In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een moeder, die inmiddels meerderjarig is, om het gezag over haar minderjarige kind te verkrijgen. De moeder, die in persoon procedeerde, verzocht om het ontslag van de voogdes, die sinds 14 juni 2007 was benoemd in verband met de onbevoegdheid van de moeder om het gezag uit te oefenen. De minderjarige, geboren op [geboortedatum], is niet erkend door de vader.
De procedure begon met het indienen van het verzoekschrift op 24 juni 2022, gevolgd door een minderjarigenverhoor op 5 september 2022 en een mondelinge behandeling op 6 september 2022, waarbij zowel de moeder als de voogdes aanwezig waren. De Voogdijraad was vertegenwoordigd door mevrouw [naam raadsonderzoeker]. De uitspraak werd op 29 november 2022 gedaan, waarbij het gerecht oordeelde dat er geen gegronde vrees bestond dat de belangen van de minderjarige zouden worden verwaarloosd bij inwilliging van het verzoek.
De voogdes heeft ingestemd met het verzoek en de Voogdijraad heeft geen bezwaren geuit. Gezien deze omstandigheden heeft het gerecht besloten om de voogdes te ontslaan van de voogdij en de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.