ECLI:NL:OGEAA:2022:444

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
AUA202201132
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de beoordeling van dringende redenen in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen de verzoeker, een werknemer van Renaissance Aruba Resort & Casino, en zijn werkgever. De werknemer was op staande voet ontslagen omdat hij een oplader van de werkgever had meegenomen. De werknemer betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en verzocht om wedertewerkstelling en betaling van achterstallig loon. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werknemer de oplader onbewust had meegenomen en dat er geen dringende reden was voor het ontslag. De werkgever had niet aangetoond dat de gedragingen van de werknemer zodanig ernstig waren dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet van hem gevergd kon worden. Het Gerecht heeft de vorderingen van de werknemer toegewezen, hem verlof verleend om kosteloos te procederen, en de werkgever veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en wedertewerkstelling. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij ontslagprocedures en de noodzaak om dringende redenen goed te onderbouwen.

Uitspraak

Beschikking van 25 oktober 2022
Behorend bij E.J. nr. AUA202201132
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
te Aruba,
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. S.A. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschappen
1. BOULEVARD N.V.,
2. SEAPORT MANAGEMENT N.V.,
h.o.d.n. Renaissance Aruba Resort & Casino,
beiden gevestigd in Aruba,
verweersters,
hierna tezamen te noemen: Renaissance en afzonderlijk Boulevard respectievelijk Seaport Management,
gemachtigde: de advocaat mr. A.E. Barrios,

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 28 april 2022;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 28 juni 2022;
- de brief met producties zijdens Renaissance, ingediend op 25 augustus 2022;
- de pleitaantekeningen van [verzoeker];
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 30 augustus 2022, waarbij zijn verschenen [verzoeker] in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde, en Renaissance, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam HR] (Human Resources Manager).
1.2
De datum voor de beschikking is nader bepaald op heden.
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1 [
verzoeker] is op [datum indiensttreding op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van Renaissance in de functie van B&F waiter/server. [verzoeker] verdiende laatstelijk een brutoloon van Afl. 106,40 per dag.
2.2
Op pagina 52 van het personeelshandboek van Renaissance, dat op de arbeidsovereenkomst van partijen van toepassing is, staat, voor zover van belang, as volgt:

6.1.3 Theft
(…) Theft is thus considered one of the most serious offenses requiring disciplinary action. Discipline will be based on the principle of theft, not merely on the value of the stolen asset. Wind Creek Hospitality realizes that each circumstance is different and will, therefore, evaluate each incident of theft to ensure that every reasonable doubt surrounding the situation is removed before termination of a team member occurs. Theft is considered to be of a very serious nature, and even a first offense generally results in termination. (…) Please note that theft is not necessary the ‘criminal’ act of theft but involves all actions of unauthorized removal or storage of company property (…)“.
2.3
In 2019 heeft [verzoeker] twee waarschuwingen gekregen. Eén voor het meerdere keren te laat op het werk verschijnen en een andere voor het gebruiken van de inlogcode van de supervisor om een bestelling in het systeem te annuleren. In 2021 heeft [verzoeker] zes waarschuwingen gekregen voor het niet volgen van instructies (tweemaal), in het bijzijn van gasten in een heftige discussie gaan met een collega, het zelf ondertekenen van op een rekening van een gast, het onzorgvuldig omgaan met voorwerpen van Renaissance en het zonder toestemming verlaten van het werk.
2.4
Op 7 februari 2022 is [verzoeker], hangende een onderzoek, met behoud van loon geschorst.
2.5
Bij brief van 10 februari 2022 is de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] per onmiddellijk door Renaissance opgezegd. In die brief staat, voor zover van belang, als volgt:
“(
…) On February 6, 2022, our employees working at the IRD station noticed that the charger of the iPad, needed to process all orders, was missing. Since you had worked during the shift when the charger in question went missing, you were called on February 7, 2022, and asked whether you knew of the whereabouts of the charger in question, to which you replied that you did not know. Upon further investigation and upon reviewing the video footage, you were seen taking the charger in question from the IRD station at or around 2:17PM on February 6, 2022. You were later seen walking with the charger in your pants’ pocket.
On February 7, 2022, we discussed this matter with you (…). During this meeting, after you were informed that the footage of the surveillance camera showed that you had taken the iPad charger, you admitted that you had taken the charger. According to you, you had forgotten that you had borrowed the iPad charger to charge your phone and had taken it home with you by mistake. (…).
As you are aware, employees are not allowed to take chargers from work stations, since this can seriously hamper the operations of the work station in question. Furthermore, you are aware that the unauthorized removal of Company property is a serious violation of our rules and regulations.
We have in the meantime reviewed tour file and established that on several other occasions you have violated our rules and regulations. We are referring to the following incidents:
-
December 25, 2021: you received a written warning for not following a direct instruction given by your supervisor;
-
November 7, 2021: you received a written warning for leaving your work station – and the hotel property – for almost 30 minutes without authorization of your supervisor/manager;
-
October 11, 2021: you received a written warning for displaying lack of care for company assets;
-
September 18, 2021: you received a written warning for closing out a check without the guest’s signature and signing the check yourself;
-
July 25, 2021: you received a written warning for inappropriate behavior in front of guests: you had an altercation with a colleague in front of guests;
-
January 7, 2021: you received a written warning for refusing to following instructions to serve a guest;
-
January 7, 2021: you received a written warning for refusing to following instructions to serve a guest;
-
June 22, 2019: you received a written warning for using your supervisor’s code to make changes in the system (such as voiding checks) which is completely against company’s policy);
-
June 9, 2019: you received a written warning for not reporting to work according to your schedule – you arrived more than an hour late for work;
We met with you once again on February 9, 2022, to discuss this matter with you. According to you, it would have been busy February 6, 2022, and that would have been the reason you forgot the charger in your pocket and took it home with you. You further claimed that when your supervisor called you the next day to inquire about the charger, you would have been asleep and that is the reason why you had told him you did not know anything about the charger. However, as per our information, it was not busy on the day in question. Furthermore, you could not give an explanation why you did not inform your supervisor/manager that you had taken the charger with you by mistake when you reached home that day and/or when explicitly asked for the whereabouts of the charger on February 7, 2022.
The incidents of February 6, 2022, and February 7, 2022, as described above, individually, as well as in connection with all previous incidents as mentioned above, have caused us to lose all trust in you and individually, as well as in connection with the previous incidents as mentioned above, are considered an urgent reason for the immediate termination of your labor agreement as per today (…)”.
2.6
Bij brief van 17 februari 2022 heeft [verzoeker] de nietigheid van het ontslag ingeroepen, zich bereid verklaard de bedongen werkzaamheden te blijven verrichten en Renaissance gesommeerd om zijn loon door te betalen.
2.7
Bij brief van 14 maart 2022 heeft Renaissance [verzoeker] bericht dat zij persisteert in het ontslag.

3.HET VERZOEK

3.1
In het verzoekschrift staat het volgende:
“WESHALVE verzoeker zicht tot U.E.A. wenst met het eerbiedig verzoek bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
- verzoekster gratis admissie te verlenen;
- het toekennen van een billijkheidsvergoeding aan verzoeker van het bedrag van Afls 16.654.20 Afls vermeerderd met e.e.a. vermeerderd met de vertragingsrente c.q. de wettelijke rente;
- dan wel enig ander bedrag dat U E.A. in goede justitie vermag bepalen,
- met veroordeling van gerekesteerde in de kosten van dit geding.”
3.2 [
verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij op staande voet is ontslagen terwijl zich geen daartoe vereiste dringede reden heeft voorgedaan. Ook heeft Renaissance de opzegbepalingen niet in acht genomen, is er geen sprake van een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden en heeft Renaissance geen toestemming van de directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek om het dienstverband op te zeggen.
3.3
Renaissance heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van [verzoeker] in zijn verzoek, dan wel tot het afwijzen daarvan, althans [verzoeker] het verzoek als ongegrond en onbewezen te ontzeggen, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten. Renaissance stelt dat [verzoeker] haar een dringende reden heeft gegeven voor ontslag op staande voet.
4.DE BEOORDELING
4.1
Uit het door [verzoeker] overgelegde - door de daartoe bevoegde instantie aan hem verstrekte - bewijs van onvermogen blijkt dat [verzoeker] de kosten van deze procedure niet kan dragen. Aan [verzoeker] zal daarom verlof worden verleend tot kosteloos procederen.
4.2
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. Het ontvankelijkheidsverweer van Renaissance zal daarom worden verworpen.
4.3
Het Gerecht constateert gelet op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst dat het dienstverband van [verzoeker] met zowel Boulevard als met Seaport Management is aangegaan. Op grond daarvan zal het Gerecht het verzoek van Renaissance, om de vordering jegens Boulevard af te wijzen, niet toewijzen. Dat alle documenten op naam staan van Seaport Management en het loon ook door Seaport Management wordt uitbetaald, kan Renaissance niet baten. Het Gerecht zal in deze uitspraak er verder van uitgaan dat gedaagden gezamenlijk als werkgever worden aangemerkt.
4.4
Nu het lichaam van het verzoekschrift en hetgeen daarin is vermeld als het verzochte niet geheel op een liggen, heeft het gerecht ter zitting de strekking van het verzoek van [verzoeker] aan de orde gesteld. Desgevraagd heeft [verzoeker] daar te kennen gegeven dat het in het verzoekschrift weergegeven verzoek niet strookt met zijn wens, en aldus een onjuiste weergave daarvan is. [verzoeker] heeft daarbij verklaard dat het te allen tijde zijn wens is geweest om terug aan het werk te gaan. Om die reden heeft hij kort na het gegeven ontslag de nietigheid daarvan ingeroepen en heeft hij vervolgens, nadat aan hem een bewijs van onvermogen is afgegeven, opdat hij kosteloos kan procederen, dit verzoekschrift doen indienen. Het in het verzoekschrift opgenomen verzoek, zoals geformuleerd door zijn gemachtigde, is onjuist en niet gebaseerd op zijn wens, aldus [verzoeker].
Gelet op het vorenstaande, begrijpt het Gerecht het verzoek van [verzoeker] aldus dat hij het Gerecht verzoekt voor recht te verklaren dat het gegeven ontslag nietig is, Renaissance te veroordelen tot doorbetaling van het loon totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd en tot wedertewerkstelling. Hierbij neemt het Gerecht in aanmerking dat Renaissance met deze uitleg van het verzoek van [verzoeker] niet in haar belangen wordt geschaad. Nu [verzoeker] de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen, en ook in het verzoekschrift is vermeld dat hij weer bij Renaissance aan het werk wil, omdat hij van zijn werk houdt, had het voor Renaissance duidelijk kunnen zijn dat [verzoeker] zich aldus in deze procedure op de nietigheid van het gegeven ontslag beroept. Ook in haar verdediging is Renaissance naar het oordeel van het Gerecht niet geschaad. Ook in het geval van een verzoek ter zake van kennelijk onredelijk ontslag, is de eerst te beantwoorden vraag of voor dat ontslag een dringende reden bestaat. Gelet hierop, had Renaissance zich op dit punt moeten voorbereiden en, gezien het verweer van Renaissance, waarbij zij stelt dat [verzoeker] haar een zodanige dringende reden heeft gegeven, heeft Renaissance zich op dit punt ook daadwerkelijk voorbereid. Ten aanzien van de stelling van Renaissance dat zij in het geval zij er op voorhand van op de hoogte was dat [verzoeker] de nietigheid had ingeroepen, zij een voorwaardelijk ontbindingsverzoek had ingediend, overweegt het Gerecht als volgt. Zoals hiervoor overwogen, heeft [verzoeker] de nietigheid van het ontslag op 17 februari 2022 ingeroepen, en voor zover na het indienen van het verzoekschrift van 28 april 2022 enige onduidelijkheid hierover voor Renaissance heeft kunnen ontstaan, kan hieraan zo nodig tegemoet worden gekomen bij de ter zake te geven beslissing.
4.5
Gelet op het vorenoverwogene, is in deze zaak aan de orde de vraag of sprake is van een dringende reden die het gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigt.
De werkgever is op grond van artikel 7:677 BW bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen indien sprake is van een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de werknemer. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag voor hem zou hebben.
4.6
Blijkens de ontslagbrief bestaat volgens Renaissance de dringende reden eruit dat [verzoeker] de aan Renaissance toebehorende oplader zonder toestemming heeft meegenomen, dat hij tijdens het onderzoek geen verklaring heeft kunnen geven waarom hij bij aankomst thuis niet direct aan zijn supervisor/manager heeft gemeld dat hij de oplader had meegenomen en/of er niet eerlijk over was dat hij de oplader had meegenomen toen dit aan hem werd gevraagd, en gelet op de disciplinaire maatregelen die in het verleden reeds aan hem zijn opgelegd.
4.7
Aldus verwijt Renaissance [verzoeker] dat hij een oplader die aan Renaissance toebehoort van het terrein van Renaissance heeft meegenomen. Ter zake heeft [verzoeker] ter zitting verklaard dat hij de oplader heeft meegenomen naar de lunchruimte, waar hij zijn telefoon heeft opgeladen gedurende zijn lunchpauze; een vast gebruik onder de werknemers. Na afloop van de lunchpauze heeft hij de oplader in zijn broekzak gestoken en is teruggegaan naar zijn werkplek. Bij het verlaten van de werkplek zat de oplader kennelijk nog altijd in zijn broekzak. Hij heeft nimmer de intentie gehad om de oplader mee te nemen, of te houden, hij heeft een eigen oplader en is de oplader van Renaissance domweg in zijn broekzak vergeten, aldus [verzoeker]. In dit verband verwijst [verzoeker] naar een overgelegde verklaring van de general manager van de wasserette Gold Water Laundry, waarin staat dat deze een oplader heeft aangetroffen in de kleding die [verzoeker] op de bewuste dag bij de stomerij heeft afgegeven.
4.8
Aldus is niet in geschil dat [verzoeker] met de aan Renaissance toebehorende oplader het terrein van Renaissance heeft verlaten. Ook indien moet worden aangenomen dat [verzoeker] hiermee en voor hem als werknemer geldende regel heeft geschonden, is naar het oordeel van het Gerecht hiermee geen sprake van een dringende reden die het ontslag rechtvaardigt. Daartoe overweegt het als volgt. Voorop wordt gesteld dat aan het ontslag geen diefstal ten grondslag is gelegd, maar enkel het verlaten van het terrein van Renaissance met een aan Renaissance toebehorende oplader. Dat Renaissance een zodanige handeling in haar regels ook aanmerkt als diefstal, maakt dat niet anders, en brengt evenmin met zich dat zodanige handeling naar zijn aard en ernst op een lijn te stellen is met het welbewust achteroverdrukken van eigendommen van Renaissance. Voorts heeft [verzoeker] met zijn verklaring en die van de general manager van de stomerij genoegzaam aangetoond dat hij het hem verweten feite onbewust heeft gepleegd. Het bij het verlaten van het terrein van Renaissance onbewust meenemen van een aan Renaissance toebehorende oplader acht het Gerecht dan ook niet van zodanige aard en ernst als door Renaissance voorgestaan. [verzoeker] heeft voorts gemotiveerd weersproken dat hij welbewust tegen Renaissance oneerlijk is geweest over de gang van zaken rond de oplader. Inherent aan het feit dat [verzoeker] de oplader onbewust heeft meegenomen, is dat hij er bij thuiskomst niet van op de hoogte was dat hij de oplader bij zich had. Indien [verzoeker] zich ervan bewust was dat hij de oplader in zijn broekzak had, dan had hij de broek immers niet bij de wasserij afgegeven zonder deze eerst uit zijn broekzak te halen. Bovendien heeft Renaissance erkend dat [verzoeker] tegen haar heeft verklaard dat hij in de veronderstelling was dat hij de oplader terug had gezet (punt 9 verweerschrift). Ter zitting heeft [verzoeker] opnieuw deze verklaring gedaan, en ook dat hij direct na dit gesprek, toen hij zich een en ander realiseerde, naar de wasserij is gegaan, waar hij de oplader heeft opgehaald, en vervolgens direct terug naar Renaissance heeft gebracht. Al met al is sprake van een menselijke vergissing, niet meer en niet minder. Onder deze omstandigheden had Renaissance, indien zij al een disciplinaire maatregel ter onderstreping van het belang van de handhaving van de regel dat werknemers geen spullen van Renaissance van het terrein mee mogen nemen had willen treffen, kunnen en ook moeten volstaan met een lichter middel.
4.9
De stellingen van partijen met betrekking tot de drukte op bedoeld dag en of [verzoeker] anders dan normaalgesproke het geval alleen op zijn werkplek werkzaam was kunnen gelet op het voorgaande verder onbesproken blijven.
4.1
Nu het incident met betrekking tot de oplader niet is komen vast te staan in de door Renaissance voorgestane zin en bovendien niet kwalificeert als een dringende reden, en uit de ontslagbrief niet blijkt dat de disciplinaire maatregelen die in het verleden zijn gegeven zichzelf een dringende reden zouden opleveren, kunnen ook de stellingen daaromtrent verder onbesproken blijken.
4.11
De conclusie luidt dat de vorderingen van [verzoeker] zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de loonvordering op na te melden wijze wordt toegewezen, met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen.
4.12
Renaissance zal, als de in het ongelijk gestelde partij, uitvoerbaar bij voorraad worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoeker], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
5.DE BESLISSING
Het Gerecht:
5.1
verleent aan [verzoeker] verlof om kosteloos te procederen;
5.2
beveelt Renaissance om aan [verzoeker] een bedrag van vijf maandsalarissen aan
achterstallig loon te betalen, voor de periode van 10 februari 2022 tot aan de datum van
deze beschikking, en vanaf de datum van deze beschikking het loon door te blijven betalen
totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd,
5.3
beveelt Renaissance om [verzoeker] binnen vijf (5) dagen na betekening van deze
beschikking weder te werk te stellen in zijn reguliere functie en werktijden;
5.4
veroordeelt Renaissance in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde
van [verzoeker] tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-;
5.5
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25oktober 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.