ECLI:NL:OGEAA:2022:421

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
133 van 2022
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en veroordeling poging zware mishandeling met vuurwapen in Aruba

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd in Aruba. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling, waarbij hij op 2 november 2021 met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer 1] heeft geschoten. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor poging doodslag en veroordeling voor poging zware mishandeling, met een gevangenisstraf van drie jaren. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet opzettelijk heeft geschoten en dat er geen bewijs was voor de beschuldigingen. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, voor de poging zware mishandeling oordeelde het Gerecht dat de verdachte wel degelijk opzettelijk handelde, gezien de omstandigheden van het schieten op korte afstand. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en kreeg een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werd het in beslag genomen vuurwapen onttrokken aan het verkeer en werd de auto teruggegeven aan de rechthebbende.

Uitspraak

Parketnummer: P-2021/09135
Zaaknummer: 133 van 2022
Uitspraak: 22 april 2022 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2022. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.F. Falconi, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. T.M. Rethmeier, heeft ter terechtzitting vrijspraak gevorderd van hetgeen de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd.
Hij heeft verder gevorderd dat het Gerecht het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen met munitie en de teruggave van de in beslag genomen auto aan de rechthebbende.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1. dat hij op of omstreeks 2 november 2021 in Aruba, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] in zijn hand werd geraakt, en/of de auto waarin die [aangever] zat, beschoten werd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 2 november 2021in Aruba, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] in zijn hand werd geraakt en/of de auto waarin die [aangever] zat, beschoten werd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 2 november 2021 in Aruba, [slachtoffer 1] heeft mishandeld met een wapen, te weten een vuurwapen, zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Wapenverordening, door met bedoeld vuurwapen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] te schieten, ten gevolgde waarvan die [slachtoffer 1] in zijn hand werd geraakt;
2. dat hij op of omstreeks 2 november 2021 in Aruba een pistool (van het merk Beretta model PX4 STORM met serienummer PX98561) en/of een (of meer) scherpe patro(o)n(en), in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad.

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Feit 1 primair (poging doodslag)
Het Gerecht is, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De verdachte zal daarom, zonder nadere motivering, van het onder 1 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 1 subsidiair (poging zware mishandeling van [aangever])
De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij in de richting van het lichaam van de aangeefster [aangever] (hierna: [aangever]) heeft geschoten.
Naar het oordeel van het Gerecht biedt het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen concrete aanwijzingen die de stelling van de verdachte ontkrachten. Naast de aangifte van [aangever] bevat het dossier geen steunbewijs om tot een bewezenverklaring van poging zwaar lichamelijk letsel van [aangever] te komen. De verklaring van de verdachte wordt bovendien bevestigd door de plaats waar het Bureau Forensisch Technische Onderzoeken (B.F.T.O.) een perforatie en een kogel in de auto (waar [aangever] zat) heeft aangetroffen.
De verdachte zal daarom ook van dit deel van feit 1 subsidiair worden vrijgesproken.

5.Bewijsoverwegingen

Feit 1 subsidiair (poging zware mishandeling van [slachtoffer 1]
De raadsman heeft - naar het Gerecht begrijpt - bepleit dat de verdachte van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken omdat de verdachte geen opzet heeft gehad op zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]).
(Voorwaardelijk) opzet
Het Gerecht ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1].
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting ter terechtzitting is, hoewel daartoe wel aanknopingspunten zijn, onvoldoende gebleken dat de verdachte, op het moment dat hij de kogels afvuurde, vol opzet had op zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1]. Het Gerecht ziet zich derhalve voor de vraag gesteld of sprake is geweest van opzet in voorwaardelijke zin.
De gedraging van de verdachte moet naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg willens en wetens heeft aanvaard, terwijl van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden niet is gebleken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het op korte afstand schieten met een vuurwapen in de richting van het lichaam van een ander een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert. In casu is gelukkig alleen de hand van [slachtoffer 1] geraakt. Onder deze omstandigheden komt het Gerecht tot de conclusie dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de schoten die hij gelost heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen veroorzaken.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.

6.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande:

1 subsidiair

dat hij op
of omstreeks2 november 2021 in Aruba, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
en/of [aangever]opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] in zijn hand werd geraakt
en/of de auto waarin die [aangever] zat, beschoten werd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
dat hij op
of omstreeks2 november 2021 in Aruba een pistool
(van het merk Beretta model PX4 STORM met serienummer PX98561
)en
/of een (of meer)scherpe patro
(o)n
(en
),
in elk gevalzijndeeen vuurwapen en
/ofmunitie als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

7.Bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.

8.Verweren ten aanzien van de strafbaarheid

De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een keer in de richting van de hand van [slachtoffer 1] waar hij de machete in had en een keer in de richting van de achterkant van de betreffende auto heeft geschoten om hem af te schrikken. Hij heeft dat gedaan uit het gevoel dat hij zijn moeder moest beschermen.
Voor zover de verdachte heeft bedoeld te betogen dat hij uit noodweer heeft gehandeld en dat hij derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, overweegt het Gerecht ten aanzien van de strafbaarheid het volgende.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het handelen van de verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Het Gerecht verwerpt het verweer op feitelijke gronden. Naar het oordeel van het Gerecht is het bestaan van een noodweersituatie niet aannemelijk geworden. Uit de zich in het dossier bevindende verklaringen kan worden vastgesteld dat ten tijde van het schieten geen sprake was van een dreigende situatie, waartegen noodzakelijke verdediging was geboden. Er had weliswaar een woordenwisseling plaatsgevonden tussen [slachtoffer 1] en de moeder van de verdachte, waarbij [slachtoffer 1] met een machete in de richting van de moeder heeft gezwaaid, maar de moeder van de verdachte was toen met zoontje weggerend. De verdachte kwam toen naar buiten en heeft in de richting van [slachtoffer 1] geschoten. Op dat moment was er geen sprake van een noodweersituatie of een dreigende situatie, waartegen noodzakelijke verdediging van de moeder van de verdachte was geboden. De verdachte kon overigens in de lucht schieten.
Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.

9.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
Poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:275, eerste lid, juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Feit 2:
Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

10.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

11.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Meer in het bijzonder heeft het Gerecht het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling door op korte afstand met een vuurwapen in de richting van het lichaam van de aangever [slachtoffer 1] te schieten, ten gevolge waarvan de kogel de hand van de aangever heeft geraakt. Het behoeft geen betoog dat wat hier gebeurd is - een plotselinge schietpartij op de openbare weg, waar verschillende buurtbewoners/omstanders getuige van zijn geweest – de gevoelens van onveiligheid versterken.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen met munitie. Het voorhanden hebben van vuurwapens kan gevaarlijke situaties met zich meebrengen. Dit gevaar heeft zich in casu ook verwezenlijkt.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht houdt bij de oplegging van de straf rekening met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder ter zake van een geweldsmisdrijf is veroordeeld.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de jeugdige leeftijd van de verdachte.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Het Gerecht zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

12.In beslag genomen voorwerpen

Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
A. Onttrekking aan het verkeer
Het onder de verdachte in beslag genomen vuurwapen met munitie is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Met behulp van het vuurwapen is het onder 1 subsidiar bewezenverklaarde begaan en het betreft voorwerpen met betrekking tot welke het onder 2 bewezen verklaarde is begaan. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is bovendien in strijd met de wet en het algemeen belang. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
B. Teruggave aan rechthebbende
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven auto zal worden teruggegeven aan [rechthebbende], zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

13.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:22, 1:62, 1:74, 1:75, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
zesendertig (36) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
zes (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
drie (3) jaren,aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen genoemd in rubriek 12A;
gelast de teruggave van het in rubriek 12B genoemd voorwerp aan de rechthebbende [rechthebbende].
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 22 april 2022 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.