ECLI:NL:OGEAA:2022:372

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
AUA202100341
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gelijkstelling met langstlevende echtgenoot in faillissement

In deze zaak vordert [eiseres] dat zij gelijk wordt gesteld aan een echtgenoot van de overleden [wijlen], zodat zij dezelfde wettelijke bescherming geniet als een langstlevende echtgenoot. De erflater is op 28 november 2018 te Aruba overleden en was sinds 1 juni 2007 eigenaar van een woning. [Eiseres] en de erflater hebben meer dan tien jaar samengeleefd als waren zij gehuwd. De curator, die is benoemd in het faillissement van de erflater, heeft verweer gevoerd tegen de vordering van [eiseres].

De procedure omvatte verschillende stappen, waaronder een inleidend verzoekschrift en conclusies van antwoord en repliek. Het Gerecht heeft vastgesteld dat [eiseres] geen erfgenaam of legataris is en dat haar vordering is gericht op het verkrijgen van vruchtgebruik van de woning. De relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek waren ten tijde van het overlijden van de erflater nog niet in werking getreden, wat complicaties met zich meebracht voor de vordering van [eiseres].

Het Gerecht heeft geoordeeld dat [eiseres] niet met een echtgenoot kan worden gelijkgesteld, omdat zij niet heeft aangetoond dat dit redelijk is. De vordering is afgewezen en [eiseres] is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. T.A.M. Tijhuis op 24 augustus 2022.

Uitspraak

Vonnis van 24 augustus 2022
Behorend bij A.R. no. AUA202100341
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen:
1. de gezamenlijke erfgenamen van
wijlen
[wijlen],
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Aruba,
hierna te noemen: de erven [wijlen],
niet verschenen,
2.
[curator],handelend in zijn hoedanigheid van curator naar het federale recht van de Verenigde Staten van Amerika van wijlen
[wijlen],
te Verenigde Staten van Amerika,
hierna te noemen: de curator,
gemachtigde: de advocaat mr. W.J. Noordhuizen,
gedaagden.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties van 8 februari 2021;
- de conclusie van antwoord, met producties, van de zijde van de curator van 29 september 2021;
- de beslissing van de rolrechter van (naar het Gerecht begrijpt:) 28 september 2021;
- de wederoproeping van de erven [wijlen];
- de conclusie van repliek, met producties, van 24 november 2021;
- de conclusie van dupliek van de zijde van de curator van 8 december 2021;
- de akte niet dienen van 12 januari 2022.
1.2
Vervolgens is - na uitstel - vonnis bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende tussen partijen vast.
2.2 [
wijlen] (hierna: de erflater) is op 28 november 2018 te Aruba overleden.
2.3
De erflater was sinds 1 juni 2007 eigenaar van de woning gelegen te [de woning] te Aruba (hierna: de woning).
2.4
Op 6 januari 2017 is de erflater op eigen verzoek failliet verklaard. De curator is met ingang van die datum door de U.S. Bankrupty Court, District of New Yersey (Newark), benoemd tot curator in het faillissement van de erflater.
2.5 [
eiseres] en de erflater hadden tot aan zijn overlijden een relatie. Na het overlijden van de erflater is [eiseres] in de woning blijven wonen.
2.6
Bij vonnis van dit Gerecht van 23 december 2020 is [eiseres] op vordering van de curator bevolen de woning te ontruimen en ter vrije beschikking te stellen van de curator. Het vonnis is op 31 augustus 2021 door het Gemeenschappelijke Hof van Justitie bevestigd.

3.HET GESCHIL

3.1 [
eiseres] vordert (zo begrijpt het Gerecht) dat voor recht wordt verklaard dat zij gelijk wordt gesteld aan een echtgenoot, zodat zij dezelfde wettelijke bescherming geniet als een langstlevende echtgenoot.
3.2
Aan haar vordering legt [eiseres] ten grondslag dat zij meer dan tien jaar met de erflater heeft samengeleefd als waren zij gehuwd.
3.3
De curator heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.DE BEOORDELING

De procedurele gang van zaken
4.1
Bij rolbeslissing van 28 september 2021 is, op verzoek van de curator, beslist dat de zaak tegen de curator wordt gesplitst van de zaak tegen de erven [wijlen]. Tevens is de wederoproeping van de erven [wijlen] bepaald. Terwijl door [eiseres] en de curator is doorgeprocedeerd, zijn de erven [wijlen] opnieuw opgeroepen tegen 12 januari 2022. De erven [wijlen] zijn niet verschenen.
4.2
Aan de beslissing de zaak tegen de curator van de zaak tegen de erven [wijlen] te splitsen, is (kennelijk abusievelijk) geen uitvoering gegeven. Om die reden zal, nu de zaak tegen beide gedaagden voor vonnis staat en de door de curator aan zijn verzoek ten grondslag gelegde vrees voor (verdere) vertraging van de procedure tegen hem daarom niet (meer) aan de orde is, alsnog met dit vonnis op de vordering tegen beide gedaagden worden beslist.
De vordering
4.3
In het licht van de door [eiseres] in haar inleidend verzoek en conclusie van repliek betrokken stellingen begrijpt het Gerecht haar vordering zoals hiervoor in 3.1 en 3.2 weergegeven. Nu ook de curator blijkens zijn verweer de vordering als zodanig heeft opgevat, is de vordering voldoende duidelijk en bestaat geen grond deze buiten beschouwing te laten zoals door de curator betoogd.
Gelijkstelling langstlevende echtgenoot
4.4 [
eiseres] is geen erfgenaam van de erflater of legataris op grond waarvan zij een aanspraak op de woning heeft. Zij beoogt via deze procedure, zo begrijpt het Gerecht uit haar stellingen, het vruchtgebruik van de woning te verkrijgen. Indien zij in dezen gelijk wordt gesteld met een echtgenoot, kan zij aanspraak maken op het vestigen van het recht van vruchtgebruik.
4.5
Op grond van artikel 4:29 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zijn de erfgenamen van een erflater, voor zover de echtgenoot van de erflater ingevolge van uiterste wilsbeschikkingen van de erflater niet of niet enig rechthebbende is op de tot de nalatenschap van de erflater behorende woning, die ten tijde van het overlijden door de erflater en zijn echtgenoot tezamen of door de echtgenoot alleen werd bewoond, verplicht tot medewerking aan de vestiging van een vruchtgebruik op die woning ten behoeve van de echtgenoot, voor zover deze dit van hen verlangt. Heeft de erflater onmiddellijk voorafgaand aan zijn overlijden tien jaren of langer samengeleefd met een ander als waren zij gehuwd, dan kan de rechter, indien dat redelijk is, bepalen dat de ander voor toepassing van artikel 4:29 BW met een echtgenoot wordt gelijkgesteld (artikel 4:30b BW).
4.6 [
eiseres] stelt dat zij en de erflater onmiddellijk voorafgaand aan diens overlijden ruim tien jaar hebben samengewoond als waren zij gehuwd (in haar inleidend verzoek stelt zij vanaf 2009 en in haar conclusie van repliek vanaf juli 2008). Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij een op 4 december 2008 gedateerd bewijs van ondertrouw overgelegd, alsmede een zevental foto’s en drie verklaringen van vrienden en kennissen. De curator heeft bestreden dat [eiseres] en de erflater tien jaar hebben samengeleefd als waren zij gehuwd en ook dat dit uit de overgelegde stukken volgt. Daarnaast heeft de curator aangevoerd dat [eiseres] geen aanspraak kan maken op gelijkstelling met een langstlevende echtgenoot, omdat de betreffende artikelen ten tijde van het overlijden van de erflater nog niet in werking waren getreden en bij anticiperende toepassing van deze bepalingen voor terugwerkende kracht geen ruimte is, omdat [eiseres] niet tijdig aanspraak op het vruchtgebruik heeft gemaakt en omdat het recht op vruchtgebruik niet tegen schuldeisers van de nalatenschap kan worden ingeroepen. Tot slot heeft de curator bestreden dat redelijk is dat [eiseres] met de langstlevende echtgenoot wordt gelijkgesteld.
4.7
De artikelen 4:29 lid 1 BW en 4:30b BW waren ten tijde van het overlijden van de erflater nog niet in werking getreden. Het antwoord op de vraag of deze artikelen desondanks in dezen (al dan niet op basis van anticipatie) van toepassing zijn, kan in het midden blijven. Ook indien dit wel het geval is en ook indien (daarenboven) moet worden aangenomen dat [eiseres] en de erflater meer dan tien jaar hebben samengeleefd als waren zij gehuwd, is de gevorderde verklaring voor recht niet toewijsbaar en wel om de volgende reden.
4.8 [
eiseres] kan met een echtgenoot worden gelijkgesteld indien dat redelijk is. Feiten en/of omstandigheden die tot een dergelijk oordeel leiden heeft [eiseres] echter niet gesteld en zijn ook niet gebleken. Het had op de weg van [eiseres] gelegen gemotiveerd te stellen waarom gelijkstelling in haar geval redelijk is, zeker nu de curator daar bij antwoord al verweer op heeft gevoerd door te wijzen op de relatief jonge leeftijd van [eiseres] (37 toen de erflater overleed), waardoor, zo betoogt de curator, het “vangnetkarakter” van het betreffende wetsartikel minder aan de orde is. Het had te meer op de weg van [eiseres] gelegen uiteen te zetten waarom gelijkstelling voor toepassing van artikel 4:29 BW redelijk is, omdat de woning valt in het faillissement van de erflater en het door [eiseres] gewenste vruchtgebruik van de woning niet kan worden ingeroepen tegen de schuldeisers van de nalatenschap en namens hen de curator, die de woning wil uitwinnen. Indien en voor zover [eiseres] met haar stelling dat zij “het recht wil hebben om het huis te erven” teneinde de schuldeisers te kunnen voldoen, heeft willen betogen dat het om die reden redelijk is haar met een echtgenoot gelijk te stellen, kan dit haar niet baten. Het vruchtgebruik wordt immers gegeven in verband met de verzorgingsbehoefte van de echtgenoot of de daarmee gelijk te stellen ander en dan ligt het vervreemden of bezwaren van dit recht niet in de rede. Het willen voldoen van schuldeisers - wat daar overigens, te meer nu [eiseres] zoals gezegd geen erfgenaam is, ook van moge zijn - is daarom geen omstandigheid die tot het oordeel leidt dat gelijkstelling redelijk is.
4.9
Het voorgaande brengt mee dat [eiseres] niet met een echtgenoot wordt gelijkgesteld. Haar stellingen falen en de gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen.
4.10 [
eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van de erven [wijlen] tot op heden begroot op nihil en aan de zijde van de curator tot op heden begroot op Afl. 10.000,- (2 punten tarief 10, nu niet is bestreden dat voor het vruchtgebruik van een waarde van Afl. 1.000.000,- moet worden uitgegaan). De door de curator gevorderde nakosten en wettelijke rente zullen als onweersproken worden toegewezen.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, aan de zijde van de erven [wijlen] tot op heden begroot op nihil en aan de zijde van de curator tot op heden begroot op Afl. 10.000,- en op Afl. 250,- aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met Afl. 150,- in geval van betekening en vermeerderd met de wettelijke rente over genoemde bedragen te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening van de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 augustus 2022 in aanwezigheid van de griffier.