ECLI:NL:OGEAA:2022:470

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
AUA202202727
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rectificatie afgewezen na uitlatingen in radioprogramma over advocaat

In deze zaak heeft eiseres, een advocaat te Aruba, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die een radioprogramma presenteren. Eiseres vorderde rectificatie van uitlatingen die door gedaagden in hun programma zijn gedaan over haar rol als advocaat van een illegale vreemdeling. De uitlatingen, gedaan op 7, 26 en 29 juli 2022, betroffen beschuldigingen van onrechtmatig gedrag en een gebrek aan integriteit. Eiseres stelde dat deze uitlatingen schadelijk waren voor haar reputatie en praktijk. Gedaagden voerden verweer en stelden dat hun uitlatingen onder de vrijheid van meningsuiting vielen. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft de vorderingen van eiseres afgewezen, oordelend dat de vrijheid van meningsuiting van gedaagden in dit geval zwaarder weegt dan het recht van eiseres op bescherming van haar eer en goede naam. Het Gerecht concludeerde dat de uitlatingen niet onrechtmatig waren en dat eiseres in de kosten van het geding werd veroordeeld.

Uitspraak

Vonnis van 3 oktober 2022
Behorend bij K.G. nr. AUA202202727
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:

1.[gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],
beide wonende te Aruba,
gedaagden,
hierna ook te noemen: [gedaagden,
gemachtigden: de advocaten mr. D.G. Illes en mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 19 augustus 2022.
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van (na uitstel op verzoek van partijen) 19 september 2022.
1.2 [
eiseres] en [gedaagde 2] zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun respectievelijke gemachtigden mr. De Hoogd en mr. Kock. Mr. Kock is mede namens [gedaagde 1] verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd – beiden aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota – en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Partijen hebben tevens de aan hen door het Gerecht gestelde vragen beantwoord. Voorafgaand aan de zitting zijn namens [eiseres] nadere producties overgelegd.
1.3 [
[eiseres] heeft na afloop van de zitting – zoals ter zitting besproken en met instemming
van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] - nog videobestanden overgelegd.
1.4
Vonnis is vervolgens bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden, alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden, staat onder meer het volgende tussen partijen vast.
2.2 [
eiseres] is advocaat te Aruba en voert haar eigen praktijk.
2.3 [
gedaagde 1] en [gedaagde 2] maken en presenteren het radioprogramma “Enfoque 90” via radio-omroep Canal 90. In het radioprogramma worden door hen actualiteiten besproken, waarbij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hun meningen over deze onderwerpen over het voetlicht brengen. Het programma wordt tevens via een live stream op internet uitgezonden.
2.4
Tijdens de radio-uitzending van 7 juli 2022 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de casus van een binnen de Arubaanse gemeenschap bekende illegale vreemdeling besproken, die wordt bijgestaan door [eiseres] als zijn advocaat. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich daarbij tevens uitgelaten over [eiseres].
2.5
Bij brief van 18 juli 2022 zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] namens [eiseres] gesommeerd om de door hen gedane uitspraken in hun radioprogramma te rectificeren. Hieraan hebben zij geen gehoor gegeven.
2.6
Tijdens de uitzendingen van het radioprogramma op 26 en 29 juli 2022 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich opnieuw over [eiseres] en over de door hen ontvangen sommatie uitgelaten. Op 26 juli 2022 hebben zij onder meer gezegd:
“Elke keer dat je naar het Gerecht gaat en deze verliest dan zullen wij aan het grote publiek vertellen dat je een zaak hebt verloren. Zodat ze weten om niet naar jou als advocaat te gaan, omdat je een kampioen bent in het verliezen van zaken”.

3.DE VORDERING

3.1 [
eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad (letterlijk weergegeven):
1. gedaagden gezamenlijk en ieder voor zich te verbieden om (al dan niet) in hun radioprogramma “Enfoque 90” en/of via Radio-omroep “Canal 90” enige tekst met daarin de naam van eiseres, dan wel enige lettercombinatie die naar deze naam verwijst, wederom op de radio of een (bijvoorbeeld) door hen beheerde website te gebruiken;
2. gedaagden te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom van Afl. 1.000 per dag dat zij aan dit gebod geen uitvoering geven op radio de volgende publicatie te doen met de volgende tekst:
“Geachte toehoorders,
Bij vonnis van …september 2022, gewezen in kort geding door de voorzieningenrechter van het gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, zijn wij veroordeeld om een rectificatie te doen.
In vervolg op radioprogramma’s van 7 juli, 26 juli en 27 juli 2022 delen wij U mede dat wij omtrent mevrouw Maritza [eiseres] onjuiste en beledigende uitspraken hebben gedaan en in het bijzonder ten onrechte hebben beweerd dat mevrouw [eiseres]:
- haar cliënten verbergt voor de Arubaanse autoriteiten.
- slecht functioneert en daarom haar toga moet uittrekken en deze in de prullenbak moet gooien, naar huis moet gaan en niet meer dient te werken ofwel een slecht functionerende advocaat is, en alleen maar zaken verliest;
- een advocaat heeft genomen die niet integer is en dat zij zelf ook niet integer is;
- samenspant met een minister om de overheidsdepartementen die onder deze minister vallen te beduvelen;
- de gedane uitlatingen door gedaagden over zichzelf heeft uitgeroepen.
Met deze radiomededeling voldoen wij aan het vonnis.
Met vriendelijke groet,
[gedaagde 1] en [gedaagde 2]”
3. gedaagden te verbieden om op straffe van een dwangsom van Afl. 25.000 per overtreding, de door hen te verrichten rectificatie vooraf te laten gaan of te laten volgen door enige toevoeging, bespreking of beschouwing van zodanige aard dat daarmee het doel of de strekking van dit vonnis wordt aangetast.
4. met (hoofdelijke) veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres] – samengevat – ten grondslag gelegd dat de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gedane uitlatingen onrechtmatig jegens haar zijn. De uitlatingen zijn schadelijk voor [eiseres] in persoon en voor haar praktijk en leiden tot reputatieschade.
3.3 [
gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van het gevorderde.
3.4
De stellingen van partijen worden hierna, voor zover voor de uitspraak van belang, besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang is gelegen in de aard van de zaak.
4.2
Kern van het geschil is of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in hun radio-uitzendingen op 7, 26 en 29 juli 2022 uitlatingen hebben gedaan die onrechtmatig zijn jegens [eiseres]. [eiseres] vindt van wel en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] menen van niet. Zij beroepen zich op hun vrijheid van meningsuiting.
Toetsingskader onrechtmatige uitlating: botsing grondrechten
4.3
Bij de vraag of bepaalde uitlatingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig zijn tegenover [eiseres] gaat het om een botsing van twee fundamentele rechten. Aan de ene kant staat het recht van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op vrijheid van meningsuiting (beschermd door artikel I.12 van de Staatsregeling van Aruba en artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, hierna: EVRM). Meer concreet gaat het hier om het belang van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend te kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Daartegenover staat het belang van [eiseres] bij bescherming van haar goede naam en reputatie. Meer concreet gaat het om het belang van [eiseres] om niet lichtvaardig te worden blootgesteld aan verdachtmakingen die afbreuk doen aan haar integriteit, geloofwaardigheid, eer en goede naam en dat haar professionele reputatie niet onnodig wordt geschonden. Deze belangen zijn beschermd door artikel I.16 van de Staatsregeling van Aruba en artikel 8 EVRM.
4.4
Toewijzing van het door [eiseres] gevorderde houdt een beperking in van het fundamentele recht van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (art. 10 lid 2 EVRM).
4.5
Het is vaste rechtspraak dat de fundamentele rechten op vrijheid van meningsuiting en eerbiediging van de eer en de goede naam in beginsel gelijkwaardig zijn. Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het concrete geval zwaarder weegt (en dus of al dan niet sprake is van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW), moet worden gevonden door een afweging van alle omstandigheden van het geval. Het oordeel dat één van beide rechten, gelet op alle relevante omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, brengt mee dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de vereiste noodzakelijkheidstoets.
4.6
Bij de afweging van alle relevante omstandigheden is het volgende mede van belang. De vrijheid van meningsuiting is een essentiële bouwsteen voor een democratische samenleving en betreft niet alleen de inhoud van meningen, maar ook de vorm waarin zij worden geuit en strekt zich in beginsel ook uit tot uitlatingen die kwetsend, schokkend of verontrustend (kunnen) zijn. De ook aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] toekomende journalistieke vrijheid strekt verder dan de bescherming van een objectieve en ingetogen wijze van verslaggeving van feiten en kan ook een bepaalde mate van overdrijving of zelfs provocatie omvatten. Tegelijkertijd is de vrijheid van meningsuiting in het kader van publieke informatievoorziening niet onbeperkt. Naarmate een feitelijke beschuldiging ernstiger van aard is, mogen meer eisen worden gesteld aan de feitelijke basis waarop die beschuldiging steunt. Onderscheid moet verder worden gemaakt tussen feitelijke verklaringen en waardeoordelen. Feitelijke verklaringen die de persoonlijke levenssfeer van een ander in negatieve zin raken moeten van een voldoende feitelijke grondslag worden voorzien, om het onrechtmatige karakter daaraan te ontnemen. Bij waardeoordelen geldt dat niet, zij het dat een waardeoordeel excessief kan worden bevonden indien daarvoor een onvoldoende feitelijke basis is. Ook een waardeoordeel moet daarom enige feitelijke onderbouwing hebben om rechtmatig te kunnen worden geuit. De vrijheid van meningsuiting betreft niet alleen de inhoud van meningen, maar ook de vorm waarin zij worden geuit en strekt zich in beginsel ook uit tot uitlatingen die kwetsend, schokkend of verontrustend (kunnen) zijn.
4.7
Relevante omstandigheden kunnen voorts zijn wat de aard en het bereik is van het medium waarin de uitlating is gedaan, en het gezag van degene van wie de uitlating afkomstig is. Dit gezag (waaronder ook de doelstelling van een radioprogramma, bijvoorbeeld onderzoeksjournalistiek, valt) kan immers mede bepalen in welke mate het publiek aanneemt dat de gedane uitlatingen deugdelijk onderzocht en juist zijn. Andersom wegen ook de hoedanigheid en de maatschappelijke status van de persoon op wie de uitlatingen betrekking hebben mee.
De uitlatingen
4.8
De door [eiseres] in haar inleidend verzoekschrift gestelde uitlatingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] die volgens haar onrechtmatig (want beledigend, aanmatigend en onjuist) zijn, komen niet steeds overeen met de door [eiseres] gemaakte (als nadere productie 1 overgelegde) uitwerking van delen van de in het Papiaments gesproken uitzending met daarbij (onder meer) een vrije vertaling. Om die reden zal het Gerecht eerst vaststellen welke uitlatingen door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in hun uitzendingen zijn gedaan. Daarbij zal het Gerecht uitgaan van de in het inleidend verzoekschrift gestelde onrechtmatige uitlatingen en aan de overigens nog in de uitwerking van [eiseres] opgenomen uitlatingen voorbij gaan.
Radio-uitzending 7 juli 2022
4.9 [
eiseres] stelt zich op het standpunt dat tijdens de radio-uitzending op 7 juli 2022 de volgende uitlatingen over haar zijn gedaan:
- dat zij haar cliënten verbergt voor de Arubaanse autoriteiten. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn haar cliënten illegaal;
- dat zij haar toga moet uittrekken en deze in de prullenbak moet gooien, naar huis moet gaan en niet meer dient te werken omdat zij een slecht functionerend advocaat is.
4.1
Blijkens de tevens overgelegde opname van deze uitzending (bezien samen met de door [eiseres] gemaakte uitwerking en haar toelichting daarop en het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]) is door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet letterlijk gezegd dat [eiseres] haar cliënten voor de Arubaanse autoriteiten verbergt. Wel is (vertaald) gezegd: “
hij houdt zich schuil en jij verbergt hem”. Met ‘jij’ wordt, zo begrijpt het Gerecht, [eiseres] bedoeld. Ook hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gezegd dat de client van [eiseres] illegaal is. Voor wat betreft de laatste door [eiseres] gestelde uitlating geldt dat door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is gezegd: ‘
vandaag is de dag dat je je toga moet uittrekken, gooi het in de prullenbak en ga naar huis….werk niet meer’. Het Gerecht zal van deze uitlatingen uitgaan.
4.11 [
gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben niet met zoveel woorden gezegd dat [eiseres] een slecht functionerend advocaat is. Uit de door haar overgelegde uitwerking blijkt ook dat [eiseres] zelf deze conclusie trekt uit hetgeen zoals hiervoor is weergegeven is gezegd.
Radio-uitzending 26 juli 2022
4.12
In de uitzending van 26 juli 2022 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] volgens [eiseres] de volgende uitlatingen over haar gedaan:
- dat zij niet voldoet als advocaat en alleen maar zaken verliest;
- dat haar advocaat niet integer is en dat zij dat ook niet is;
- dat zij samenspant met een minister om de overheidsdepartementen die onder deze minister vallen, te beduvelen; en
- dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich over haar mogen uitlaten zoals gedaan, omdat zij dat over zichzelf heeft uitgeroepen.
4.13
Dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben gezegd dat [eiseres] niet integer is, is het Gerecht niet gebleken. Weliswaar wordt opgemerkt dat een goed en integer advocaat anders zou hebben gehandeld, maar daarmee wordt – anders dan door [eiseres] ervaren - nog niet als feit gesteld dat [eiseres] niet integer is. Ook de gestelde uitlating dat [eiseres] samenspant met een minister om de overheidsdepartementen die onder deze minister vallen, te beduvelen is niet met zoveel woorden gezegd. Blijkens de opname van deze uitzending (ook hier bezien samen met de door [eiseres] gemaakte uitwerking en de daarop gegeven toelichting en het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]) is het volgende gezegd:

[eiseres] is niet blij dat wij hebben gezegd dat zij de zaak heeft verloren. En dat zij niet voldoet als advocaat. Wij mogen onze opinie niet geven. (…) Zij is boos en is naar de beste advocaat ter wereld gegaan, Gabri de Hoogd. Zij is naar Gabri de Hoogd gegaan, die uit Nederland is weggejaagd vanwege zijn integriteit”.
Verder is gezegd:

Mevrouw, ik herhaal het vandaag weer. Je bent mislukt als advocaat, omdat goede en integere advocaten cliënten die fout zijn adviseren: “broer, de zaak zul je niet winnen. Ook zal ik de zaak niet voor je gaan beslechten”. Dan moet je dat zeggen. Maar jij hebt een zaak aangenomen met een groot risicogehalte. Een high profile zaak die veel media aandacht krijgt. Als je wint is het goed voor je carrière, maar als je deze verliest dan draag je ook het verlies. Je kan ook worden bekritiseerd”.
En:

Jij bent de persoon die een zaak verliest en naar Cocolishi gaat en gaat uithuilen bij Lalo, omdat je goede connecties hebt met het ministerie van Glenbert Croes. Je weet dat ook. (…) Je hebt twee petten op als advocaat. Je bent heel dicht bij de politiek en het bewijs is dat je in 2009 kandidaat was van een politieke partij. (…) nu ga je via de achterdeur naar het ministerie en we hebben je “exposed”.
En verder:

Je hebt de politieke arena betreden! Je kan nu geen beroep gaan doen op het advocaat zijn. Je bent op de lijst gegaan. Je wilde aandacht en nu heb je deze gekregen”.
4.14
Het Gerecht zal van deze uitlatingen uitgaan, evenals van de tijdens de radio-uitzending van 26 juli 2022 (hiervoor in 2.6 weergegeven) gedane uitlating:

Elke keer dat je naar het Gerecht gaat en deze verliest dan zullen wij aan het grote publiek vertellen dat je een zaak hebt verloren. Zodat ze weten om niet naar jou als advocaat te gaan, omdat je een kampioen bent in het verliezen van zaken”.
Radio-uitzending 29 juli 2022
4.15
Voor wat betreft de uitzending van 29 juli 2022 heeft [eiseres] niet concreet gesteld welke gedane uitlating(en) volgens haar onrechtmatig is (zijn).
Relevante omstandigheden
4.16
In het kader van de beoordeling van voormelde uitlatingen overweegt het Gerecht het volgende.
4.17
Zoals gezegd maken [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een radioprogramma waarin zij de actualiteiten bespreken en becommentariëren. Zij geven daarbij bij voortduring en met de nodige aandacht voor het vertoon en vermaak van het publiek hun mening en zijn daarin niet terughoudend. Aangenomen mag worden dat voor het publiek (de luisteraars of de kijkers van de live stream) duidelijk is dat het om meningen gaat en niet, althans grotendeels niet om feitelijke uitlatingen die deugdelijk onderzocht en (daarmee) juist zijn. Ook is door de vorm en invulling van het programma (zoals door het gebruik van geluidseffecten) duidelijk dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich ook van een bepaalde mate van overdrijving en provocatie bedienen.
4.18
Tijdens de radio-uitzending van 7 juli 2022 is door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aandacht besteed aan een tweetal administratiefrechtelijke uitspraken in de zaak van een cliënt van [eiseres], een op dat moment in Aruba verblijvende illegale vreemdeling ten aanzien van wie, zoals door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onweersproken is gesteld, door de rechter was beslist dat hij Aruba moest verlaten. In die rechtszaken werd door de cliënt van [eiseres], bijgestaan door [eiseres] als advocaat, verzocht het uitgegeven verwijderingsbevel in te trekken of te schorsen en om hem een “schadevergoeding” toe te kennen. De cliënt van [eiseres] is in deze zaken in het ongelijk gesteld. Ook hield deze cliënt zich op dat moment, zoals [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet, althans onvoldoende weersproken hebben gesteld, schuil om uitzetting te voorkomen. Voor de zaak van de cliënt van [eiseres] bestond veel media-aandacht, onder meer doordat deze cliënt zelf en zijn moeder de media opzochten.
4.19 [
gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben hun mening gegeven over onder meer de door de cliënt van [eiseres] gedane verzoeken en de rol daarbij van [eiseres] als advocaat. De daarbij gedane uitlating dat de cliënt van [eiseres] illegaal is, was (op dat moment) feitelijk juist. Ook de uitlating dat [eiseres] haar cliënt verbergt, kan als een feitelijke verklaring worden begrepen. Deze uitlating is gedaan in de kader van het commentaar van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op de situatie van de cliënt van [eiseres] en moet in die context worden bezien. Met de uitlating is echter, gelet op die context en zoals [gedaagde 2] ter zitting ook onweersproken heeft toegelicht, niet bedoeld te zeggen dat [eiseres] feitelijk meewerkt aan het verborgen houden van haar cliënt. Het betreft kritiek van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat [eiseres] haar cliënt niet heeft geprobeerd te bewegen zich niet schuil te houden. Het staat hen vrij dit te vinden. Nu verder als onweersproken vaststaat dat de cliënt van [eiseres] zich schuil hield omdat hij door de Arubaanse autoriteiten werd gezocht en [eiseres] evenmin heeft betwist dat zij, als zijn advocaat, zou kunnen weten waar haar cliënt verblijft, is deze uitlating voldoende feitelijk onderbouwd. Dat [eiseres] als advocaat niet verplicht is de verblijfplaats van een cliënt vrij te geven, doet daar niet aan af.
4.2
De uitlatingen dat [eiseres] een zaak heeft aangenomen die veel media-aandacht krijgt en dat zij bij het verliezen van een dergelijke zaak kan worden bekritiseerd, zijn op in zijn algemeenheid gebaseerde argumenten die objectief gezien niet een waardeoordeel over [eiseres] inhouden. Dat [eiseres] in dezen, zoals zij stelt en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben weersproken, de media niet heeft opgezocht, maakt dat niet anders.
4.21
De overige uitlatingen kwalificeren als meningen en duidelijke waardeoordelen, die naar het voorlopig oordeel van het Gerecht niet excessief zijn. De uitlating dat [eiseres] een kampioen is in het verliezen van zaken, houdt weliswaar een stevig waardeoordeel in die afbreuk kan doen aan haar professionele eer en goede naam, maar deze uitlating is gedaan naar aanleiding van de sommatie tot rectificatie van uitspraken over twee rechtszaken waarin de cliënt van [eiseres] in het ongelijk is gesteld (en dus zijn verloren) en in een programma waarin, zoals gezegd, een bepaalde mate van overdrijving en provocatie niet wordt geschuwd. Ditzelfde geldt voor de uitlatingen dat [eiseres] haar toga moet uittrekken, niet meer moet werken en is ‘mislukt als advocaat’. Deze uitlatingen zijn, zo begrijpt het Gerecht, door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gedaan mede in het kader van hun betoog dat [eiseres] volgens hen op een andere wijze met de zaak van haar cliënt om had moeten gaan. Dit mogen zij vinden en bezien in de context waarin de uitlating is gedaan, gaat de uitlating naar het voorlopig oordeel van het Gerecht niet te ver. De uitlatingen dat [eiseres] niet blij is dat is gezegd dat zij de zaak heeft verloren en dat zij boos is, zijn gedaan naar aanleiding van de namens [eiseres] gedane sommatie tot rectificatie en kent aldus een feitelijke basis. In hun (naar het oordeel van het Gerecht:) felle reactie op de gesommeerde rectificatie, hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich ook uitgelaten over de volgens hen aanwezige banden van [eiseres] met de politiek. De uitlatingen dat [eiseres] goede connecties heeft met het ministerie, dicht bij de politiek zit en bij de politiek uithuilt wanneer zij een zaak verliest, zijn, hoe dun ook, niet van iedere feitelijke grondslag gespeend. Vast staat dat [eiseres] zich geruime tijd geleden, in 2009, verkiesbaar heeft gesteld en daarmee in de publiciteit is geweest. Daarnaast moeten ook deze uitlatingen worden bezien in de context en de aard van het programma waarin deze zijn gedaan.
4.22
De uitlating dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] - kort gezegd - iedere door [eiseres] verloren zaak onder de aandacht van het publiek zullen brengen, zodat men weet dat men niet naar haar als advocaat moet gaan, heeft [eiseres] als een bedreiging ervaren. Hoewel te begrijpen valt dat een dergelijke uitlating voor [eiseres] onaangenaam is en haar het gevoel geeft in de gaten te worden gehouden, is van een bedreiging geen sprake. Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht betreft het een reactie (en vooralsnog niet meer dan dat) op de door [eiseres] gesommeerde rectificatie, die door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kennelijk (mede) aldus is opgevat dat zij van [eiseres] niet mogen berichten dat zij een zaak heeft verloren. Daarenboven is het [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in principe toegestaan in hun programma aandacht te besteden aan in het openbaar uitgesproken rechtszaken, en dus ook aan die waarin [eiseres] als advocaat optreedt.
4.23
Voor wat betreft de uitlatingen over de advocaat van [eiseres] tot slot, geldt dat deze niet als onrechtmatig jegens [eiseres] kunnen worden aangemerkt. Dat [eiseres] de opmerkingen heeft ervaren als een aanval op haar (omdat zelfs op haar advocaatkeuze kritiek wordt geuit), maakt dat niet anders.
Slotsom
4.24
Hoewel voormelde gedane uitlatingen vervelend zijn om mee te worden geconfronteerd en, zoals het Gerecht ter zitting is gebleken, [eiseres] ook erg raken, is het Gerecht bij afweging van alle voormelde omstandigheden vooralsnog van oordeel dat de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in dit geval zwaarder weegt dat het recht van [eiseres] op bescherming van de eer en goede naam. Dit leidt er voorshands toe dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met hun uitlatingen niet onrechtmatig jegens [eiseres] hebben gehandeld.
4.25
De stellingen van [eiseres] kunnen niet slagen. Haar vorderingen zullen, wat daar overigens ook van moge zijn, worden afgewezen.
4.26 [
eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gevallen. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,- aan salaris gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,- aan salaris gemachtigde;
5.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 3 oktober 2022 in aanwezigheid van de griffier.