ECLI:NL:OGEAA:2022:341

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
AUA202202187
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van uitzettingsbevel van Venezolaanse verzoeker

In deze zaak heeft de rechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 september 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingediend door een Venezolaanse verzoeker. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een uitzettingsbevel dat op 20 juni 2022 door de Minister van Justitie en Sociale Zaken was uitgevaardigd. Dit bevel hield in dat de verzoeker, die sinds 19 september 2015 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, voor een periode van negentig maanden niet toegelaten zou worden. De verzoeker heeft in zijn verzoek aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die hem zouden moeten toestaan om zijn privéleven op Aruba voort te zetten, in het licht van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechter heeft overwogen dat de verzoeker op jonge leeftijd naar Aruba is gekomen en daar zijn hele leven heeft gewoond, wat zijn binding met het eiland versterkt. De rechter heeft vastgesteld dat er een redelijke kans bestaat dat het bezwaar van de verzoeker tegen het uitzettingsbevel zal slagen. Daarom heeft de rechter besloten om het uitzettingsbevel te schorsen totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. Tevens is bepaald dat het griffierecht aan de verzoeker wordt teruggestort.

Uitspraak

Uitspraak 21 september 2022
Lar nr. AUA202202187

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 20 juni 2022 (uitzettingsbevel) heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen en hem daarbij een periode van niet toelating opgelegd voor de duur van negentig (90) maanden.
Op 5 juli 2022 heeft verzoeker hiertegen bezwaar gemaakt (bezwaar).
Op 11 juli 2022 heeft verzoeker een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend (verzoek).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 24 augustus 2022, alwaar zijn verschenen verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Verzoeker is op [geboortedatum] 1991 geboren in Venezuela en is op 19 september 1996 (op 5-jarige leeftijd) naar Aruba gekomen. Hij heeft in Aruba de basis- en de middelbare school gevolgd.
1.2
Op 17 maart 2015 is aan verzoeker op zijn vijfde aanvraag een verblijfsvergunning verleend met als doel arbeid in loondienst en met een geldigheidsduur tot 18 september 2015. Hierna is verzoeker niet meer in het bezit geweest van een geldige verblijfsvergunning.
1.3
Op 5 oktober 2020 heeft verweerder de uitzetting en de inbewaringstelling van verzoeker bevolen. Op 12 oktober 2020 heeft verweerder de inbewaringstelling opgeheven en verzoeker een meldplicht opgelegd wegens gebrek aan detentiecapaciteit en het tijdelijk uitblijven van vluchten naar Venezuela vanwege de Covid-19 pandemie.
1.4
Bij het uitzettingsbevel heeft verweerder het op 5 oktober 2020 uitgevaardigde uitzettingsbevel ingetrokken en (opnieuw) de uitzetting van verzoeker bevolen.
uitzettingsbevel
2. Aan het uitzettingsbevel heeft verweerder ten grondslag gelegd – kort gezegd – dat verzoeker sinds 19 september 2015 zonder een geldige verblijfstitel alhier verblijft en dat zijn illegale verblijf niet behoeft te worden gedoogd.
verzoek
3. Het verzoek strekt ertoe het uitzettingsbevel te schorsen totdat op het bezwaar is beslist. Daartoe heeft verzoeker aangevoerd – kort gezegd – dat in dit geval bijzondere omstandigheden zich voordoen die ertoe nopen verzoeker op grond van artikel 8 van het EVRM toe te staan zijn privéleven op Aruba voort te zetten. Verweerder heeft bij het geven van het uitzettingsbevel ten onrechte geen rekening hiermee gehouden en de belangen van verzoeker niet althans onvoldoende laten meewegen bij dat bevel. Verzoeker heeft intussen een vergunningsaanvraag gedaan op grond de hardheidsclausule. Nu concreet zicht op legalisering bestaat, dient het verzoek volgens verzoeker te worden toegewezen.
beoordeling
4. De rechter stelt voorop dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.
5. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Voor honorering van het verzoek is vereist dat een redelijke kans bestaat dat het uitzettingsbevel in bezwaar niet in stand zal blijven.
6. Ingevolge artikel 15, eerste lid, onder sub d van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen, die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken.
7. Niet in geschil is dat verzoeker sinds 18 september 2015 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, zodat verweerder op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d van de Ltu in beginsel bevoegd is hem uit te zetten. Wel houdt partijen verdeeld de vraag of verweerder, alle omstandigheden in aanmerking nemende, in redelijkheid toepassing heeft kunnen geven aan die bevoegdheid.
8. Verweerder heeft ter zitting hierover aangevoerd dat het feit dat verzoeker al ruim
26 jaar in Aruba woont en (pas) op 15 juli 2022 een aanvraag heeft ingediend voor een verblijfsvergunning op grond van de hardheidsclausule, niet afdoet aan de bevoegdheid van verweerder om verzoeker uit Aruba te zetten. Ten tijde dat het uitzettingsbevel is uitgevaardigd, was nog geen (formele) vergunningsaanvraag ingediend, zodat verweerder daarmee geen rekening hoefde te houden. Het uitzettingsbevel kan daarom niet geacht worden onrechtmatig te zijn. Bovendien is volgens verweerder geen sprake van concreet zicht op legalisering, nu niet is gebleken dat aan alle vereisten voor toepassing van de hardheidsclausule is voldaan.
9. Met verweerder is de rechter van oordeel dat ten tijde van het uitvaardigen van het uitzettingsbevel zich geen feiten of omstandigheden voordeden die voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn om af te zien van het opleggen van dat bevel. Dit laat echter onverlet dat verweerder bij de heroverweging van het uitzettingsbevel in de bezwaarfase, rekening dient te houden met de feiten en omstandigheden die zich op dat moment voordoen, waaronder in dit geval dus ook de vergunningsaanvraag van verzoeker op grond van de hardheidsclausule. Ingevolge het Toelatingshandboek 2018 (hoofdstuk 1, paragraaf 1.5.4) kunnen toelatingsplichtigen die op zeer jonge leeftijd op Aruba zijn komen wonen en die door verloop van tijd reeds meerderjarig zijn geworden en een bijzondere, te onderbouwen binding met Aruba hebben, met een beroep op de hardheidsclausule, in aanmerking komen voor een verblijfvergunning. Vaststaat dat verzoeker op 5-jarige leeftijd naar Aruba is gekomen, de basis- en de middelbare school hier heeft gevolgd en al 26 jaar (dus nagenoeg zijn hele leven) in Aruba (feitelijk) woont. Ter zitting is verder gebleken dat verzoeker vloeiend Papiamento spreekt. Onder deze omstandigheden mag worden aangenomen dat verzoeker zodanig in de Arubaanse samenleving is ingeburgerd en dat hij de Venezolaanse maatschappij zozeer is ontworteld, dat uitvoering van het uitzettingsbevel voordat het onherroepelijk is geworden, voor hem een onaanvaardbare inbreuk in zijn privéleven kan betekenen. Dat verzoeker niet in aanmerking zou komen voor een vergunning op grond van de hardheidsclausule – zoals ter zitting door verweerder is aangevoerd – staat op voorhand niet vast. Verweerder heeft geen feiten en omstandigheden aangedragen die tot die conclusie zouden moeten leiden.
10. Gelet op dit alles is de rechter voorlopig van oordeel dat het bezwaarschrift van verzoeker tegen het uitzettingsbevel een redelijke kans van slagen heeft. Nu ook is gebleken dat de onmiddellijke uitvoering van het uitzettingsbevel verzoeker onevenredig nadelig zal treffen, bestaat aanleiding om het uitzettingsbevel te schorsen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- schorst het bevel tot uitzetting van 20 juni 2022 jegens [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1991 in Venezuela, totdat op het daartegen ingediende bezwaar is beslist;
- gelast dat het door verzoeker gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,- aan hem wordt teruggestort.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.