Uitspraak
1.DE PROCEDURE
- het verzoekschrift, ingediend op 30 mei 2022;
- de mondelinge behandeling van 28 juni 2022, waarbij de moeder en de voogdes in persoon zijn verschenen. Namens de Voogdijraad was aanwezig mw. [naam raadsonderzoeker].
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door de moeder, die inmiddels meerderjarig is. De moeder verzocht om het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind, waarvan de voogdes, [naam voogdes], was benoemd in een eerdere beschikking van 7 april 2020. De procedure begon met de indiening van het verzoekschrift op 30 mei 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 28 juni 2022, waarbij zowel de moeder als de voogdes in persoon aanwezig waren. De Voogdijraad was vertegenwoordigd door mw. [naam raadsonderzoeker].
De feiten van de zaak zijn dat de minderjarige op [geboortedatum] is geboren uit de moeder. De moeder was destijds niet bevoegd om het gezag uit te oefenen, wat leidde tot de benoeming van de voogdes. Nu de moeder meerderjarig is, heeft zij het verzoek ingediend om het gezag over haar kind te verkrijgen. De beoordeling van het verzoek is gedaan aan de hand van artikel 1:253b, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat stelt dat het verzoek alleen kan worden afgewezen als er gegronde vrees is dat de belangen van de minderjarige in het gedrang komen.
De voogdes heeft ingestemd met het verzoek en de Voogdijraad heeft geen bezwaren geuit. Het gerecht heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de belangen van de minderjarige in gevaar komen bij toewijzing van het verzoek. Daarom heeft het gerecht besloten om de voogdes te ontslaan van de voogdij en de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.