ECLI:NL:OGEAA:2022:410

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
AUA202201555, AUA202201939, AUA202202341 en AUA202202768
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar inzake voorschotverlening salariskosten SKOA

In deze zaak heeft de Stichting Schoolbestuur Katholiek Onderwijs Aruba (SKOA) beroep ingesteld tegen het uitblijven van beslissingen op haar bezwaarschriften met betrekking tot voorschotverlening voor salariskosten van haar personeel, inclusief schoonmaakpersoneel. SKOA had meerdere verzoeken ingediend voor voorschotverlening, maar deze werden door de Minister van Onderwijs en Sport geweigerd. SKOA heeft hiertegen bezwaar gemaakt en, na het uitblijven van een beslissing, beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De zaken zijn gelijktijdig behandeld ter zitting op 28 september 2022.

Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van verweerder een beslissing van 23 september 2022 overgelegd, waarin verweerder stelt dat hij inmiddels op alle bezwaarschriften van SKOA heeft beslist. SKOA betoogde echter dat deze beslissing niet als zodanig kan worden beschouwd en dat de weigering om de salariskosten uit te betalen in strijd is met de wet en het rechtszekerheidsbeginsel. Het Gerecht heeft overwogen dat de beslissing van 23 september 2022 wel degelijk een beslissing op de bezwaarschriften inhoudt, waardoor SKOA geen belang meer heeft bij de onderhavige procedures.

De rechter heeft geconcludeerd dat SKOA niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar beroep, omdat de bestreden beslissingen niet ten voordele van SKOA zijn ingetrokken of gewijzigd. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 9 november 2022, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 9 november 2022
Lar nrs. AUA202201555, AUA202201939, AUA202202341 en AUA202202768

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van

DE STICTHING SCHOOLBESTUUR KATHOLIEK ONDERWIJS ARUBA,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTE, hierna te noemen: SKOA,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN SPORT,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Op 23 augustus 2021 heeft de SKOA verweerder verzocht om een voorschotverlening van Afl. 5.501.143,80 ten behoeve van uitbetalingen aan personeel van de SKOA, inclusief het bedrag van Afl. 295.548,67 ten behoeve van het schoonmaakpersoneel, voor de maand augustus 2021.
Op 10 januari 2022 heeft SKOA bezwaar gemaakt tegen de weigering van verweerder om het bedrag van Afl. 295.548,67 uit te betalen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar, heeft SKOA op 25 mei 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AUA202201555.
Op 22 september 2021 heeft de SKOA verweerder verzocht om een voorschotverlening van Afl. 4.766.311,39 ten behoeve van uitbetalingen aan personeel van de SKOA, inclusief het bedrag van Afl. 215.956,24 ten behoeve van het schoonmaakpersoneel, voor de maand september 2021.
Op 3 februari 2022 heeft SKOA bezwaar gemaakt tegen de weigering van verweerder om het bedrag van Afl. 215.956,24 uit te betalen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar, heeft SKOA op 21 juni 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AUA202201939.
Op 21 oktober 2021 heeft de SKOA verweerder verzocht om een voorschotverlening van Afl. 4.796.611,61 ten behoeve van uitbetalingen aan personeel van de SKOA, inclusief het bedrag van Afl. 217.732,61 ten behoeve van het schoonmaakpersoneel, voor de maand oktober 2021.
Op 7 maart 2022 heeft SKOA bezwaar gemaakt tegen de weigering van verweerder om het bedrag van Afl. 215.956,24 uit te betalen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar, heeft SKOA op 22 juli 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AUA202202341.
Op 19 november 2021 heeft de SKOA verweerder verzocht om een voorschotverlening van Afl. 5.553.814,44 ten behoeve van uitbetalingen aan personeel van de SKOA, inclusief het bedrag van Afl. 275.391,40 ten behoeve van het schoonmaakpersoneel, voor de maand november 2021.
Op 6 april 2022 heeft SKOA bezwaar gemaakt tegen de weigering van verweerder om het bedrag van Afl. 275.391,40 uit te betalen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar, heeft SKOA op 24 augustus 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AUA202202768.
Het gerecht heeft voornoemde zaken gelijktijdig behandeld ter zitting van 28 september 2022. SKOA heeft zich laten vertegenwoordigen door haar voornoemde gemachtigde en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder een beslissing van verweerder van 23 september 2022, kenmerk [kernmerk], overgelegd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Standpunten van partijen

1.1
SKOA heeft aan haar bezwaarschriften telkens ten grondslag gelegd dat de weigering van verweerder om de salariskosten van haar schoonmaaksters uit te betalen, in strijd is met de wet en het rechtszekerheidsbeginsel, en bovendien onzorgvuldig tot stand is gekomen. Aan haar beroepschriften heeft zij telkens ten grondslag gelegd, dat de fictieve beslissing op bezwaar een deugdelijke motivering en belangenafweging ontbeert en daarom dient te worden vernietigd. Ter zitting heeft SKOA betoogd, dat de beslissing van 23 september 2022 geen beslissing is op onderhavige bezwaarschriften.
1.2
Verweerder heeft zich ter zitting, onder overlegging van een beslissing van 23 september 2022, op het standpunt gesteld dat hij inmiddels heeft beslist op alle bezwaarschriften van appellante vanaf december 2019 betreffende de maandelijkse voorschotverlening van de salariskosten van de schoonmaaksters van SKOA, zodat appellante niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het geschil
2. In deze ligt ter beantwoording voor de vraag of verweerder met de beslissing van 23 september 2022 tevens heeft beslist op onderhavige bezwaarschriften van SKOA betreffende de maandelijkse voorschotverlening van de salariskosten van de schoonmaaksters. Bij de beantwoording neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De feiten
3.1
SKOA heeft vanaf december 2020 maandelijks verweerder verzocht om voorschotverlening ten behoeve van de (maandelijkse) uitbetalingen van salarissen en toelagen van haar personeel inclusief het schoonmaakpersoneel, bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beschikking, en vanaf mei 2021 (maandelijks) tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar, beroep bij dit gerecht ingesteld.
3.2
Bij verschillende uitspraken van dit gerecht is de bestreden fictieve beslissing vernietigd en is bepaald dat verweerder binnen een bepaalde termijn een reële beslissing dient te nemen.
3.3
Bij brief van 23 september 2022 heeft verweerder enige bezwaarschriften met betrekking tot aanvragen voor een voorschotverlening salariskosten, ongegrond verklaard. In die brief staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Naar aanleiding van uw bezwaarschriften van 8 januari 2020, aangevuld op 11 februari 2020 en van 2 februari 2021, aangevuld op 2 maart 2021, alsook de uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba van 11 april 2022, LAR-nummer AUA202101672, (…) bericht ik u als volgt.
De hiervoor genoemde bezwaarschriften tonen voldoende samenhang waardoor ik de mening ben toegedaan dat zij zich voor gezamenlijke behandeling lenen.
De bezwaren richten zich kort gezegd tegen de beslissing(en) dat:
  • met ingang van 2020 de salariskosten van het schoonmaakpersoneel opgenomen dient te worden in de exploitatiesubsidie en niet in de personeelssubsidie van de SKOA;
  • de SKOA in 2015 aan exploitatiesubsidie een bedrag van Afl. 970,000.00 teveel heeft ontvangen voor schoonmaakkosten;
  • met de aan SKOA te betalen te betalen exploitatiesubsidie voor het jaar 2020 ten bedrage van Afl. 1,085,500.00 een verrekening zal plaatsvinden van 30% van het in 2015 te veel ontvangen bedrag;
  • aan SKOA voor het dienstjaar 2020 bij wijze van voorschot een bedrag van Afl. 794,000.00 zal worden uitgekeerd aan exploitatiesubsidie.
Exploitatiesubsidie
(…) De salariskosten van het personeel dat zich bezighoudt met het schoonhouden van de gebouwen een lokalen van de SKOA, vallen derhalve ook per definitie onder de exploitatiekosten. Dat aan de ministeriele beschikking van 21 mei 2015 van de minister van Onderwijs en Gezin een andere interpretatie is gegeven, maakt het niet anders. Het schoonmaakpersoneel in dienst van de SKOA is immers niet gelijkgesteld aan een ambtenaar en valt evenmin onder “overige personeel” als bedoeld in de hiervoor genoemde wettelijke regelingen. Dit is eveneens door de voorzieningenrechter bij uitspraak van 6 april 2020, LAR-nummer AUA202000511, bevestigd. Derhalve wordt de beslissing gehandhaafd dat de salariskosten van het schoonmaakpersoneel van SKOA, met ingang van 2020, onder de noemer exploitatiekosten dient te worden opgenomen.
(…)
Voorschot 2020
Ook het bedrag van Afl. 794,000.00 blijft ongewijzigd. Er zijn geen stukken en/of bescheiden overgelegd waaruit kan blijken dat dit bedrag ontoereikend zou zijn om de schoonmaakkosten in het jaar 2020 te dekken. Dat dit bedrag hoger dient te zijn is door de SKOA niet onderbouwd.
Conclusie/beslissingen
Gezien het vorenstaande zie ik geen aanleiding tot herziening/wijziging van de beslissingen als genomen in de brief van 19 december 2019 en de ministeriële beschikking van 23 december 2020.
Dit brengt met zich mee dat in ieder geval de bezwaarschriften van de SKOA van 8 januari 2020 en 2 februari 2022 maar tevens de overige bezwaarschriften vanaf 19 december 2019 betreffende aanvragen voorschotverlening salariskosten die niet exclusief werksters zijn opgenomen, ongegrond zijn. (…)”.
3.4
Tegen deze beslissing heeft SKOA op 1 november 2022 beroep ingesteld.
De beoordeling
4.1
Nu onderhavige bezwaarschriften voortvloeien uit voornoemde beschikking van verweerder van 19 december 2019, inhoudende dat de kosten in verband met schoonmaak van de gebouwen/lokalen van SKOA met ingang van dienstjaar 2020 niet langer opgenomen zullen worden onder de noemer personeelssubsidie, maar onder de noemer exploitatiekosten, en verweerder bij voornoemde beslissing van 23 september 2022 die bestreden beschikking heeft gehandhaafd en de daarmee samenhangende bezwaarschiften ongegrond heeft verklaard, dient te worden aangenomen dat daarmee ook een beslissing is gegeven op onderhavige bezwaarschriften. Dit brengt met zich mee dat SKOA geen belang (meer) heeft bij onderhavige procedures.
4.2
Gelet hierop dient SKOA telkens niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar beroep.
4.3
Nu verweerder de bestreden beslissingen niet ten voordele van SKOA heeft ingetrokken dan wel gewijzigd, bestaat geen aanleiding voor teruggave van het griffierecht, zoals door SKOA verzocht (artikel 30, tweede lid, van de Lar).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
In de zaak met nummer AUA202201555
verklaart SKOA niet-ontvankelijk in haar beroep.
In de zaak met nummer AUA202201939
verklaart SKOA niet-ontvankelijk in haar beroep.
In de zaak met nummer AUA202202341
verklaart SKOA niet-ontvankelijk in haar beroep.
In de zaak met nummer AUA202202768
verklaart SKOA niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2022, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.