ECLI:NL:OGEAA:2022:364

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
AUA202201003
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van ontslag bij publiekrechtelijk lichaam en toepasselijkheid van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en de publiekrechtelijke rechtspersoon Servicio di Limpiesa di Aruba (Serlimar). De werknemer had een arbeidsovereenkomst met Serlimar en was op 1 juli 2009 in dienst getreden. Op 7 januari 2022 ontbond Serlimar de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] per onmiddellijk, waarbij het ontslag werd gemotiveerd door ongeoorloofd werkverzuim van de werknemer. De werknemer heeft vervolgens de nietigheid van het ontslag ingeroepen, stellende dat er geen dringende reden voor het ontslag was en dat de opzegging in strijd was met de opzegtermijn van drie maanden.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vorderingen van [verzoeker] gegrond zijn op de nietigheid van het ontslag, maar dat de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten (Lba) niet van toepassing is op werknemers van publiekrechtelijke lichamen zoals Serlimar. Dit betekent dat [verzoeker] zich niet kan beroepen op de bepalingen van de Lba, waardoor het Gerecht oordeelde dat er geen sprake kon zijn van een nietig ontslag. De vorderingen van [verzoeker] werden dan ook afgewezen.

Daarnaast heeft het Gerecht overwogen dat, zelfs als de opzegtermijn niet in acht was genomen, dit niet relevant was voor de beoordeling van de nietigheid van het ontslag, aangezien er geen schadevergoeding was gevorderd. De uitspraak concludeerde met de afwijzing van het verzoek van [verzoeker] en de veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

Beschikking van 13 september 2022
Behorend bij AUA202201003 EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
I[Naam verzoeker],
te Aruba,
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
SERVICIO DI LIMPIESA DI ARUBA,
te Aruba,
verweerder,
hierna te noemen: Serlimar,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 12 april 2022;
- het verweerschrift, ingediend op 31 mei 2022;
- de bij het verweerschrift behorende producties, alsnog ingediend op 13 juni 2022;
- de pleitaantekeningen van [verzoeker];
- de mondelinge behandeling van 21 juni 2022, waarbij zijn verschenen [verzoeker], bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en Serlimar bij haar gemachtigde voornoemd.
1.2
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Verzoeker] is op 1 juli 2009 krachtens een daartoe gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst getreden van Serlimar tegen een maandloon van Afl. 2.180,-.
2.2
Artikel 1 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“Conform het tweede lid van artikel 1613y van het Burgerlijk Wetboek (zoals gewijzigd bij AB 1992 no. 78), is de Zevende Titel A van het BW (het arbeidsovereenkomstenrecht) niet van toepassing op de onderhavige overeenkomst, met uitzondering van die artikelen, waarnaar in deze overeenkomst specifiek wordt verwezen.”
2.3
Artikel 5 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“Tussentijdse beëindiging van de overeenkomst is mogelijk, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 1615f t/m 1615m BW”.
2.4
Artikel 11.3 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“Het bepaalde in artikel 1615p BW met betrekking tot ontslag op staande voet is onverminderd de voorafgaande artikelen van toepassing.”
2.5
Bij brief van 7 januari 2022 is de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] per onmiddellijk opgezegd. In die brief staat, voor zover van belang, als volgt:
“(…) Na afgifte aan u van de schriftelijke beslissing van Serlimar inhoudende voorwaardelijk ontslag heeft u zich gewend tot de afdeling personeelszaken om na te gaan hoeveel vakantiedagen u tegoed had. Nadat u bericht werd geen uitstaande vakantiedagen te hebben, heeft u eenzijdig besloten om toch vakantie op te nemen en dit aan uw superieur medegedeeld. Alhoewel er sindsdien al sprake was van een ongeoorloofd werkverzuim heeft u het verder gepresteerd om niet meer op werk te verschijnen en ook niets meer van u te laten weten.
Uw handelswijze en voortdurend ongeoorloofde afwezigheid is voor Serlimar onacceptabel en levert voldoende redenen om het dienstverband te beëindigen, hetgeen bij deze ook geschiedt. Vanwege uw afwezigheid heeft Serlimar S.G. het no-work no-pay beginsel toegepast, doch mocht er nog enige bedragen aan u verschuldigd zijn dan zullen deze bij de afrekening eind deze maand worden uitbetaald. (…)”
2.6
Bij brief van 12 januari 2022 heeft [verzoeker] de nietigheid van het ontslag ingeroepen. Die brief vermeld onder meer het volgende:
“(…) U heeft client bij schrijven van 7 januari 2022 op staande voet ontslagen. Dit zonder hiertoe enige – dringende – reden toe was of dat u in bezit bent van de vereiste toestemming van directeur van de directie arbeid. (…) Ook het feit dat u cliënt zijn recht op hoor en wederhoor heeft ontnomen maakt het gegeven ontslag kwestionabel en bevestigt enkel dat u zich van cliënte wenst te ontdoen.
Gezien bovenstaande roept client hierbij de nietigheid in van het onrechtmatig gegeven ontslag. (…)”

3.HET VERZOEK

3.1 [
Verzoeker] verzoekt het Gerecht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) het door Serlimar aan [verzoeker] verleende ontslag nietig te verklaren;
b) Serlimar te bevelen om [verzoeker] zijn loon door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtmatige wijze zal zijn beëindigd, vermeerderd met de wettelijke rente en vermeerderd met de verhoging wegens vertraging ex artikel 7:625 BW over het achterstallig loon;
c) Serlimar te veroordelen in de kosten.
3.2 [
Verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij op staande voet is ontslagen terwijl zich geen daartoe vereiste dringende reden heeft voorgedaan. Voorts heeft Serlimar in strijd gehandeld met de opzeggingstermijn van drie maanden.
3.3
Serlimar voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [verzoeker] verzochte, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vorderingen van [verzoeker] zijn alle gegrond op de nietigheid van het gegeven ontslag vanwege strijd met artikel 4, eerste lid van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten (hierna: Lba), omdat zich geen situatie als bedoeld in het tweede lid voordoet. Niet in geschil is tussen partijen (hetgeen ook volgt uit vaste rechtspraak van dit Gerecht) dat Serlimar een publiekrechtelijke rechtspersoon is. Verder is niet meer in geschil tussen partijen dat ingevolge de aanhef van artikel 2 van de Lba die landsverordening niet van toepassing is op werknemers bij een publiekrechtelijk lichaam. Dat brengt met zich dat [verzoeker] zich niet met succes kan beroepen op het tweede lid van artikel 4 van de Lba. Er kan naar het oordeel van het Gerecht dan ook geen sprake zijn van een nietig ontslag in vorenbedoelde zin, zoals Serlimar terecht heeft gesteld. Vorenstaande brengt mee dat de vorderingen van [verzoeker], die, zoals hiervoor is overwogen, alle gegrond zijn op de nietigheid van het ontslag, niet voor toewijzing in aanmerking komen.
4.2
Voor zover [verzoeker] nog heeft gesteld dat Serlimar de opzegtermijn niet in acht heeft genomen dan wel de arbeidsovereenkomst om een onjuiste reden heeft opgezegd, kan dit onbesproken blijven. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat, ook indien deze stellingen vast zouden komen te staan, dit er slechts toe zou kunnen leiden dat Serlimar schadeplichtig is jegens [verzoeker]. Schadevergoeding is in deze zaak echter niet gevorderd.
4.3 [
Verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, uitvoerbaar bij voorraad worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Serlimar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
wijst af het door [verzoeker] verzochte;
5.2
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Serlimar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
5.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.