ECLI:NL:OGEAA:2022:415

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
AUA202203364
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot terugplaatsing als feitelijke waarnemer van de functie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau Guarda Nos Costa

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 november 2022 uitspraak gedaan op een verzoek van een ambtenaar, die als feitelijke waarnemer van de functie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau Guarda Nos Costa (Bureau GNC) was aangesteld. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een eerdere beschikking van de Minister van Justitie en Sociale Zaken, waarin was besloten om zijn waarneming per 8 september 2022 stop te zetten. De minister had deze beslissing genomen omdat aan de verzoeker een verklaring van geen bezwaar (vgb) was geweigerd, wat noodzakelijk is voor het vervullen van een vertrouwensfunctie. De verzoeker stelde dat hij recht had op terugplaatsing en dat de minister onterecht had gehandeld door zijn waarneming stop te zetten.

Tijdens de behandeling van het verzoek op 17 oktober 2022, heeft de rechter de feiten en argumenten van beide partijen gehoord. De verzoeker voerde aan dat de minister in strijd met de wet had gehandeld, omdat hij gedurende twee jaar de functie had waargenomen zonder dat er een vgb was vereist. De rechter oordeelde dat de minister in redelijkheid had kunnen besluiten om de waarneming stop te zetten, gezien de weigering van de vgb en de bezwaren die waren gerezen tijdens het veiligheidsonderzoek. De rechter benadrukte dat de beslissing om een voorziening bij voorraad te treffen alleen kan worden genomen als er sprake is van een spoedeisend belang voor de verzoeker.

Uiteindelijk heeft de rechter het verzoek afgewezen, omdat niet kon worden geconcludeerd dat de bodemrechter met een hoge of redelijke mate van waarschijnlijkheid het bezwaar gegrond zou verklaren. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 14 november 2022
Gaza nr. AUA202203364

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek om een beslissing bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Verzoeker],

wonend te Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 6 september 2022 (bestreden beschikking) heeft verweerder besloten om de feitelijke waarneming door verzoeker van de functie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau Guarda Nos Costa (Bureau GNC) met ingang van 8 september 2022 stop te zetten. Daarbij is ook aan verzoeker bericht dat hij na afloop van zijn vakantie- en verlofdagen zijn werkzaamheden bij het Korps Politie Aruba (KPA) dient te hervatten.
Tegen de bestreden beschikking heeft verzoeker op 19 september 2022 bezwaar gemaakt bij het gerecht (bezwaar).
Op 28 september 2022 heeft verzoeker het gerecht verzocht om een beslissing bij voorraad als bedoeld in artikel 94 van de La.
Verzoeker en verweerder hebben nadere stukken ingediend.
Het verzoek is behandeld in raadkamer op 17 oktober 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Verzoeker is ambtenaar in dienst bij het KPA in de rang van onderinspecteur. Hij was tot medio 2020 bij het KPA werkzaam als Chef Honden-unit.
1.2
Verzoeker is per 14 augustus 2020 feitelijk belast met de waarneming van de functie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau GNC. In verband daarmee is verzoeker bij ministeriële beschikking van 20 augustus 2020 [1] gemandateerd om namens verweerder de bevoegdheden bedoeld in artikel 15 en 16 van de Landsverordening Toelating en Uitzetting uit te oefenen.
1.3
Op 17 september 2020 heeft het Departamento Recurso Humano (DRH) verzoeker aangemeld voor een veiligheidsonderzoek bij de Veiligheidsdienst Aruba (Veiligheidsdienst) in verband met de door hem geambieerde functie van Hoofd van Dienst van het Bureau GNC.
1.4
De ministerraad heeft in de vergadering van 30 april 2021 ingestemd met de vastlegging van de aanwijzing van verzoeker als ambtenaar belast met de leiding/in de functie van waarnemend hoofd van het Bureau GNC per 14 augustus 2020 en van de toekenning aan hem van de toepasselijke tegemoetkomingen. Tevens heeft de ministerraad ermee ingestemd om verzoeker per 1 mei 2021 te ontheffen uit zijn functie bij het KPA, met behoud van rechtspositie, en hem te plaatsen bij het Bureau GNC (ministerraadbeslissing).
1.5
Bij beschikking van 13 juli 2022 heeft de minister van Algemene Zaken (Minister) geweigerd om aan verzoeker een verklaring van geen bezwaar (vgb) als bedoeld in artikel 1 van het Landsbesluit aanwijzing vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken (Lavv) af te geven. Daartegen heeft verzoeker op 22 augustus 2022 een bezwaarschrift ingediend.
1.6
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder besloten om de feitelijke waarneming door verzoeker van de functie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau GNC met ingang van 8 september 2022 stop te zetten en hem bericht dat hij na afloop van zijn vakantiedagen zijn werkzaamheden bij het KPA moet hervatten. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd – kort gezegd – dat aan verzoeker een vgb is geweigerd en hij daarom niet belast kan blijven met de feitelijke waarneming van de vertrouwensfunctie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau GNC.
1.7
De formalisering bij landsbesluit van de ministerraadbeslissing heeft tot op heden niet plaatsgevonden.
verzoek en verweer
3.1
Het verzoek strekt tot schorsing van de bestreden beschikking totdat op het bezwaar is beslist en tot terugplaatsing van verzoeker bij het Bureau GNC als feitelijke waarnemer van de functie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau GNC.
3.2
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
beoordeling
4. Het juridisch kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Het oordeel van de rechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
6. Voor het treffen van een voorziening bij voorraad zal slechts aanleiding bestaan, indien de ambtenaar een zodanig spoedeisend belang heeft, dat niet van hem kan worden gevergd dat hij de beslissing in de bodemzaak afwacht.
6.1
Verzoeker heeft naar het oordeel van de rechter voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een spoedeisend belang bij zijn verzoek om een voorziening. Onder meer heeft hij als belang aangevoerd dat zijn terugplaatsing bij het KPA een aanzienlijke demotie en/of non-activiteit voor hem zal betekenen en hij daarom zo snel mogelijk zijn werkzaamheden bij het Bureau GNC wil hervatten. In dit verband acht de rechter het aannemelijk dat naarmate de tijd gedurende welke verzoeker zijn werkzaamheden bij het Bureau GNC niet kan uitvoeren, het voor verzoeker steeds moeilijker zal worden naar het Bureau GNC terug te keren. De rechter neemt hierbij in aanmerking dat tussen de functie van Chef honden-unit bij het KPA (politieschaal 08) en de functie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau GNC (informeel gewaardeerd op schaal 14) een wezenlijk verschil bestaat. De behandeling van de bodemzaak zal in februari 2023 plaatsvinden en de uitspraak zal naar verwachting pas in maart 2023 worden gegeven. Niet valt uit te sluiten dat in geval van hoger beroep, de bodemzaak pas in 2024 finaal zal zijn beslecht.
7. Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of een onverwijlde voorziening wenselijk is ter voorkoming van onevenredig nadeel voor verzoeker bij de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beschikking. Met het antwoord op deze vraag wordt vooruitgelopen op het oordeel van de rechter in de bodemzaak over de rechtmatigheid van de bestreden beschikking. Gelet hierop kan alleen een voorziening worden getroffen indien de bodemrechter met een hoge of redelijke mate van waarschijnlijkheid het bezwaar gegrond zal verklaren.
8. Aldus moet een (voorlopig) oordeel worden gegeven over de vraag of verweerder bij de bestreden beschikking in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de feitelijke waarneming door verzoeker van de functie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau GNC stop te zetten op grond dat ten aanzien van hem de afgifte van een vgb is geweigerd.
8.1
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat dat niet het geval is, omdat (i) voor de waarneming van de functie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau GNC geen vgb is vereist, (ii) verweerder in strijd heeft gehandeld met de wet, nu hij zelf heeft toegelaten dat verzoeker gedurende twee jaar die functie heeft waargenomen zonder dat hij over een vgb beschikte en (iii) aan verzoeker de afgifte van de vgb ten onrechte is geweigerd en de stopzetting van de feitelijke waarneming daarom niet op zijn plaats is. De rechter overweegt hierover als volgt.
8.2
Tussen partijen is niet in geschil is dat de functie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau GNC (zijnde dus Hoofd van Dienst) aangemerkt is als een vertrouwensfunctie is in de zin van de Landsverordening Veiligheidsdienst Aruba (LVA), zodat op grond van artikel 16, eerste lid, van deze landsverordening het verboden is een persoon onvoorwaardelijk met deze functie te belasten, indien ten aanzien van die persoon geen vgb is afgegeven. Juist is voorts dat de LVA noch het Lavv expliciete bepalingen bevat op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat ook het (feitelijke) waarnemerschap van deze vertrouwensfunctie onder de reikwijdte van het verbod van artikel 16, eerste lid, van de LVA valt. Ook verzoeker en verweerder gaan van dit laatste uit. Verweerder heeft hierover uitgelegd dat juist met het oog op het verbod van artikel 16, eerste lid, van de LVA, een persoon niet meteen formeel wordt benoemd in een vertrouwensfunctie, maar dat hij, vooruitlopend op zijn eventuele benoeming in die functie, tijdelijk wordt aangewezen als waarnemer van die functie, totdat is besloten tot het al dan niet afgeven van een vgb. Deze gedragslijn, erop neerkomende dat een persoon hangende het veiligheidsonderzoek tijdelijk wordt aangewezen als (feitelijke) waarnemer van een vertrouwensfunctie, is volgens verweerder nodig om de continuïteit van de desbetreffende dienst te kunnen waarborgen. Verweerder heeft in dit verband verwezen naar de circulaire van 4 juli 2022 (productie 5 bij de nadere stukken van verweerder) en verklaard dat ook in het geval van verzoeker deze gedragslijn is toepast. Naar het oordeel van de rechter heeft verweerder, gelet op deze uitleg en hetgeen hiervoor is overwogen over de reikwijdte van artikel 16, eerste lid, van de LVA, niet in strijd gehandeld met deze bepaling. Aldus heeft verweerder verzoeker hangende het veiligheidsonderzoek kunnen belasten met de feitelijke waarneming van de functie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau GNC.
8.3
Dit laatste neemt niet weg dat verweerder het onwenselijk kan en mag achten dat verzoeker de taken behorende tot de functie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau GNC (feitelijk) blijft uitoefenen, nu hem een vgb is geweigerd. Naar aanleiding van het veiligheidsonderzoek zijn immers bezwaren gerezen tegen zijn formele benoeming in die functie. De Minister heeft hierover geoordeeld dat in het handelen van verzoeker een patroon is herkend van intimiderende houding, waardoor er onvoldoende waarborgen zijn dat hij onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voorvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. Dat de Commissie van Toezicht op de Veiligheidsdienst (Commissie) heeft geadviseerd tot gegrondverklaring van het bezwaar van verzoeker tegen de weigering tot afgifte van een vgb, maakt dat niet anders, nu niet kan worden gezegd dat dat advies zonder meer zal leiden tot gegrondverklaring van het bezwaar en afgifte van een vgb door de Minister. Immers, niet valt uit te sluiten dat de motiveringsgebreken die hebben geleid tot het advies van de Commissie alsnog in de bezwaarfase worden geheeld en de Minister de weigering tot afgifte van een vgb handhaaft. Gelet hierop, luidt het (voorlopig) oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de feitelijke waarneming door verzoeker van de functie van ambtenaar belast met de leiding van het Bureau GNC stop te zetten. Nu niet kan worden geconcludeerd dat de bodemrechter met een hoge of redelijke mate van waarschijnlijkheid het bezwaar tegen de bestreden beschikking gegrond zal verklaren, bestaat voor schorsing van de bestreden beschikking of het treffen van een voorziening geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken in raadkamer op 14 november 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

BIJLAGE: JURIDISCH KADER

Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
Ingevolge artikel 1 van de Landsverordening Veiligheidsdienst Aruba, wordt, voor zover hier van belang, in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
vertrouwensfunctie: een functie bij het Land of elders in Aruba waarvan de wijze van vervulling een gevaar of een risico kan vormen door het voortbestaan van de democratische rechtsorde, de integriteit van het openbaar bestuur of de veiligheid en andere vitale belangen van Aruba.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, worden, behoudens toepassing van het tweede lid, de vertrouwensfuncties aangewezen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Ingevolge het tweede lid kunnen de Minister (lees: de minister belast met algemene zaken) en de minister onder wiens beleidsterrein een vertrouwensfunctie ressorteert, bepalen dat vanwege het belang van de staatsveiligheid of de veiligheid van de betrokken persoon zelf, de aanwijzing van een vertrouwensfunctie niet overeenkomstig het eerste lid geschiedt. Alsdan wordt die vertrouwensfunctie bij landsbesluit aangewezen.
Ingevolge het derde lid wordt van een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid aan de Commissie mededeling gedaan.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Landsverordening Veiligheidsdienst Aruba (LVA), is het verboden een persoon onvoorwaardelijk met een vertrouwensfunctie te belasten, tenzij de Minister (lees: de minister belast met algemene zaken) tevoren op grond van een door de Dienst (lees: de Veiligheidsdienst Aruba) ingesteld veiligheidsonderzoek heeft verklaard dat tegen vervulling van die functie door betrokkene uit het oogpunt van het voortbestaan van de democratische rechtsorde, de integriteit van het openbaar bestuur of de veiligheid of andere vitale belangen van Aruba geen bezwaar bestaat.
Ingevolge artikel 1 van het Landsbesluit aanwijzing vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken (Lavv) wordt verstaan onder:
verklaring: de verklaring dat tegen vervulling van een bepaalde vertrouwensfunctie door een bepaalde persoon uit het oogpunt van het voortbestaan van de democratische rechtsorde, de integriteit van het openbaar bestuur of de veiligheid of andere vitale belangen van Aruba geen bezwaar bestaat;
werkgever: degene in wiens dienst of onder wiens verantwoordelijkheid een vertrouwensfunctie wordt uitgeoefend.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, zijn de functies die als vertrouwensfuncties worden aangemerkt, opgenomen in de bijlage bij dit landsbesluit.
Op de als bijlage opgenomen lijst van vertrouwensfunctie staat: hoofd van een dienst of directie van de overheid.
Ingevolge artikel 7 wordt een verklaring van geen bezwaar slechts geweigerd, indien onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voorvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen of indien het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft kunnen opleveren om daarover een oordeel te geven.
Ingevolge artikel 8 belast een werkgever een persoon eerst met de vervulling van een vertrouwensfunctie, nadat de Minister ten aanzien van die persoon een verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven.
Ingevolge het tweede lid, voor zover hiervan belang, ontheft een werkgever een persoon die belast is met de vervulling van een functie die nadien als vertrouwensfunctie is aangewezen, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken, uit die functie, indien ten aanzien van de betrokkene een verklaring van geen bezwaar is geweigerd.
Op grond van de circulaire van 1 december 2009 wordt door de overheid een herplaatsingsprocedure gehanteerd ingeval van weigering van de afgifte van een verklaring van geen bezwaar van de Veiligheidsdienst Aruba als gevolg van een veiligheidsonderzoek op een ambtenaar. Onder punt 4 van deze circulaire staat (onder meer) dat de minister de betrokkene terstond uit betreffende functie ontheft.
Bij circulaire van 4 juli 2022 zijn de bijkomende eisen bij aanwijzing van waarnemers van vitale kaderfuncties aangescherpt. Daarin staat (onder meer) dat waarnemers van diensthoofden en bepaalde cruciale kaderfuncties ook aan een veiligheidsonderzoek dienen te worden onderworpen voordat zij bij landsbesluit kunnen worden aangewezen als (eerste) waarnemers.

Voetnoten

1.Zoals aangevuld bij ministeriële beschikking van 3 februari 2021.