ECLI:NL:OGEAA:2022:476

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
A.R. nr. AUA202000760
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vrijstelling van aansprakelijkheid voor begrafeniskosten in nalatenschapskwestie

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vordert de eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, dat de erven van de erflater worden veroordeeld om haar te bevrijden van de aansprakelijkheid voor de begrafeniskosten van de erflater. De erven, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.M.M.C. Ecury, hebben de aansprakelijkheid voor deze kosten niet betwist, maar de procedure is gecompliceerd door de minderjarigheid van een van de gedaagden ten tijde van de inleidende dagvaarding. De gedaagde 2 is inmiddels meerderjarig geworden en heeft de eerdere handelingen in het geding bekrachtigd.

Het testament van de erflater, dat door de erven in het geding is gebracht, bepaalt dat de nalatenschap onder bewind staat tot de erfgenamen de leeftijd van vijfentwintig jaar bereiken. Dit betekent dat de erven niet zelfstandig kunnen beschikken over de nalatenschap en dat de bewindvoerder moet worden ingeschakeld. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat de erven niet op de juiste wijze zijn gedagvaard.

De nalatenschap is door gedaagde 2 beneficiair aanvaard, wat inhoudt dat de nalatenschap moet worden vereffend. De bewindvoerder is verplicht om mee te werken aan de vereffening van de nalatenschap en de betaling van de schulden, waaronder de begrafeniskosten. Het Gerecht heeft besloten dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 2 november 2022 door mr. T.A.M. Tijhuis.

Uitspraak

Vonnis van 2 november 2022
Behorend bij A.R. no. AUA202000760
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de erven van [erflater]:
1.
[gedaagde 1],
wonende te Nederland,
2.
[gedaagde 2],
wonende te Aruba,
gedaagden,
hierna te noemen: gezamenlijk de erven en ieder voor zich [gedaagde 1] en [gedaagde 2],
gemachtigde: de advocaat mr. M.M.M.C. Ecury.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 juni 2022;
- de (vooraf toegestuurde) akte uitlating van de zijde van de erven, met productie, van 24 augustus 2022;
- de akte van de zijde van [eiseres], met producties, van eveneens 24 augustus 2022.
1.2
Op 21 september 2022 is akte niet dienen verleend aan de erven.
1.3
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1 [
eiseres] vordert in deze procedure dat de erven, althans de nalatenschap van de erflater, worden (wordt) veroordeeld om [eiseres] te bevrijden van de aansprakelijkheid voor de begrafeniskosten van wijlen [erflater], de erflater, door deze schuld te betalen dan wel door de aansprakelijkheid voor die kosten over te nemen. Tussen partijen is niet in geschil dat de begrafeniskosten zijn gemaakt.
2.2
Ten tijde van de inleidende dagvaarding was [gedaagde 2] minderjarig. Zij is echter is in persoon in het geding verschenen en niet vertegenwoordigd door haar wettelijk vertegenwoordiger. Zoals in het tussenvonnis is overwogen, is zij inmiddels meerderjarig geworden. Ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, hebben de erven zich over deze situatie niet uitgelaten. Gelet hierop en nu de akte uitlating eveneens namens [gedaagde 2] is ingediend, gaat het Gerecht ervan uit dat [gedaagde 2] de eerdere namens haar in dit geding verrichte handelingen (zoals het dienen van antwoord) heeft bekrachtigd.
Testamentair bewind
2.3
Na voormeld tussenvonnis hebben de erven bij akte uitlating het testament van de erflater in het geding gebracht. Blijkens dit testament zijn de erven als erfgenamen van de erflater benoemd, waarbij is bepaald dat al hetgeen zij uit de nalatenschap zullen verkrijgen onder bewind zal staan (artikel 5 van het testament). Het bewind vangt aan op de dag van het overlijden van de erflater en eindigt, ten opzichte van iedere erfgenaam, zodra zij de vijfentwintig jarige leeftijd heeft bereikt. Tot bewindvoerders zijn benoemd de broer van de erflater ([broer erflater]) en, in het geval deze zijn benoeming niet aanvaardt of niet kan aanvaarden dan wel niet wenst voort te zetten of kan voortzetten, in zijn plaats [eiseres].
2.4
Omdat de erven beiden op dit moment nog jonger zijn dan vijfentwintig jaar, is sprake van bewind. Vanwege het testamentaire (zelfstandig) bewind, kunnen de erven niet zelfstandig beschikken over de tot de nalatenschap behorende goederen. Zij hebben daarvoor de toestemming of medewerking van de bewindvoerder nodig. Vanwege het bewind hadden niet de erven in persoon mogen worden gedaagd, maar had de bewindvoerder moeten worden gedaagd. [eiseres] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
2.5
Voorts overweegt het Gerecht nog als volgt.
2.6
De nalatenschap is door [gedaagde 2] beneficiair, dat wil zeggen onder het voorrecht van boedelbeschrijving, aanvaard. Dit brengt mee dat de nalatenschap moet worden vereffend. Het is daarom aan de vereffenaar (in beginsel de gezamenlijke erven) een boedelbeschrijving op te stellen, (zo nodig) de nalatenschap te vereffenen en de schulden van de nalatenschap te voldoen. Tijdens het bewind kunnen de onder het bewind staande goederen ten laste van de erven worden uitgewonnen voor de schulden van de nalatenschap. De bewindvoerder is gehouden daaraan mee te werken. Ook de (nog steeds niet betaalde) begrafeniskosten zijn schulden van de nalatenschap en dienen in beginsel uit de nalatenschap te worden voldaan. Indien de nalatenschap niet voldoende baten heeft, dan behoeft [gedaagde 2] een eventueel tekort niet uit haar eigen vermogen te voldoen. Dit kan anders zijn voor [gedaagde 1] indien moet worden vastgesteld dat zij de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. Voor wat betreft de overlijdensuitkering van APFA geldt verder dat gelet op de aard van deze uitkering en bij gebrek aan concrete feiten en/of omstandigheden die tot een ander oordeel leiden, moet worden aangenomen dat deze niet in de nalatenschap valt. Dit staat echter niet zonder meer eraan in de weg dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn gehouden de van APFA ontvangen gelden ten behoeve van de begrafeniskosten aan te wenden.
Slotsom
2.8
De slotsom is dat [eiseres] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering. Het Gerecht ziet in de aard van de zaak en de relatie tussen partijen aanleiding de proceskosten te compenseren, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
3.1
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering;
3.2
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 november 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.