Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VERDERE BEOORDELING
in conventie en in reconventie
grieven”, doch volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, ging het om de verdeling van gemeenschapsgoederen tussen twee partijen, [eiseres] en [gedaagde], die in een civiele procedure verwikkeld waren. De procedure begon met een tussenvonnis op 29 december 2021, waarna een comparitie van partijen plaatsvond op 28 januari 2022. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij [eiseres] gebruik maakte van aanvullende producties. Het vonnis werd uiteindelijk uitgesproken op 16 maart 2022.
De rechter heeft vastgesteld dat de hypothecaire restschuld van partijen op peildatum 1 (8 juni 2015) Afl. 399.543,71 bedroeg. [Eiseres] heeft tot de comparitie op 28 januari 2022 Afl. 129.044,83 afgelost, terwijl [gedaagde] niets heeft afgelost. De actuele vrije marktwaarde van het onroerend goed werd vastgesteld op Afl. 750.000,--. Gezien de financiële situatie van beide partijen, werd besloten dat het onroerend goed verkocht moest worden om de netto verkoopopbrengst gelijkelijk te verdelen.
Daarnaast zijn er verschillende financiële verplichtingen vastgesteld, waaronder vergoedingen voor het gebruik van het onroerend goed en de verdeling van belastingrestituties en pensioenaanspraken. Het Gerecht heeft ook de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van de verdeling van gemeenschapsgoederen en de financiële verplichtingen die voortvloeien uit een huwelijk.