ECLI:NL:OGEAA:2022:447

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
AUA202202314
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst zonder gewichtige redenen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en Rhodhana Security N.V. [Verzoeker], die sinds 2006 in dienst is als beveiliger, heeft verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, onder andere vanwege pesterijen en slecht werkgeverschap door Rhodhana. Hij heeft een vergoeding van Afl. 120.000,- geëist. Rhodhana heeft het verzoek betwist en geconcludeerd tot afwijzing.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 juli 2022 werd ingediend, gevolgd door producties van beide partijen. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 oktober 2022, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen gewichtige redenen zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. [Verzoeker] heeft aangegeven bij Rhodhana te willen blijven werken en Rhodhana heeft verklaard dat er geen vertrouwensbreuk is en dat zij rekening houdt met de gezondheidssituatie van [verzoeker].

Het Gerecht heeft geconcludeerd dat de omstandigheden niet van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve moet eindigen. Het verzoek van [verzoeker] is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 8 november 2022
Behorend bij E.J. nr. AUA202202314
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
de naamloze vennootschap
RHODHANA SECURITY N.V.,
gevestigd te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Rhodhana,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 22 juli 2022;
- de producties van de zijde van Rhodhana, ingediend op 6 oktober 2022;
- het verweerschrift, ingediend op 10 oktober 2022.
1.2
De mondelinge behandeling van de zaak heeft, na uitstel op verzoek van Rhodhana, plaatsgevonden op 11 oktober 2022. [Verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Namens Rhodhana zijn verschenen dhr. [T], financieel manager van Rhodhana, en mr. Gravenstijn voornoemd. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, beide mede aan de hand van een voorgedragen en overgelegde pleitnota, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Voorafgaand aan de zitting zijn namens [verzoeker] nog nadere producties in het geding gebracht.
1.3
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden, alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende tussen partijen vast.
2.2 [
Verzoeker], thans 69 jaar oud, is sinds 22 juni 2006 in vaste dienst bij Rhodhana in de functie van beveiliger, waarbij hij op verschillende locaties wordt gestationeerd. Zijn salaris bedraagt Afl. 1.833,- per maand.
2.3
Sinds 2011 is [verzoeker] geconfronteerd met verschillende (ernstige) medische klachten, waaronder hartproblemen en huidkanker. Vanwege zijn ziekte heeft hij zich met regelmaat ziek moeten melden.
2.4
Op 15 januari 2019 heeft Rhodhana [verzoeker] aangeboden de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen tegen een vergoeding van Afl. 9.179,45. [verzoeker] heeft hier niet mee ingestemd.
2.5 [
Verzoeker] ontvangt sinds hij 65 jaar is geworden een AOW-uitkering van Afl. 453,- per maand.
2.6
Rhodhana heeft op 9 juni 2022 aan [verzoeker] voorgesteld om parttime te gaan werken. Ook hier heeft [verzoeker] niet mee ingestemd.
2.7
Op 20 juli 2022 heeft Rhodhana [verzoeker] voor drie dagen geschorst, omdat hij volgens Rhodhana zonder afmelding niet op zijn werk was verschenen (‘no show, no call’).

3.HET VERZOEK

3.1 [
Verzoeker] verzoekt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst tussen hem en Rhodhana wegens gewichtige te ontbinden, onder toekenning aan hem van een ten laste van Rhodhana komende vergoeding naar billijkheid van Afl. 120.000,-, kosten rechtens.
3.2 [
Verzoeker] grondt zijn verzoek erop dat sprake is van pesterijen van de zijde van Rhodhana, omdat zij van [verzoeker] vanwege zijn ziekte als werknemer af wil. Zo heeft Rhodhana hem een als een fooi aan te merken “pakketje” aangeboden om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, heeft zij hem voorgesteld parttime te gaan werken en laat zij [verzoeker] op voor hem uitermate ongeschikte plaatsen werken. Daarnaast is sprake van slecht werkgeverschap omdat [verzoeker] in 2019 door toedoen van Rhodhana geen werkvergunning had en daardoor niet was verzekerd, omdat Rhodhana geen passende verzekering heeft afgesloten om te voorkomen dat [verzoeker] tijdens arbeidsongeschiktheid langer dan twee jaar geen inkomsten meer ontvangt en omdat de schorsing op 20 juli 2022 ongegrond en chicaneus is.
3.3
Rhodhana voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek, kosten rechtens.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beslissing van belang, worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
De arbeidsovereenkomst tussen partijen kan wegens gewichtige redenen worden ontbonden. Als gewichtige redenen worden beschouwd omstandigheden die een dringende reden voor ontslag op staande voet zouden hebben opgeleverd dan wel veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
4.2
Op grond van hetgeen partijen in de stukken en ter zitting over en weer hebben aangevoerd, bestaan naar het oordeel van het Gerecht geen gewichtige redenen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.3 [
Verzoeker] heeft ter zitting verklaard bij Rhodhana werkzaam te willen blijven. [Verzoeker] geniet slechts een klein pensioen en is van zijn inkomsten uit arbeid voor zijn levensonderhoud afhankelijk. Rhodhana heeft ter zitting herhaald dat wat haar betreft geen sprake is van een vertrouwensbreuk en dat [verzoeker] in dienst kan blijven. Tevens heeft Rhodhana toegezegd te bewerkstelligen dat [verzoeker] zoveel als mogelijk op zijn voorkeursplek bij Paradise Beach Villas zal worden ingeroosterd en enkel in het uiterste geval van nood nog bij Serlimar te Parkietenbos (de dump; hierna: Parkietenbos) zal worden geplaatst. Na een korte schorsing van de zitting voor beraad, heeft [verzoeker] weliswaar meegedeeld dat hij er geen vertrouwen in heeft dat Rhodhana deze toezegging ook daadwerkelijk na zal komen, maar dit heeft hij niet, althans niet voldoende concreet onderbouwd. Gelet hierop en nu Rhodhana, zoals hierna in 4.4 wordt besproken, ook overigens steeds zoveel mogelijk met de gezondheidssituatie van [verzoeker] rekening heeft gehouden, heeft het Gerecht geen aanleiding om aan te nemen dat de toezegging niet gestand zal worden gedaan.
4.4
Ook is niet gebleken dat het handelen van Rhodhana jegens [verzoeker] erop is gericht [verzoeker] weg te pesten. Nadat in 2015 door de verzekeringsarts van SVB was bericht dat [verzoeker] niet langer in staat was om nachtdiensten te draaien, heeft Rhodhana daaraan gevolg gegeven door [verzoeker] niet meer op nachtdiensten in te roosteren. Ook werd [verzoeker] vanwege zijn gezondheidstoestand niet in de ochtenddienst op de wachtpost bij Parkietenbos geplaatst, omdat deze dienst erg druk is. Vanaf begin dit jaar is [verzoeker], behoudens een paar keer in juli, in het geheel niet meer op de wachtpost bij Parkietenbos geplaatst. Dit omdat [verzoeker] vanwege zijn gezondheid daar niet (meer) kan dan wel wil werken. Voor wat betreft die twee of drie keren in juli 2022 heeft Rhodhana niet, althans onvoldoende weersproken uiteengezet dat dit enkel was gebeurd omdat [verzoeker] na een langere afwezigheid vanwege ziekte weer op het werk was teruggekeerd en zijn rooster toen niet meteen op de voor hem meest geschikte wijze kon worden ingepast. Dat [verzoeker] op de post bij Parkietenbos is geplaatst enkel om hem te treiteren, kan dan ook niet worden gezegd. Ditzelfde geldt voor de avonddiensten die [verzoeker] bij Parkietenbos heeft moeten draaien. Volgens [verzoeker] is ook hier sprake van pure pesterij van Rhodana omdat hij na afloop van deze dienst om 23:00 uur om naar huis te keren een lange weg dient af te lopen om bij de hoofdverkeersader van Aruba een bus te nemen (die dan echter niet meer rijdt). Ter zitting heeft [verzoeker] toegelicht dat dit voor hem vervelend is omdat hij niet over eigen vervoer beschikt. Dit geldt echter voor meer collega’s en deze collega’s laten zich, zoals tussen partijen niet in geschil, door een door hen ingehuurde persoon tegen een kleine vergoeding naar huis brengen. Rhodhana heeft, zo heeft zij gesteld en [verzoeker] erkend, ook [verzoeker] de gegevens van deze persoon verstrekt. Uit de gang van zaken op 6 augustus 2022 volgt verder evenmin dat Rhodhana zich op 6 augustus 2022 onheus tegen [verzoeker] heeft opgesteld. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat [verzoeker] die dag om 13:30 uur een afspraak had met een specialist en dat Rhodhana hem die dag om 15:00 uur had ingeroosterd (de gebruikelijke aanvangstijd van een middagdienst). Vanwege die afspraak met een arts had Rhodhana, zoals [verzoeker] wist, ervoor gezorgd dat een collega standby stond om in te vallen voor het geval [verzoeker] niet op tijd op zijn werk kon zijn. De stelling van [verzoeker] dat Rhodhana zich die dag onsympathiek jegens hem heeft opgesteld, kan daarom niet slagen.
4.5
Met betrekking tot de schorsing van [verzoeker] op 20 juli 2022 geldt als volgt. Rhodhana heeft niet, althans onvoldoende weersproken gesteld dat haar interne regels voorschrijven dat een werknemer zich vier uur voor aanvang van een dienst bij haar moet afmelden. Vast staat dat de namens [verzoeker] op 20 juli 2022 verstuurde brief dat hij niet zal komen werken, kort voor aanvang van zijn dienst, en daarmee niet binnen de gestelde termijn, is verstuurd. Daarnaast had [verzoeker], zo stelt Rhodhana, zich ziek moeten melden bij SVB, hetgeen hij niet heeft gedaan. [verzoeker] heeft hiertegen weliswaar aangevoerd dat SVB tegen hem had gezegd dat hij zich bij hen niet meer ziek hoefde te melden omdat hij niet langer voor een uitkering van de SVB in aanmerking komt, maar dit kan hem niet baten. Ook als deze mededeling inderdaad aan [verzoeker] is gedaan, laat dat onverlet dat [verzoeker] is gehouden de binnen Rhodhana geldende regels na te leven. Dat hij naar aanleiding van die mededeling van SVB overleg heeft gevoerd met Rhodhana over hoe hiermee om te gaan, is gesteld noch gebleken. Dit had wel op zijn weg gelegen. Van een ongegronde en chicaneuze schorsing is dan ook geen sprake.
4.6
Vast staat dat Rhodhana [verzoeker] in 2019 onder aanbieding van een vergoeding heeft voorgesteld de arbeidsovereenkomst te beëindigen en in juni van dit jaar heeft voorgesteld om parttime te gaan werken. Rhodhana heeft hierover aangevoerd dat zij dit heeft gedaan indachtig de gezondheidssituatie van [verzoeker] en omdat hij aangaf het werk niet meer goed aan te kunnen. Feiten of omstandigheden die het oordeel rechtvaardigen dat dit enkel is voorgesteld omdat Rhodhana van [verzoeker] af wil, zijn niet, althans niet in voldoende mate gesteld of gebleken. Voor dit oordeel is mede van belang de door Rhodhana overgelegde verklaring van 2 september 2022 van [C], bemiddelaar arbeidsgeschillen bij Directie Arbeid en Onderzoek, waarin zij schrijft dat [verzoeker] degene is die de wens had dat Rhodhana hem een beëindigingsvergoeding zou aanbieden zodat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden kan worden beëindigd.
4.7
Anders dan door [verzoeker] betoogd, kan Rhodhana niet worden verweten dat zij zich niet heeft verzekerd voor het inkomensverlies dat [verzoeker] leidt doordat hij na het verloop van twee jaren arbeidsongeschiktheid vanwege zijn huidige ziekte geen ziektegeld meer ontvangt. De door [verzoeker] in dit verband aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2005:AR6669) ziet op een andere feitelijke situatie. De omstandigheid verder dat [verzoeker] in 2019, zoals hij stelt en Rhodhana betwist, door toedoen van Rhodhana niet over een werkvergunning beschikte en daardoor niet was verzekerd en met hoge ziektekosten is geconfronteerd, is - wat daar overigens ook van moge zijn - onvoldoende om nu een dringende reden dan wel veranderingen in de omstandigheden aan te nemen die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Ter zitting is tot slot namens [verzoeker] nog gesteld dat veel meer speelt dan thans aan de orde is gesteld, zoals de omstandigheid dat [verzoeker] alsnog geen verlof werd verleend om voor een medische behandeling naar Colombia te reizen. Nu deze laatste stelling niet is geconcretiseerd en hetgeen overigens nog zou spelen op geen enkele wijze is gesubstantieerd, gaat het Gerecht hieraan voorbij.
Slotsom
4.8
Nu geen gewichtige redenen bestaan om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, zal dit verzoek van [verzoeker], en daarmee ook de verzochte vergoeding naar billijkheid, worden afgewezen.
4.9
Het Gerecht ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding de proceskosten te compenseren, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. DE BESLISSING
Het Gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
compenseert de kosten van het geding, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en werd in het openbaar uitgesproken op 8 november 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.