ECLI:NL:OGEAA:2022:47

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
AUA202103427
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen betalingsbevel in civiele procedure tussen een natuurlijke persoon en een bank

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de opposant, een natuurlijke persoon, verzet aangetekend tegen een eerder uitgesproken betalingsbevel in een verstekprocedure. De zaak betreft een vordering van de naamloze vennootschap Caribbean Mercantile Bank N.V. (CMB) tegen de opposant, die in persoon procedeerde. De procedure is gestart met een betalingsbevel dat CMB had gevorderd, waarin de opposant werd bevolen een bedrag van Afl. 5.912,31 te betalen, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente. De opposant erkende de hoofdsom verschuldigd te zijn, maar stelde dat hij niet op de hoogte was van de verstekprocedure en dat hij, indien hij dat wel had geweten, een betalingsregeling had kunnen treffen om bijkomende kosten te vermijden.

Tijdens de comparitie van partijen op 1 februari 2022 heeft de opposant zijn verweer toegelicht en aangegeven dat hij in betalingsproblemen was geraakt door persoonlijke omstandigheden. CMB heeft haar eis gewijzigd en vorderde nu ook de proceskosten. Het Gerecht heeft de wijziging van eis van CMB gedeeltelijk afgewezen, omdat dit in strijd was met de goede procesorde. Het Gerecht heeft uiteindelijk geoordeeld dat de gevorderde hoofdsom toewijsbaar was, evenals de buitengerechtelijke incassokosten tot een bepaald bedrag en het griffierecht. Het Gerecht heeft het verzet gegrond verklaard, het eerdere betalingsbevel vernietigd en de opposant veroordeeld tot betaling van het oorspronkelijke bedrag aan CMB, vermeerderd met de toegewezen kosten.

De uitspraak is gedaan op 16 maart 2022 door mr. M.E.B. de Haseth, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het Gerecht heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 16 maart 2022
Behorend bij A.R. nr. AUA202103427
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
op het verzet van:
[opposant],
te Aruba,
opposant,
hierna te noemen: [opposant],
procederend in persoon,
tegen:
de naamloze vennootschap
CARIBBEAN MERCANTILE BANK N.V.,
te Aruba,
geopposeerde, hierna te noemen: CMB,
gemachtigde: B.R. Roos.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 15 december 2021 blijkt uit het tussenvonnis van dit gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de comparitie van partijen, gehouden op 1 februari 2022, in aanwezigheid van [opposant] in persoon en CMB vertegenwoordig door Roos;
- de akte uitlating zijdens CMB, ingediend op 15 februari 2022.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
CMB heeft in de verstekprocedure gevorderd om tegen [opposant] een betalingsbevel uit te vaardigen, waarbij hij uitvoerbaar bij voorraad wordt bevolen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan CMB te betalen het bedrag van Afl. 5.912,31, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten van 15% en de contractuele rente van 16,5% per jaar, verschuldigd vanaf 27 juli 2019 tot de dag der voldoening en het door CMB betaalde vastrecht.
2.2
Daaraan heeft CMB ten grondslag gelegd dat [opposant] een schuldbekentenis heeft ondertekend en dat [opposant] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van die overeenkomst.
2.3
Bij beschikking van dit Gerecht van 26 augustus 2020 onder zaaknummer BB no. AUA202000807 heeft het Gerecht [opposant] bevolen tot betaling van Afl. 5.912,31, te vermeerderen met de contractuele rente van 16,5% per jaar vanaf 27 juli 2019 tot de dag der voldoening en de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 750,- en tot betaling van Afl. 600,- wegens de gemaakte proceskosten.
2.4 [
opposant] vordert dat het Gerecht het verzet gegrond verklaart, het betalingsbevel waarvan verzet vernietigt en – opnieuw rechtdoende – de oorspronkelijke vordering van CMB ten aanzien van alle bijkomende kosten afwijst.
2.5
Daaraan heeft [opposant] ten grondslag gelegd dat hij erkent CMB de hoofdsom verschuldigd te zijn, maar dat hij, indien hij op de hoogte was geweest van de verstekzaak, zou zijn verschenen, om een betalingsregeling met CMB te treffen om de bijkomende proceskosten te vermijden.
2.6
CMB voert verweer en concludeert tot bevestiging van de beschikking waarvan verzet.
2.7
Bij voormelde akte van 15 februari 2022 heeft CMB haar oorspronkelijke eis veranderd. De veranderde vordering strekt ertoe om tegen [opposant] een betalingsbevel uit te vaardigen, waarbij hij uitvoerbaar bij voorraad wordt bevolen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan CMB te betalen het bedrag van Afl. 5.912,31, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten van 15%, alsmede de door CMB betaalde griffierechten en overige gedingkosten.
2.8
Voor zover voor de beslissing van belang worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
De onder 2.7 vermelde verandering van eis strekt tot een vermindering, voor zover CMB geen contractuele rente meer vordert, en tot een vermeerdering van de oorspronkelijke eis, voor zover CMB proceskosten vordert. Tot vermindering van eis is CMB, zolang geen eindvonnis is gewezen, te allen tijde bevoegd (artikel 108 Rv). Bovendien is de vermindering van eis in lijn met hetgeen ter comparitie is besproken.
De vermeerdering van eis laat het Gerecht evenwel buiten beschouwing, op de grond dat dit in strijd is met de goede procesorde (artikel 109 Rv). Daarbij neemt het Gerecht in het bijzonder de stand van de procedure in aanmerking, te weten in een verzetprocedure, twee weken nadat de comparitie van partijen heeft plaatsgevonden en het Gerecht een datum voor vonnis heeft aangezegd. In dit verband klemt temeer dat tijdens de behandeling ter comparitie uitvoerig de vraag aan de orde is geweest of [opposant] CMB proceskosten is verschuldigd en zo ja, tot welke hoogte. Indien CMB bij die gelegenheid haar eis in deze zin had vermeerderd, had [opposant] daarop nog adequaat kunnen reageren. Het voorgaande brengt met zich dat de vordering thans is: om tegen [opposant] een betalingsbevel uit te vaardigen, waarbij hij uitvoerbaar bij voorraad wordt bevolen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan CMB te betalen het bedrag van Afl. 5.912,31, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten van 15% en het door CMB betaalde vastrecht.
3.2
Ter comparitie heeft [opposant] zijn verweer nader toegelicht. [opposant] erkent de hoofdsom verschuldigd te zijn en geeft te kennen deze ook te zullen voldoen. Vanwege persoonlijke omstandigheden gedurende de afgelopen jaren is hij in betalingsproblemen geraakt. Aan hem zijn evenwel ten onrechte bijkomende kosten in rekening gebracht, aldus [opposant]. Hij heeft in dit verband verwezen naar een door voornoemde Roos, in zijn hoedanigheid van deurwaarder, opgesteld kostenoverzicht, waarin staat dat [opposant] een bedrag van Afl. 10.324,49 dient te betalen.
3.3
Het Gerecht overweegt verder als volgt.
3.4
De gevorderde hoofdsom komt als onweersproken voor toewijzing in aanmerking.
3.5
De buitengerechtelijke incassokosten zullen conform het Procesreglement 2018 worden toegewezen tot een bedrag van Afl. 750,-, zijnde 1,5 punt van het liquidatietarief 3.
3.6
Het gevorderde vastrecht wordt toegewezen, tot het bedrag van Afl. 100,-
3.7
Dit alles leidt tot de slotsom dat [opposant] uit hoofde van dit vonnis aan CMB verschuldigd is een bedrag van in totaal Afl. 6.762,31 (Afl. 5.912,31 + Afl. 750,- + Afl. 100,-) en dat voor het in rekening brengen van andere bedragen op grond van dit vonnis geen grondslag bestaat.
3.8
Gelet op het vorenoverwogene, zal de bij verstek gegeven beschikking worden vernietigd.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
4.1
verklaart het verzet gegrond;
4.2
vernietigt het betalingsbevel waarvan verzet,
4.3
veroordeelt [opposant] tot betaling aan CMB van een bedrag van Afl. 5.912,31, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 750,- en met Afl. 100,- aan griffierecht;
4.4
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.