ECLI:NL:OGEAA:2022:365

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
AUA202201607
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en verstoorde arbeidsverhouding tussen AZV en [verweerster]

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 6 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon HET UITVOERINGSORGAAN ALGEMENE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING (AZV) en [verweerster]. AZV verzocht om ontbinding op grond van gewichtige redenen, stellende dat de arbeidsverhouding verstoord was door werkweigering en een onwerkbare relatie met collega's. [Verweerster] betwistte deze claims en voerde aan dat zij altijd haar werk naar behoren had verricht, maar dat de problemen voortkwamen uit het ontbreken van de juiste scholing voor haar nieuwe taken. Het Gerecht oordeelde dat AZV onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding die ontbinding rechtvaardigde. De rechter concludeerde dat de arbeidsverhouding niet zodanig verstoord was dat deze niet kon voortduren, en wees het verzoek tot ontbinding af. AZV werd veroordeeld in de proceskosten van [verweerster].

Uitspraak

Beschikking van 6 september 2022
Behorend bij E.J. nr. AUA202201607
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET UITVOERINGSORGAAN ALGEMENE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING,
gevestigd in Aruba,
verzoekster,
hierna te noemen: AZV,
gemachtigden: de advocaten mr. M.E.D. Brown en mr. A.E. Barrios,
tegen:
[Naam verweerster],
wonend in Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: [Verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 30 mei 2022;
- het e-mailbericht met producties zijdens [verweerster], ingediend op 9 augustus 2022;
- de brief met producties zijdens AZV, ingediend op 10 augustus 2022;
- de pleitnota’s van partijen;
- de mondeling behandeling van de zaak ter zitting van 12 augustus 2022, waarbij zijn verschenen AZV, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. Brown, alsmede [C] (Human Resources Manager) en [L] (assistant CEO), en [verweerster] in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde.
1.2
De datum voor de beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Verweerster] (53 jaar) is op 1 mei 2000 in dienst getreden van AZV in de functie van medewerker Secretariaat, en via de functie Human Resources Medewerker in 2011 opgeklommen naar die van Senior Human Resources Medewerker. [Verweerster] verdiende laatstelijk een brutoloon van Afl. 6.021,63 per maand op basis van een 36-urige werkweek.
2.2
De afdeling Human Resources (hierna: HR-afdeling) bestaat uit twee functies, de Human Resources Manager en de Senior Human Resources Medewerker.
2.3
Bij brief van 8 februari 2019 heeft de toenmalige directeur van de AZV [verweerster] met ingang van 11 februari 2019 voor de duur van één dag zonder behoud van loon geschorst. In die brief is onder meer vermeld:
“Niettegenstaande uw toezegging dat u de payroll werkzaamheden conform de afspraken zult verrichten, leveren uw gedragingen, welke in strijd zijn met uw functieomschrijving en in strijd met de instructies van de CFO en de HR Mandager, werkweigering op. (…)
Mocht u andere bezwaren hebben die u bij de uitoefening van uw functie belemmeren dan wordt u verzocht om deze aan de HR Manager te communiceren.”
2.4
Over de jaren heeft [verweerster] over het algemeen steeds gemiddeld een B (boven de norm) of een C (conform de norm) gescoord op haar beoordelingen. Over het jaar 2021 heeft [Verweerster] een D (onder de norm) gescoord voor de onderdelen samenwerken en houding. Daarvoor is de volgende motivering gegeven:
“(…) Dit jaar heeft werknemer tot 2 keer toe aangeboden hulp van het UPAZV geweigerd om samenwerking met leidinggevende te verbeteren. Er is bij de 3de poging een drie partijen gesprek geweest met arbeidspsycholoog, maar follow-up blijft lastig vanwege de ziekmelding en miscommunicatie met HR-medewerker” en “Medewerker heeft een positieve houding tegen AZV, echter is het systematisch maandelijks ziekmelden tijdens payroll een probleem en heeft het negatief effect op de organisatie. Haar ziektemelding heeft de bevorderingen van onder anderen AFAS en invoering van nieuwe beleid verhinderd. De HR-afdeling heeft de beoogde doelen niet kunnen bereiken als gevolg hiervan.””
2.5
In juni 2021 is door Adviesbureau Advance een assessment uitgevoerd op het functioneren van [verweerster].
2.6 [
Verweerster] is in april 2022 door AZV op non-actief gesteld. De non-actiefstelling duurt nog altijd voort.
2.7
Op 10 mei 2022 heeft [verweerster] een klacht ingediend bij de Raad van Commissarissen tegen de directeur van AZV. De klacht komt er in de kern op neer dat [verweerster] geen opleiding en dus geen kennis heeft in het uitvoeren van payroll master-werkzaamheden, omdat dat kennis vergt van specifieke formules, tellingen en belastingaangelegenheden. Ook heeft [Verweerster] in haar brief te kennen gegeven dat deze werkzaamheden geen deel uitmaken van haar functieomschrijving. De directeur van AZV heeft op deze klacht gereageerd en daarbij onder meer te kennen gegeven dat [Verweerster] altijd al 80% aan payroll- werkzaamheden heeft gedaan, en dat het programma payroll master zo geautomatiseerd is, dat specifieke kennis van formules, berekeningen of belastingaangelegenheden niet nodig is om de gegevens te kunnen verwerken. Bovendien heeft [verweerster] de nodige training ontvangen om met dit programma te werken, aldus de directeur.

3.HET VERZOEK

3.1
AZV verzoekt het Gerecht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen met onmiddellijke ingang, dan wel tegen een door het Gerecht in goede justitie te bepalen te bepalen tijdstip te ontbinden op grond van gewichtige redenen, met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
3.2
AZV legt aan het verzoek ten grondslag dat sprake is van een gewichtige reden bestaande uit een verandering in de omstandigheden die een ontbinding rechtvaardigt.
AZV stelt in dit verband dat de arbeidsverhouding tussen partijen in de loop der jaren is verslechterd, met name omdat [verweerster] structureel weigert om bepaalde tot haar takenpakket behorende payroll-werkzaamheden te verrichten. Ook weigert zij deel te nemen aan werkoverleggen. Voorts is de relatie tussen [verweerster] en de overige werknemers stroef, heeft [verweerster] zich jegens diverse collega’s onheus uitgelaten, en staat zij niet open voor coaching. In het verlengde hiervan zijn er dan ook geen overplaatsmogelijkheden voor [verweerster] binnen AZV.
3.3 [
verweerster] heeft verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van het verzoek met veroordeling van AZV in de proceskosten. In dit verband betwist [verweerster] dat zij zich op enig moment schuldig heeft gemaakt aan werkweigering. Ten aanzien van de overige aan haar gemaakte verwijten voert [Verweerster] aan dat zij haar werk altijd kwalitatief goed en naar eer en geweten heeft verricht. De strubbelingen van de laatste jaren vinden alle hun oorsprong in de beslissing van AZV om [verweerster] op te dragen bepaalde werkzaamheden te verrichten, zonder haar de vereiste (om)scholing aan te bieden. Dit heeft geleid tot een stressvolle situatie voor [verweerster], tot aan burn-out gerelateerde klachten toe, in welke periode [verweerster] zich wellicht nog mondiger dan gewoonlijk heeft uitgelaten jegens collega’s.
Voor het geval de verzochte ontbinding wordt toegewezen, verzoekt [verweerster] het Gerecht om AZV te veroordelen tot betaling van een vergoeding van Afl. 145.000,- althans een door het Gerecht in goede justitie te bepalen redelijk en gerechtvaardigd bedrag.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op grond van artikel 7:685 BW is ieder van de partijen te allen tijde bevoegd zich tot de rechter te wenden met het verzoek om de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden. De rechter kan een dergelijk verzoek slechts inwilligen als zij zich ervan heeft vergewist dat het verzoek geen verband houdt met een opzegverbod of een ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dat van dergelijke verboden sprake is, is gesteld noch gebleken. Daarom dient beoordeeld te worden of zich gewichtige redenen in vorenbedoelde zin voordoen.
4.2
Als gewichtige redenen voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst kunnen worden beschouwd omstandigheden die een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW vormen, en veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen (artikel 7:685 lid 2 BW).
4.3
AZV stelt in dit verband dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen, zodanig dat van haar niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daaraan heeft AZV kort gezegd de volgende feiten ten grondslag gelegd:
1) werkweigering 2) verstoorde relatie met collega’s en 3) onmogelijkheid tot overplaatsing. Deze feiten zijn door [Verweerster] gemotiveerd betwist. Het Gerecht overweegt als volgt.
werkweigering
4.4
AZV verwijt [verweerster] dat zij structureel weigert om payroll-werkzaamheden te verrichten en dat zij weigert deel te nemen aan werkoverleggen. Om met dat laatste te beginnen: ter zitting heeft [verweerster], onder verwijzing naar kopieën uit haar agenda en aantekenblok, gemotiveerd betwist dat zij weigerde om deel te nemen aan werkoverleggen. Zij heeft daarbij erkend dat zij zich eenmaal heeft afgemeld voor een werkoverleg met haar toenmalig leidinggevende, maar dat is de enige keer geweest dat zij niet heeft deelgenomen aan een werkoverleg. Gelet op deze gemotiveerde betwisting had het op de weg van AZV gelegen om nader te onderbouwen dat en wanneer [verweerster] geweigerd heeft om aan werkoverleggen deel te nemen. Dat heeft zij niet gedaan, zodat niet is komen vast te staan dat [verweerster] heeft geweigerd om aan werkoverleggen deel te nemen.
4.5
Ter onderbouwing van de stelling dat [verweerster] structureel weigert om payrollwerkzaamheden te verrichten, heeft AZV onder meer verwezen naar de schorsing die [verweerster] in dit verband in 2019 heeft gekregen (zie 2.3). Ook in de jaren nadien bleef [verweerster] weigeren deze werkzaamheden uit te voeren, aldus AZV. [Verweerster] heeft gemotiveerd weersproken dat zij heeft geweigerd om payroll-werkzaamheden te verrichten. Zij heeft weliswaar van begin af aan bezwaar gemaakt tegen de uitbreiding van haar takenpakket met de werkzaamheden van een payroll master zonder daartoe te worden opgeleid, maar zij heeft niettemin die werkzaamheden wel steeds – onder protest – uitgevoerd, aldus [verweerster].
Ten aanzien van de payroll-werkzaamheden waar het om gaat, is ter zitting aan de hand van verklaringen van Luzardo en [verweerster] het volgende vast komen te staan. Van oudsher vielen de werkzaamheden van payroll master – kort gezegd: het beheer van de payroll, waaronder de invoer van alle gegevens – onder de Afdeling Financiële Administratie van AZV. Het voorbereiden van mutaties, die vervolgens door de payroll master worden ingevoerd, behoorde wel van oudsher tot het takenpakket van de HR-medewerker. Deze werkzaamheden heeft [verweerster] dan ook steeds uitgevoerd, zo heeft zij onweersproken gesteld. Op advies van de Raad van Commissarissen is in deze onderverdeling van de payrollwerkzaamheden verandering gekomen. Gedurende het jaar 2018 zijn daar gesprekken over geweest, waarop in 2019 het gehele payroll-takenpakket naar de HRafdeling zou worden overdragen. Onder andere na bezwaren van [verweerster], hebben hierover gesprekken plaatsgevonden met onder meer de toenmalige directeur, een vertegenwoordiger van de vakbond en [Verweerster]. Het is in dit verband dat [verweerster] te kennen heeft gegeven dat zij na een eerdere weigering om zonder opleiding en functiewijzing de wijziging in haar takenpakket te accepteren, alsnog deze werkzaamheden zal uitvoeren. Dit valt ook af te leiden uit voormelde schorsingsbrief. Nadien zijn de payroll master-werkzaamheden echter uitbesteed aan een externe partij. Op verzoek van de Raad van Commissarissen zijn met ingang van januari 2021 alle payroll-werkzaamheden weer ondergebracht bij de HRafdeling van AZV.
Nu [verweerster] onweersproken heeft gesteld dat zij de “kleine” payroll-werkzaamheden die van oudsher binnen het takenpakket van de HR-medewerker vielen altijd heeft uitgevoerd, vast is komen te staan dat de werkzaamheden van payroll-master eerst met ingang van januari 2021 onder de verantwoordelijkheid van de HR-afdeling zijn geplaatst, en [Verweerster] onweersproken heeft gesteld dat zij – weliswaar onder protest – sindsdien deze werkzaamheden heeft uitgevoerd, is niet komen vast te staan dat [verweerster] structureel heeft geweigerd om payroll-werkzaamheden uit te voeren. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat gelet op de gemotiveerde betwisting van [verweerster], het op de weg van AZV had gelegen om haar stellingen ter zake nader te onderbouwen. AZV heeft niet onderbouwd welke werkzaamheden [verweerster] concreet heeft geweigerd uit te voeren, wat de consequenties daarvan zijn geweest, noch wie dit – omvangrijk – takenpakket gedurende al deze tijd op zich heeft genomen.
verstoorde relatie met collega’s
4.6
AZV verwijt [verweerster] voorts dat zij als gevolg van haar starre opstelling de relaties met onder meer haar leidinggevenden zodanig heeft verstoord, dat de ontstane situatie niet meer werkbaar is. Dit wordt door [verweerster] gemotiveerd betwist. Het Gerecht overweegt in dit verband dat uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken weliswaar blijkt dat er tussen partijen een geschilpunt en fricties bestaan en dat daarbij over een weer frustraties zijn geuit, maar dat betekent op zichzelf niet dat sprake is van een zodanig onwerkbare situatie dat van AZV om die reden al niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te laten bestaan. Zo blijkt uit de stukken en de stellingen van partijen – waaronder een uitdrukkelijke erkenning van de zijde van [verweerster] – dat [verweerster] met de voormalige HRmanager, [X], een moeizame relatie had, met ergernissen over en weer. Dat twee personen elkaar niet liggen, zoals hier duidelijk het geval is geweest, betekent echter niet direct dat [verweerster] niet meer voor AZV te handhaven is, in dit geval reeds omdat betrokkene maar gedurende een periode van omstreeks anderhalf jaar deze functie heeft bekleed, met ingang van januari 2022 is opgevolgd en inmiddels niet meer bij AZV werkzaam is. Dat tussen [verweerster] en andere collega’s een onwerkbare situatie is ontstaan, is door [verweerster] gemotiveerd weersproken en het Gerecht volgt haar in die stellig. Daarbij is het volgende relevant. Uit de stukken komt een beeld naar voren van [verweerster] als een mondige werknemer, die in soms stevige bewoordingen voor haar rechten opkomt of haar bezwaren te kennen geeft. Zo wordt [verweerster] door AZV verweten dat zij een voormalige HR-manager heeft beschuldigd van het vertellen van
“mentira”, waartegenover [verweerster] onderbouwd en onweersproken heeft gesteld dat dit was naar aanleiding van een aperte onjuistheid die betrokkene in haar beoordelingsformulier had opgenomen. Ook heeft [verweerster] enkele malen bezwaar gemaakt tegen haar beoordelingen, hetgeen ook heeft geresulteerd in aanpassing daarvan.
4.7
De overige uitingen van [verweerster], culminerend in de klacht die zij over de directeur bij de Raad van Commissarissen heeft ingediend, die haar door AZV worden verweten, moeten naar het oordeel van het Gerecht in de volgende context worden geplaatst. Vast is komen te staan dat aan [verweerster] op haar laatste werkdag voor de kerstvakantie in 2020 te kennen is gegeven dat zij met ingang van 1 januari 2021 de payroll masterwerkzaamheden voor haar rekening krijgt. Mede om deze reden heeft [verweerster] bij emailbericht van 8 januari 2021 met de meeste urgentie om een directe overplaatsing verzocht. Het door AZV in reactie daarop aangeboden coachingstraject ter verbetering van de relatie met voornoemde [X], heeft [verweerster] afgewezen, omdat zij daar geen heil in zag. Dit betekent niet dat van de zijde van [verweerster] geen inspanningen zijn verricht. [Verweerster] heeft gemotiveerd en onweersproken gesteld dat zij gedurende deze periode nauw contact heeft gehad en onder begeleiding is geweest van de vertrouwenspersoon en bedrijfspsycholoog van AZV. Het is ook in deze periode geweest dat [verweerster] door haar huisarts naar een psycholoog is verwezen vanwege “werkgerelateerde klachten, burn-out, overbelasting.” In juni 2021 heeft AZV [verweerster] een assessment laten doen (zie 2.5). In het assessmentrapport is als achtergrond vermeld: “
Sinds verleden jaar ervaart zij moeite in de werkrelatie en communicatie op de afdeling. Ze geeft aan dat er weinig met haar wordt overlegd en ervaart de toegewezen payroll taken als opgedrongen. Zij heeft aangegeven dat haar cijfermatigheid niet sterk is en voelt zich met haar loonadministratieve taken dan ook niet comfortabel. Een en ander heeft geleid tot enige tijd arbeidsongeschiktheid. [Verweerster] geeft aan echter graag te willen werken en is actief binnen de organisatie aan het rondkijken naar een alternatief. Haar hoop is gevestigd op een administratieve functie binnen de Afdeling Zorgcontracten.”Onder conclusies en aanbevelingen is onder meer in het assessmentrapport vermeld:
“[verweerster] is een serieuze werker die op sterk planmatige en taakgerichte manier werkt. Zij voelt zich prima thuis binnen routinematige administratieve werkzaamheden en werkt graag zelfstandig aan haar taken binnen een vast en bekend patroon. Hierbij zal zij een doorzetter blijken die niet snel van mening of aanpak verandert. (…) CIJFERMATIGE VAARDIGHEID – Zij zal er baat bij hebben haar cijfermatige capaciteiten te verstreken. Dit zal kansen voor haar openen richting administratieve functies waar cijfermatige taken centraal staan.”
In september 2021 heeft [verweerster] een interne sollicitatie gedaan, die niet in een overplaatsing heeft geresulteerd. In december 2021 is het bij het verrichten van de payroll masterwerkzaamheden vanwege het gebruiken van verkeerde codes volledig misgegaan, waardoor [verweerster] veel stress heeft ervaren, aldus [verweerster] onweersproken.
4.8
Onder deze omstandigheden heeft AZV onvoldoende gedaan om tot een werkbare arbeidsverhouding te komen. Te zien is dat [verweerster] vanwege de door haar opgedragen payroll master-werkzaamheden zodanige stress ervaart, dat dat ertoe heeft geleid dat zij op enig moment is uitgevallen vanwege werkgerelateerde klachten als overbelasting en burn-out. Weliswaar valt uit de overgelegde stukken af te leiden dat [verweerster] in deze periode in emailberichten aan onder meer de directeur en de Raad van Commissarissen – wellicht uit wanhoop – stevige bewoordingen heeft gebruikt, maar dit kan niet los worden gezien van de omstandigheden waarin [verweerster] zich gedurende deze periode bevond en de gezondheidsklachten waaraan zij leed. Gelet hierop had er van AZV als goed werkgever meer mogen worden verwacht dan het erin volharden dat [verweerster] de bewuste werkzaamheden uitvoert. In dit verband neemt het Gerecht ook in aanmerking dat [verweerster] gemotiveerd heeft betwist dat zij voldoende bijscholing althans cursussen heeft gekregen om de aanvullende payroll-werkzaamheden te kunnen verrichten. [Verweerster] stelt onder verwijzing naar de stukken dat zij alleen op 9 februari 2021 gedurende een dag de cursus Payroll Pro HRM Basis heeft gevolgd en aan haar op 8 maart 2022 gedurende drie uren een cursus is gegeven, waarbij zij slechts die codes heeft ontvangen die zij moet gebruiken en het programma aan haar is getoond.
(on)mogelijkheden overplaatsing
4.9
Ten aanzien van de onmogelijkheid tot overplaatsing, overweegt het Gerecht als volgt. [Verweerster] heeft in september 2021 op een interne vacature gesolliciteerd. In het rapport van de driekoppige selectiecommissie, waarvan overigens deel uitmaakte voornoemde HRManager [X], is over [verweerster] het volgende geconcludeerd: “
Ter conclusie, mevrouw [verweerster] toonde tijdens het interview kennis en nauwkeurigheid die bij haar werkachtergrond en werkervaring passen. Alhoewel mevrouw [verweerster] veel kennis en ervaring heeft, beziet ze niet over de vereiste kwaliteiten zoals flexibiliteit die tot de functie MZC behoren.”
Verder heeft AZV gesteld dat bij een rondgang onder de afdelingshoofden is gebleken dat geen enkele afdeling [verweerster] wenst te hebben. Hiermee heeft AZV naar het oordeel van het Gerecht geen constructieve en reële pogingen gedaan om [verweerster] elders in de organisatie onder te brengen, een en ander mede gelet op het feit dat [verweerster] voor het overige een hardwerkende en goede werknemer is, welk beeld uit de diverse stukken, zoals de beoordelingsformulieren en het assessmentrapport naar voren komt, en bovendien al ruim twintig jaar werkzaam is bij AZV.
4.1
Dit alles leidt tot de slotsom dat de arbeidsverhouding niet zodanig is verstoord, dat van AZV niet gevergd kan worden deze in stand te laten, zo nodig na overplaatsing van [verweerster] in een andere functie. Het verzoek wordt dan ook afgewezen. Dat de AZV de uitkomst van deze procedure niet heeft afgewacht alvorens de functie van [verweerster] met ingang van 1 september 2022 te vervullen, komt voor haar rekening en risico.
4.11
AZV zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, gevallen aan de zijde van [Verweerster] tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.250,- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
5.1
wijst het verzoek af;
5.2
veroordeelt AZV in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van [verweerster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.250,- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 6 september 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.