ECLI:NL:OGEAA:2022:418

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
264 van 2022
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en mishandeling met een wapen in Aruba

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord op [slachtoffer 1] en mishandeling met een wapen ten aanzien van [slachtoffer 2]. De verdachte heeft op 19 januari 2022 [slachtoffer 1] 25 keer met een mes gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De moeder van [slachtoffer 1] probeerde haar dochter te verdedigen, maar werd ook verwond. De verdachte werd op basis van de feiten en omstandigheden schuldig bevonden aan poging tot moord en mishandeling. De officier van justitie had een gevangenisstraf van tien jaren geëist, en het Gerecht volgde deze eis. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren, met aftrek van voorarrest. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte koelbloedig en nietsontziend te werk was gegaan, en dat de slachtoffers langdurig zouden lijden onder de gevolgen van de steekpartij. De verdachte werd ook verantwoordelijk gehouden voor de angst en onveiligheid die dergelijke misdrijven in de samenleving veroorzaken. Het Gerecht heeft de verbeurdverklaring van het mes gelast dat gebruikt was bij de steekpartij, en de teruggave van andere in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbenden gelast.

Uitspraak

Parketnummer: P-2022/00716
Zaaknummer: 264 van 2022
Uitspraak: 13 mei 2022 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2022. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.A.Th. Kuster, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. P.A.J. van der Biezen, heeft ter terechtzitting vrijspraak gevorderd van hetgeen de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd. Hij heeft verder gevorderd dat het Gerecht het onder 1 (impliciet primair) en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien (10) jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts:
  • de onttrekking aan het verkeer van het onder de verdachte in beslag genomen mes;
  • de teruggave van de in beslag genomen auto en mobiele telefoons aan de rechthebbende(n).
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1. dat hij op 19 januari 2022 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, die [slachtoffer 1] meermalen met een mes, althans een puntig en/of scherp voorwerp in haar borst en/of rug en/of nek en/of hoofd en/of armen, althans haar hele bovenlichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op 19 januari 2022 in Aruba, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk heeft toegebracht aan [slachtoffer 1], immers heeft hij die [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] meermalen met een mes, althans een puntig en/of scherp voorwerp in haar borst en/of rug en/of nek en/of hoofd en/of armen, althans haar hele (boven)lichaam gestoken, waardoor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
2. dat hij op 19 januari 2022 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer 2]meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een puntig en/of scherp voorwerp in haar (rechter)arm heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op 19 januari 2022 in Aruba, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk heeft toegebracht aan [slachtoffer 2], immers heeft hij die [slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een puntig en/of scherp voorwerp in haar (rechter)arm gestoken, waardoor die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op 19 januari 2022 in Aruba, opzettelijk [slachtoffer 2], heeft mishandeld met een wapen , te weten een mes, althans een puntig en/of scherp voorwerp, zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, immers heeft hij die [slachtoffer 2], meermalen, althans eenmaal, in haar (rechter)arm gestoken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2]werd gewond en of pijn ondervond.

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak van feit 2 primair en subsidiair

Feit 2 primair (poging doodslag ten aanzien van [slachtoffer 2])
Het Gerecht is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde (poging doodslag) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feit 2 subsidiair (zware mishandeling ten aanzien van [slachtoffer 2])
In de medische informatie d.d. 20 april 2022 van dr. Ponson over de letsels bij [slachtoffer 2] staat het volgende:
“(…) Op 19 januari jl werd mw. [slachtoffer 2] met de ambulance binnenbracht (…) Bij aankomst op de SEH hebben wij kunnen constateren dat zij 2 steekwonden op de rechterarm had opgelopen. Er was geen sprake van ernstige bloeding op dat moment en functie en vitaliteit van de arm en hand waren goed en niet bedreigd. Zij is ter observatie opgenomen en kon op 21 januari in goed conditie het ziekenhuis verlaten. De letsels hebben voor zover ik heb kunnen vernemen, geen blijvende schade aangericht.(…)”
Het Gerecht is gelet op voornoemde medische informatie van oordeel dat de letsels bij [slachtoffer 2] geen zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 2: 275 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba opleveren, zodat de verdachte reeds daarom van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 (impliciet primair) en 2 meer subsidiair is ten laste gelegd, met dien verstande:
Feit 1 (impliciet primair)
dat hij op 19 januari 2022 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
al dan nietmet voorbedachten rade
, althans opzettelijk,[slachtoffer 1]van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
, althans met dat opzet,die [slachtoffer 1] meermalen met een mes
, althans een puntig en/of scherp voorwerpin haar borst en
/ofrug en
/ofnek en
/ofhoofd en
/ofarmen
, althans haar hele bovenlichaamheeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2 meer subsidiair
dat hij op 19 januari 2022 in Aruba
,opzettelijk [slachtoffer 2]
,heeft mishandeld met een wapen , te weten een mes,
althans een puntig en/of scherp voorwerp,zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, immers heeft hij die [slachtoffer 2]
,meermalen
, althans eenmaal,in haar
(rechter
)arm gestoken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] werd gewond en
ofpijn ondervond.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

6.Bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.

7.Bewijsoverwegingen

Poging moord op [slachtoffer 1]
Aan de verdachte is - onder 1 impliciet primair - poging tot moord op de aangeefster [slachtoffer 1] ten laste gelegd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van poging moord zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er was geen sprake van een vooropgezet plan. De verdachte had geen opzet tot het beroven van het leven van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]). Hij heeft die dag in een uitbarsting van jaloezie en woede gehandeld. Er was dus sprake van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Voorbedachte raad
Het Gerecht stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij het Gerecht het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Uit de bewijsmiddelen komt het volgende naar voren.
Op 19 januari 2022 heeft de verdachte tot 15:00 uur gewerkt. De verdachte heeft verklaard dat hij tijdens het werk met iemand had gesproken en dat die persoon aan hem had verteld dat hij met [slachtoffer 1] uit ging. Dit kwam erg hard aan nu zij nog een relatie met elkaar hadden, aldus de verdachte. Omstreeks 16:49 uur ging de verdachte naar het werk van [slachtoffer 1] en heeft daar de ventielen van twee van haar autobanden vernield. [slachtoffer 1] was omstreeks 18:00 uur klaar met werken en zag toen wat er met haar autobanden was gebeurd. Zij kreeg toen een lift van haar supervisor om naar huis te gaan. Bij haar thuis zag zij dat de verdachte verderop in zijn auto op haar aan het wachten was. Zij werd toen bang en vroeg aan haar supervisor om naar de politie te gaan zodat zij aan de politie kon vragen om haar naar haar huis te begeleiden.
Omstreeks 21:10uur sprak de politie met [slachtoffer 1] bij de politiewacht. Hierna zijn zij samen met [slachtoffer 1] naar haar huis gereden. Thuis was de verdachte nog steeds op haar aan het wachten. Toen hij de politie zag begon hij meteen weg te rijden. De politie heeft hem toen gestopt en met hem gesproken. [slachtoffer 1] heeft ten overstaan van de politie aan de verdachte duidelijk gemaakt dat de relatie over was. De politie heeft de verdachte medegedeeld dat hij niet meer bij het huis van [slachtoffer 1] mocht gaan.
Omstreeks 21:24uur stuurde [slachtoffer 1] een foto van de politie die met de verdachte aan het praten was naar haar supervisor. De verdachte ging daarna naar de politiewacht en heeft daar geklaagd over een geldbedrag dat hij aan [slachtoffer 1] zou hebben geleend en dat hij terug zou willen krijgen. Hij is toen verwezen naar een advocaat voor een civiele procedure. Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij na het gesprek met [slachtoffer 1] en de politie over alle lelijke dingen die [slachtoffer 1] in bijzijn van de politie aan hem heeft gezegd bleef nadenken.
Omstreeks 22:23 uurwas [slachtoffer 1] in haar slaapkamer aan de telefoon met haar supervisor. Ongeveer 14 minuten hierna begon [slachtoffer 1] opeens tijdens het gesprek te schreeuwen alsof zij door iemand werd aangevallen.
Omstreeks 22:40 uurkreeg de centrale meldkamer van de politie melding over een steekpartij bij [slachtoffer 1] thuis.
[slachtoffer 1] heeft het volgende verklaard. Toen zij aan de telefoon was met haar supervisor hoorde zij een glazen voorwerp in de woonkamer kapot gaan. Zij liep naar de woonkamer en zag dat de glazen van de voordeur gebroken waren en dat de verdachte buiten de voordeur stond met een groot mes in zijn hand. De verdachte klom via de gebroken ruit van de voordeur naar binnen en ging meteen op haar af. Hij zei tegen [slachtoffer 1] dat indien hij geen relatie met haar kon hebben, zij ook geen relatie met iemand anders kon hebben en begon [slachtoffer 1] meteen met het mes te steken.
De verdachte heeft [slachtoffer 1] 25 keer in het bovenlichaam met het mes gestoken, te weten borst, buik, rug, hoofd en nek, en beide armen. Toen [slachtoffer 1] op de grond viel ging de verdachte door met het steken van [slachtoffer 1]. Uit de verklaring van de neuroloog blijkt dat schade werd toegebracht aan de ruggenmerg van [slachtoffer 1] ter hoogte van wervel C4. Ook werd schade toegebracht aan de lever en rechter nier van [slachtoffer 1], hetgeen erop duidt dat het steken met (enige) kracht heeft plaatsgevonden. Volgens de getuigen [getuige] en [slachtoffer 2] was de verdachte erg agressief.
Uit het vorenstaande blijkt dat de verdachte doelbewust, na twee maal met de politie te hebben gesproken, weer naar de woning van [slachtoffer 1] is gereden, met een mes dat hij in de auto had naar de woning is gelopen, de glazen van de voordeur heeft vernield, via de gebroken glazen van de voordeur naar binnen is geklommen, meteen op [slachtoffer 1] afging en meteen op het bovenlichaam van [slachtoffer 1] met het mes is gaan steken. Toen [slachtoffer 1] op de grond viel bleef hij [slachtoffer 1] steken. De moeder van [slachtoffer 1] probeerde haar dochter te helpen maar kreeg ook twee steken in haar arm. Vóór het steken is geen gesprek of enige interactie tussen de verdachte en [slachtoffer 1] - als mogelijke aanleiding voor dit steken - voorafgegaan. Het Gerecht is om deze reden van oordeel dat de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte geen andere conclusie toelaat dan dat sprake is geweest van een vooropgezet plan om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Het Gerecht stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit om [slachtoffer 1] van het leven te beroven (in ieder geval 1 uur; vanaf omstreeks 22:24 uur tot omstreeks 22:37 uur). Indicaties voor het tegendeel zijn het Gerecht niet gebleken. Het dossier biedt geen aanknopingspunten er voor dat de verdachte zou hebben gehandeld in een hevige gemoedsbeweging. Ook volgt dit niet uit de verklaring van de verdachte zelf, nu hij zich niks meer kan herinneren over de periode nadat hij die dag de politiewacht verliet en derhalve geen inzicht heeft gegeven in zijn gemoedstoestand ten tijde van de steekpartij.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het Gerecht het bestanddeel “voorbedachte raad” bewezen zal verklaren. Het Gerecht acht “poging moord op [slachtoffer 1]” dan ook bewezen.

8.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 impliciet primair:
Poging tot moord,
strafbaar gesteld bij artikel 2:262 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Feit 2 meer subsidiair:
Mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

9.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

10.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord op [slachtoffer 1] en mishandeling met een wapen ten aanzien van de moeder van [slachtoffer 1]. Ook toen [slachtoffer 1] op de grond viel en de moeder van [slachtoffer 1] haar trachtte te verdedigen, heeft dit de verdachte er niet van weerhouden om te blijven steken. De verdachte is koelbloedig en nietsontziend te werk gegaan, waarbij hij kennelijk koste wat kost [slachtoffer 1] van haar leven wilde beroven. Dat [slachtoffer 1] niet is overleden is in de gegeven omstandigheden een gelukkige omstandigheid die niet aan de verdachte is te danken. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak langdurig onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. Uit de medische rapporten betreffende [slachtoffer 1] en de brief van [slachtoffer 1] d.d. 22 april 2022 blijkt dat haar onherstelbaar leed is aangedaan. Bovendien leiden dergelijke strafbare feiten tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving van Aruba. Het Gerecht rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de orientatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor moord als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren gegeven. Het Gerecht neemt in aanmerking dat op grond van artikel 1:119, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, bij een poging de maximale gevangenisstraf dat op het misdrijf is gesteld met een derde wordt verminderd.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar ziet hierin geen aanleiding om de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf te matigen.
Het Gerecht heeft kennis genomen van het psychologisch rapport van 13 april 2022 betreffende de verdachte, opgemaakt door drs. M. Boekhoudt (Forensisch GZ-psycholoog (NIP). De psycholoog concludeert om betrokkene het delict verminderd aan te rekenen (verminderd toerekeningsvatbaar). Het delict kan naar het oordeel van de psycholoog niet los worden gezien van zijn licht verstandelijke beperking.
Het Gerecht neemt de hiervoor genoemde conclusie van de psycholoog over en maakt deze tot de zijne.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van na te melden duur, zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

11.In beslag genomen voorwerpen

Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
A. Verbeurdverklaring
Het mes is vatbaar voor verbeurdverklaring. Het mes behoort immers toe aan de verdachte en met behulp daarvan is het onder 1 (impliciet primair) bewezen verklaarde begaan. Het Gerecht zal daarom de verbeurdverklaring gelasten.
B. Teruggave aan de verdachte
Het Gerecht is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen mobiele telefoon van het merk Samsung model A217M. Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast.
C. Teruggave aan rechthebbende
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven mobiele telefoon van het merk Samsung model A10e zal worden teruggegeven aan [slachtoffer 1], zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:67, 1:68, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet primair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
tien (10) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp genoemd in rubriek 11A;
gelast de teruggave van het in rubriek 11B genoemd voorwerp aan de verdachte;
gelast de teruggave van het in rubriek 11C genoemd voorwerp aan de rechthebbende [slachtoffer 1].
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 13 mei 2022 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: