ECLI:NL:OGEAA:2022:397

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
AUA202200553
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om kinderalimentatie en wijziging omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een verzoek van de moeder om de vader te veroordelen tot betaling van kinderalimentatie en om wijziging van de omgangsregeling met hun minderjarige kind. De moeder, wonende in Aruba, heeft op 4 maart 2022 een verzoekschrift ingediend. De vader, die in Nederland woont, heeft zich via videoverbinding laten bijstaan door zijn advocaat tijdens de mondelinge behandelingen op 7 juni en 28 juni 2022.

De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over hun minderjarige kind, dat in Rotterdam is geboren. De moeder verzoekt de vader te veroordelen tot betaling van Afl. 850,- per maand voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en om de bestaande omgangsregeling te wijzigen. De rechtbank heeft de kosten van verzorging en opvoeding vastgesteld op Afl. 1.223,- per maand, waarbij de ouders naar draagkracht dienen bij te dragen.

Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, heeft de rechtbank vastgesteld dat de vader in staat is om Afl. 550,- per maand te betalen als bijdrage in de kinderalimentatie, met ingang van 1 oktober 2022. De rechtbank heeft ook de omgangsregeling gewijzigd, zodat de minderjarige minimaal twee keer per jaar naar Nederland zal afreizen, met de mogelijkheid voor de moeder om contact te hebben via video-verbinding tijdens het verblijf bij de vader. De kosten van de reizen zullen door beide ouders worden gedeeld.

Uitspraak

Beschikking van 4 oktober 2022
behorend bij EJ AUA202200553
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen:
[verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: de moeder,
in persoon,
en
[verweerder],
wonende in Nederland,
VERWEERDER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. B.M. de Sousa.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 4 maart 2022;
  • de producties zijdens de vader, ingediend op 11 mei 2022;
  • de producties zijdens de moeder, ingediend op 30 mei 2022;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 7 juni 2022, waarbij de vrouw in persoon is verschenen. Ook de man is verschenen (via videoverbinding) en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De mondelinge behandeling is aangehouden tot 28 juni 2022;
  • de producties zijdens de vader, ingediend op 8 en 13 juni 2022;
  • de producties zijdens de moeder, ingediend op 17 juni 2022;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 28 juni 2022, waarbij de vrouw in persoon is verschenen. Ook de man heeft de zitting bijgewoond (via videoverbinding) en werd bijgestaan door zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Partijen zijn de ouders van de minderjarige [naam minderjarige], geboren op
[geboortedatum] in Rotterdam, Nederland (hierna: de minderjarige). De vader heeft de minderjarige erkend.
2.2
De moeder en de minderjarige wonen in Aruba en de vader woont in Nederland.
2.2
Bij beschikking van 18 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam de vader samen met de moeder belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bepaald bij de moeder en een omgangsregeling bepaald tussen de vader en de minderjarige die als volgt luidt:
“de vrouw zal minimaal twee keer per jaar met de minderjarige naar Nederland komen. De minderjarige verblijft gedurende de periode dat zij in Nederland is bij de man. De man mag zo vaak als hij wil naar Aruba reizen om contact met de minderjarige te hebben. De man zal drie keer per week contact hebben met de minderjarige via skype.”

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt ertoe de vader te veroordelen om ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarige een bedrag van Afl. 850,- per maand aan de moeder te betalen, bij vooruitbetaling te voldoen met ingang van de datum van deze uitspraak. Daartoe wordt gesteld dat de vader voldoende draagkrachtig is om aan zijn alimentatieverplichting te voldoen. Voorts verzoekt de moeder om de onder 2.2 genoemde omgangsregeling te wijzigen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
4.3
De kosten van verzorging en opvoeding
4.3.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450,- per maand bedragen. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten aan schoolkleding en die van recreatie, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de minderjarige die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 450,- (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
4.3.2
Het gerecht zal rekening houden met de volgende door de moeder opgevoerde en voldoende gemotiveerde bijzondere uitgaven van de minderjarige:
“turnen” ad Afl. 135,-, “opvang” ad Afl. 285,-, “zwemles” ad Afl. 100,-, “transport” ad Afl. 125,- en “vitaminen” ad Afl. 128,-. Met de uitgaven voor “particuliere kinderpsycholoog” zal het gerecht geen rekening houden, omdat niet is gebleken van dergelijke uitgaven.
4.3.3
Aldus kunnen de kosten van de minderjarige worden vastgesteld op Afl. 1.223,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
4.4
De draagkracht van de moeder
4.4.1
Uit de loonstroken van de moeder blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 4.620,-.
4.4.2
Wat betreft haar maandelijkse vaste lasten gaat het gerecht uit van de voldoende onderbouwde posten “hypotheek” ad Afl. 2.000,- “verzekering woonhuis en inboedel” ad
Afl. 150,-, “Elmar” ad Afl. 250,-, “WEB” ad Afl. 50,-, “Setar” ad Afl. 200,-, “Serlimar” ad
Afl. 38,-, grondbelasting ad Afl. 71,-, “kenteken” ad Afl. 25,- en “verzekering auto” ad Afl. 75,-. Met de post “erfpachtcanon” houdt het gerecht geen rekening, omdat die niet is onderbouwd. De posten “NHA Cursus”, “LOI Opleiding”, “credit card Aruba Bank”, “roodstand Aruba Bank” en “credit card CMB” worden niet betrokken bij de berekening, nu de noodzakelijkheid daarvan onvoldoende is gebleken.
4.4.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen aldus Afl. 2.859,- per maand.
4.4.4
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag van Afl. 1.761,- overhoudt, waarmee zij aan haar verplichting tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen kan voldoen.
4.5
De draagkracht van de vader
4.5.1
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto maandloon heeft van EUR 2.096,-. Rekening houdende met wat partijen ter zitting over en weer hebben aangevoerd met betrekking tot het prijzengeld, stelt het gerecht dit inkomensdeel van de vader vast op gemiddeld EUR 350,- netto per maand (na aftrek van 50% belasting en 15% voor de coach). Ook betrekt het gerecht bij de berekening van zijn totale netto maandinkomen de zorgtoeslag van ad EUR 111,-. Tenslotte houdt het gerecht rekening met de door de vader onvoldoende weerspoken kostenvergoeding regeling topsporters van EUR 200,- per maand. Aldus stelt het gerecht het totale netto maandinkomen van de vader vast op EUR 2.757,-.
4.5.2
Wat betreft de maandelijkse vaste lasten van de vader gaat het gerecht uit van de voldoende onderbouwde posten “kamerhuur Papendal” ad EUR 419,-, “Zorgverzekering” ad EUR 135,-, “eigen bijdrage ziektekosten” ad EUR 30,-, “loopschoenen” ad EUR 16,-, “spikes” ad EUR 20,-, “benzine” ad EUR 200,-, “verzekering motorvoertuig” ad EUR 17,-, “kleding en boodschappen” ad EUR 800,-, “telefoon” ad EUR 26,-, “krachtschoenen” ad EUR 10,-, “magnesium” ad EUR 8,- en “pensioenopbouw” ad EUR 200,-. Voor wat betreft de post “poolstokken” stelt het gerecht die vast op EUR 81,-, nu de moeder onvoldoende weersproken heeft aangevoerd dat die poolstokken drie jaar meegaan. De post “autolease” wordt niet betrokken bij de berekening, nu uit de loonstroken van de vader blijkt dat hij hiervoor wordt gecompenseerd door Fonds voor de Topsport.
4.5.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen aldus EUR 1.962,- per maand.
4.5.4
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks EUR 795,- oftewel Afl. 1.395,- overhoudt, waarmee hij aan zijn verplichting tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kan voldoen.
4.6
Gelet op wat partijen hebben aangevoerd, hun draagkracht en op de behoefte van de minderjarige, acht het gerecht een door de vader te betalen bijdrage van Afl. 550,- per maand aan kinderalimentatie in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 oktober 2022.
wijziging omgang
4.7
De vrouw heeft verzocht om de bestaande omgangregeling te wijzigen in die zin dat thans wordt bepaald dat de minderjarige één keer per jaar naar Nederland afreist zoveel mogelijk gedurende de zomervakantie van de Arubaanse scholen, met bepaling dat de moeder fysiek contact heeft met de minderjarige tijdens haar verblijf bij de vader en dat de reiskosten door partijen zullen worden gedragen, ieder voor de helft daarvan.
4.8
Daartoe heeft de moeder onder meer aangevoerd dat (i) zij verplicht is met de minderjarige naar Nederland te reizen, (ii) zij als verpleegkundige niet de mogelijkheid heeft om twee keer per jaar naar Nederland af te reizen, (iii) de vader niet bijdraagt aan de hoge reiskosten en (iv) de minderjarige het laatste bezoek aan de vader als traumatisch heeft ervaren, omdat zij geen fysiek contact met de moeder heeft gehad. De vader heeft gemotiveerd verweer hiertegen gevoerd.
4.9
Gelet op de belangen van de minderjarige en het recht van de vader om omgang met haar te hebben, ziet het gerecht in wat de moeder heeft aangedragen geen aanleiding om het aantal bezoeken van de minderjarige aan de vader te verminderen. Met het oog op de op Aruba geldende leerplicht, ziet het gerecht wel grond om te bepalen dat deze bezoeken zoveel mogelijk in de schoolvakanties van de minderjarige dienen plaats te vinden. Gelet op de financiële situatie van partijen, ziet het gerecht ook termen aanwezig om te bepalen dat de ticket- en begeleidingskosten van de reis van de minderjarige naar Nederland door beide partijen worden gedragen, ieder voor de helft daarvan. Het verzoek van de moeder dat wordt bepaald dat zij fysiek contact met de minderjarige heeft gedurende het verblijf van de minderjarige bij de vader wordt afgewezen, nu de moeder (gelet op de betwisting daarvan door de vader) onvoldoende heeft onderbouwd waarom fysiek contact noodzakelijk is. Wel zal het gerecht vaststellen dat de moeder minstens drie keer per week via video-verbinding contact zal hebben met de minderjarige gedurende haar verblijf bij de vader, nu de vader geen bezwaar daartegen heeft geuit.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van [verweerder] in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Rotterdam, Nederland, op
Afl. 550,- per maand, met ingang van 1 oktober 2022, in de toekomst telkens bij vooruitbetaling te voldoen op bankrekeningnummer [bankgegevens] bij Caribbean Mercantile Bank N.V. ten name van [verzoekster];
wijzigt de bij beschikking van 18 juli 2019 van de Rechtbank Rotterdam bepaalde omgangsregeling in die zin dat die nu als volgt komt te luiden:
de minderjarige zal minimaal twee keer per jaar naar Nederland afreizen, al dan niet met de moeder. De minderjarige verblijft gedurende de periode dat zij in Nederland is bij de vader. De moeder zal gedurende het verblijf van de minderjarige bij de vader in Nederland minstens drie keer per week contact hebben met haar via video-verbinding. De vader mag zo vaak als hij wil naar Aruba reizen om contact met de minderjarige te hebben. De vader zal drie keer per week contact hebben met de minderjarige via skype of een andere type video-verbinding.
bepaalt dat de ticket- en begeleidingskosten van de hierboven genoemde twee reizen van de minderjarige naar Nederland door beide partijen worden gedragen, ieder voor de helft daarvan,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseer de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, ter zitting van
4 oktober 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.