoening buiten rechte meer werkzaamheden heeft verricht dan die ter voorbereiding en instructie van de zaak waarop ingevolge artikel 63a Rv de regels ter zake van proceskosten van toepassing zijn. De enkele door IFA overlegde aanmaningsbrief van 14 oktober 2015 valt zonder meer binnen het bereik van die wettelijke bepaling. Dit één en ander brengt met zich dat het bedrag ad Afl. 50,-- dat [gedaagde] heeft betaald aan IFA en dat door IFA is aangewend ter gedeeltelijke betaling van buitengerechtelijke incassokosten thans in mindering strekt op de hoofdsom. Aldus komt vast te staan dat [gedaagde] in hoofdsom
(15.515,12 minus 50,-- =) Afl. 15.465,12 opeisbaar verschuldigd is aan IFA, tot betaling waarvan zij zal worden veroordeeld.
3.3 [
Gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure Die kosten worden tot aan deze uitspraak begroot op (750,-- + 215,45 =) Afl. 965,45 aan verschotten (griffiegeld, oproepkosten) en Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van tarief 4, ad Afl. 1.000,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan IFA te betalen Afl. 15.465,12, te vermeerderen met de gematigde effectieve rente ad 27% jaarlijks gerekend vanaf 31 oktober 2014, waarbij na iedere betaling na 31 oktober 2014 nog rente verschuldigd is over de dan nog resterende hoofdsom tot een maximum van Afl. 9.545,98 en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met wettelijk rente tot aan de algehele voldoening;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.965,45;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders door IFA verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 december 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.