In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om de verdeling van de nalatenschap van de wijlen erflaters [erflater 1] en [erflater 2]. De eisers, die de kinderen van de erflaters zijn, vorderen dat de onroerende zaken die tot de nalatenschap behoren, gezamenlijk worden verkocht aan derden. De gedaagden, ook kinderen van de erflaters, verzetten zich tegen deze vordering en stellen dat de verdeling op een andere manier moet plaatsvinden. De erflaters zijn op 28 juni 1945 met elkaar gehuwd en zijn respectievelijk op 28 december 1988 en 23 september 1990 overleden zonder bij uiterste wil over hun nalatenschap te beschikken. De onroerende zaken omvatten twee percelen grond in Aruba, waarop een woning, een appartement en een bedrijfsgebouw zijn gelegen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er een onoverbrugbaar meningsverschil bestaat tussen de partijen over de verdeling van de nalatenschap, waardoor zij niet tot overeenstemming zijn gekomen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de onroerende zaken gezamenlijk moeten worden verkocht, met een vastgestelde bodemprijs, en dat de opbrengst naar rato van de erfdelen moet worden verdeeld. De gedaagden zijn verplicht om hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de onroerende zaken. Het vonnis is uitgesproken op 26 oktober 2022 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.