Uitspraak
1.[naam gedaagde 1],
[naam gedaagde 2],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vennootschap Duvit Holdings VBA (hierna: Duvit) een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], wegens wanprestatie uit hoofde van een huurkoopovereenkomst. De overeenkomst, aangegaan op 10 april 2018, betrof een lening van Afl. 8.518,43 met een rente van 12% per jaar. De gedaagden hebben hun verplichtingen uit deze overeenkomst niet nagekomen, wat leidde tot een sommaties en een vaststellingsovereenkomst op 24 september 2021, waarin [gedaagde 2] zich verbond tot maandelijkse betalingen van Afl. 473,25. Echter, ook deze verplichtingen zijn niet nagekomen, en [gedaagde 2] is inmiddels in een afkickprogramma in het buitenland.
Tijdens de comparitie op 31 mei 2022 zijn de partijen gehoord. Duvit vorderde betaling van Afl. 12.824,58, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook de proceskosten. De gedaagden zijn niet verschenen, met uitzondering van [gedaagde 1], die de vordering niet heeft betwist. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering toewijsbaar is, gezien de wanprestatie van beide gedaagden. De rechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en kosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
De uitspraak is gedaan op 15 juni 2022 door mr. T.A.M. Tijhuis, en de kosten van de procedure zijn begroot op Afl. 5.255,05, die door de gedaagden moeten worden vergoed.