In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, verzocht de werknemer [verzoeker] om een verklaring dat zijn werkgever, de naamloze vennootschap ARUTRAM N.V., in gebreke was met de nakoming van de cao-verplichting tot verstrekking van bedrijfskleding. De werknemer stelde dat hij vanaf 13 tot en met 17 december 2021 niet in uniform op de werkvloer verscheen, omdat de werkgever zijn verplichtingen niet nakwam. De werkgever had eerder aangegeven dat hij pas in januari 2022 aan deze verplichtingen kon voldoen, wat leidde tot de instructie dat de werknemer in oude uniformen moest verschijnen. De werkgever weigerde echter om loon te betalen voor de dagen dat de werknemer niet in uniform verscheen, onder verwijzing naar het beginsel 'no work, no pay'.
Het Gerecht oordeelde dat de werknemer gerechtigd was om zijn verplichting om in uniform te verschijnen op te schorten, omdat de werkgever zijn cao-verplichting niet nakwam. De rechter concludeerde dat de werkgever niet gerechtigd was om het beginsel 'no work, no pay' toe te passen, en dat de werkgever verantwoordelijk was voor de gevolgen van zijn eigen tekortkomingen. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon aan de werknemer, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De kosten van de procedure werden ook aan de werkgever opgelegd.