ECLI:NL:OGEAA:2022:439

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
AUA202201138 en AUA202201233
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevelschrift tot uitzetting en niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake administratieve rechtspraak

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bevelschrift tot uitzetting van een Venezolaanse appellant. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen zijn uitzetting, maar dit bezwaar werd door de Minister van Justitie en Sociale Zaken niet-ontvankelijk verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft pro forma beroep ingesteld tegen deze beslissing, geregistreerd onder de zaaknummers AUA202201138 en AUA202201233. Tijdens de zitting op 12 oktober 2022 is de appellant niet verschenen, en zijn gemachtigde heeft aangevoerd dat eerdere machtigingen voldoende waren. Echter, het gerecht heeft geoordeeld dat de appellant niet heeft voldaan aan de herstelmogelijkheid om een nieuwe machtiging over te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er twijfels bestaan over de machtiging van de gemachtigde, vooral omdat de handtekening op de machtiging niet leesbaar is en de appellant sinds zijn uitzetting geen contact lijkt te hebben gehad met zijn gemachtigde. Hierdoor kon het gerecht niet vaststellen dat de gemachtigde daadwerkelijk was gemachtigd om de procedures te voeren. Gezien deze omstandigheden heeft het gerecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van een toereikende machtiging in elke procedure en dat eerdere machtigingen niet automatisch geldig zijn in nieuwe procedures.

Uitspraak

Uitspraak van 14 december 2022
Zaaknummers Lar AUA202201138 en Lar AUA202201233

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

van Venezolaanse nationaliteit,
APPELLANT,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 17 maart 2022 heeft verweerder het bezwaar namens appellant door de heer drs. [persoon A] ingediend op 18 januari 2021, gericht tegen de op 6 januari 2021 jegens appellant bevolen uitzetting en het daarbij opgelegde terugkeerverbod, niet-ontvankelijk verklaard.
Daartegen heeft de heer [persoon A] voornoemd namens appellant op 26 april 2022 pro forma beroep ingesteld bij dit gerecht. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AUA202201138.
Bij een andere beslissing van 17 maart 2022 heeft verweerder het bezwaar namens appellant door de heer drs. [persoon A] ingediend op 9 april 2020, gericht tegen de op 19 maart 2020 jegens appellant bevolen uitzetting en het daarbij opgelegde terugkeerverbod, niet-ontvankelijk verklaard.
Hiertegen heeft de heer [persoon A] voornoemd namens appellant op 26 april pro forma beroep ingesteld bij dit gerecht. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AUA202201233.
Op 1 juni 2022 heeft hij de gronden van deze beroepen aangevuld.
Verweerder heeft op 11 oktober 2022 producties bij het gerecht ingediend.
De zaken zijn gevoegd behandeld ter zitting van 12 oktober 2022, alwaar de heer [persoon A] voornoemd voor appellant is verschenen, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 2 november 2022 voor overlegging stukken, met name een nieuwe toereikende machtiging, zijdens appellant.
Appellant heeft ter zitting van 2 november 2022 de verzochte machtiging niet ingediend.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. In deze staat vast, dat appellant begin van het jaar 2021 daadwerkelijk uit Aruba is verwijderd. Bij de onderscheiden pro-forma beroepschriften, die ruim een jaar nadat appellant is uitgezet zijn ingediend, is telkens een kopie van een machtiging van 4 januari 2021 gevoegd en een kopie van het op 25 augustus 2019 verlopen paspoort van appellant. Op deze kopieën is de handtekening van appellant niet leesbaar.
2. Ter zitting van 12 oktober 2022 is appellant niet verschenen. De heer [persoon A] voornoemd heeft daarnaar gevraagd geantwoord, dat in voorgaande zaken appellant reeds machtigingen heeft overgelegd, dat het Hof niet heeft geoordeeld dat hij in elke zaak een nieuwe machtiging dient over te leggen, en dat hij vindt dat de overgelegde machtiging in deze wel degelijk toereikend is. Verder heeft hij gesteld dat hij whatsapp berichten heeft waaruit blijkt dat hij nog contact heeft met de heer [appellant].
3.1
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting is appellant in de gelegenheid gesteld een nieuwe machtiging, met recentere datum, over te leggen, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij nog contact heeft met zijn gemachtigde.
3.2
Het gerecht constateert dat appellant niet heeft voldaan aan de hem geboden herstelmogelijkheid, nu hij geen nieuwe machtiging heeft overgelegd. Het gerecht kan dan ook niet vaststellen dat appellant de gemachtigde daadwerkelijk heeft gemachtigd om onderhavige procedures in te stellen. Dat de wel overgelegde machtiging van 4 januari 2021 in (een) andere procedure(s) is geaccepteerd maakt dit niet anders. Zoals het Hof in zijn uitspraak van 1 december 2022 (AUA2022H00007) heeft overwogen, moet in elke procedure een toereikende machtiging worden overgelegd. Per procedure wordt beoordeeld of die machtiging toereikend is. Een eerder in de procedure gegeven machtiging blijft in beginsel geldig, maar indien daarover twijfels bestaan, mag een nieuwe recente machtiging worden verlangd. Dat mag ook als niet zeker is of de gemachtigde nog contact heeft met zijn cliënt.
In dit geval bestaat bij het gerecht de twijfel dat appellant sinds zijn uitzetting nog contact heeft met de heer [persoon A] en dat hij de heer [persoon A] heeft gemachtigd om voor en namens hem onderhavige procedures te voeren. Deze twijfel wordt versterkt door de omstandigheid dat de handtekening op de machtiging van 4 januari 2021 niet leesbaar is terwijl de handtekening van appellant op zijn verlopen paspoort niet te zien is, zodat het gerecht niet kan vaststellen dat appellant de machtiging heeft getekend. Dit klemt te meer nu de onderscheiden bezwaarschriften niet-ontvankelijk zijn verklaard vanwege het ontbreken van een toereikende machtiging.
4. Gelet hierop zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.