ECLI:NL:OGEAA:2022:312

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
AUA202202000
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Venezolaanse nationaliteit en politieke vervolging

In deze zaak heeft de Venezolaanse verzoeker op 10 december 2021 een asielregistratieformulier ingediend bij het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS) in Aruba. De asielaanvraag werd op 9 juni 2022 afgewezen door de Minister van Arbeid, Energie en Integratie, waarop de verzoeker op 20 juni 2022 bezwaar maakte. Vervolgens diende de verzoeker op 22 juni 2022 een verzoekschrift in voor een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde voor vervolging op basis van zijn politieke overtuiging bij terugkeer naar Venezuela. De rechter heeft het verzoek op 31 augustus 2022 behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.B. Boyce, en de verweerder werd vertegenwoordigd door J. Harewood van DIMAS.

De rechter oordeelde dat de processtukken van de verweerder te laat waren ingediend, waardoor de rechter niet in staat was om te beoordelen of de verzoeker daadwerkelijk risico liep op vervolging of onmenselijke behandeling bij terugkeer. De rechter concludeerde dat de verzoeker een spoedeisend belang had bij zijn verzoek en dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de bestreden beschikking in bezwaar geen stand zou houden. Daarom werd besloten om de bestreden beschikking te schorsen en de verweerder te verbieden de verzoeker uit Aruba te zetten totdat op het bezwaar was beslist. De rechter gelastte ook de teruggave van het griffierecht aan de verzoeker. Deze uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn op 15 september 2022, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 15 september 2022
Lar nr. AUA202202000

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft op 10 december 2021 een asielregistratieformulier ingevuld, waarmee hij asiel heeft aangevraagd (asielaanvraag).
Bij beschikking van 9 juni 2022 heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen (bestreden beschikking).
Hiertegen heeft verzoeker op 20 juni 2022 bezwaar gemaakt (bezwaar).
Op 22 juni 2022 heeft verzoeker onderhavig verzoekschrift ingediend (verzoek).
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 augustus 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag), aangepast bij het Protocol van New York, geeft in artikel 1A, aanhef en ten tweede, de volgende definitie van vluchteling: ‘Elke persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en ten gevolge van bovenbedoelde gebeurtenissen verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren’.
1.3
Ingevolge artikel 33, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag zal geen der Verdragsluitende Staten, op welke wijze ook, een vluchteling uitzetten of terugleiden naar de grenzen van een grondgebied waar zijn leven of vrijheid bedreigd zou worden op grond van zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging.
1.4
Ingevolge artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) mag niemand worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
feiten
2.1
Verzoeker, op [datum] 1999 in Venezuela geboren en van Venezolaanse nationaliteit, is op 11 februari 2019 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van zeven dagen. Bij zijn aankomst heeft verzoeker om asiel verzocht bij het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS).
2.2
Bij beschikking van 17 november 2021 is dat verzoek buiten behandeling gesteld en is hem onmiddellijk vertrek uit Aruba aangezegd.
2.3
Op 10 december 2021 heeft verzoeker weer een asielaanvraag gedaan bij het DIMAS.
2.4
Bij de bestreden beschikking is die asielaanvraag afgewezen. Tevens heeft verweerder bij een andere beschikking de uitzetting van verzoeker bevolen.
2.5
Tegen de bestreden beschikking heeft verzoeker bezwaar gemaakt en, hangende de bezwaarprocedure, om voorlopige voorzieningen gevraagd.
bestreden beschikking
3. Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd, kort gezegd, dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de beoordelingselementen van het Vluchtelingenverdrag en ook niet dat hij het risico loopt op folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen zoals voorgeschreven door het EVRM.
verzoek
4. Het verzoek strekt ertoe de bestreden beschikking bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen en te bepalen dat verzoeker, hangende de bezwaarprocedure, wordt toegestaan om op Aruba de beslissing op het bezwaar af te wachten. Daartoe heeft verzoeker aangevoerd dat de bestreden beschikking onzorgvuldig is genomen en niet deugdelijk is gemotiveerd, kort gezegd, omdat:
uit de bestreden beschikking niet blijkt dat de asielaanvraag getoetst is aan voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst;
verweerder verzuimd heeft om in de bestreden beschikking te motiveren waarom de asielaanvraag is afgewezen en op basis van welke geverifieerde informatie die afwijzing heeft plaatsgevonden;
uit de bestreden beschikking niet blijkt aan welke verdragsrechtelijke uitzonderingsgronden is getoetst en waarom die niet van toepassing kunnen zijn;
verweerder niet heeft gemotiveerd waarom geen toepassing wordt gegeven aan het beginsel van non-refoulement.
Gelet hierop zal de bestreden beschikking niet in stand kunnen blijven en is het verzoek daarom voor toewijzing vatbaar.
beoordeling
5.1
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de rechter een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
5.2
Verweerder hanteert als beleid dat een toelatingsplichtige, hangende een voorlopige voorzieningsprocedure in een bezwaarprocedure tegen een beschikking die rechtstreeks gevolgen heeft voor zijn uitzetting, het land niet zal worden uitgezet. Nu verweerder ter zitting heeft verklaard dat verzoeker Aruba kan worden uitgezet zodra op het onderhavige verzoek is beslist, is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek.
5.3
Voor het schorsen van de bestreden beschikking en/of het treffen van een voorlopige voorziening is aanleiding indien een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beschikking in bezwaar geen stand zal houden.
5.4
Ter zitting heeft de rechter beslist dat het door verweerder pas op 31 augustus 2022 om 13:04 uur (derhalve minder dan 1 uur voor aanvang van de LAR-zittingen van die middag) ingediende asielregistratieformulier van 10 december 2021 en de notitie van het gehoor van verzoeker van 27 mei 2022 als in strijd met artikel 25, vierde lid, van het Procesreglement 2022 en de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten. Voor het inlassen van een leespauze, zoals door verweerder verzocht, zag de rechter geen aanleiding, nu het niet de eerste keer is dat verweerder is gewezen op zijn plicht om de op de zaak betrekking hebbende stukken tijdig in te dienen. Bovendien is uit de processtukken gebleken dat verzoeker verweerder bij e-mails van 17 juni 2022, 20 juni 2022, 28 juni 2022 en 7 juli 2022 tevergeefs om die stukken heeft gevraagd. Door de handelswijze van verweerder is verzoeker onmiskenbaar in zijn verdediging geschaad.
5.5
Het gevolg van dit alles is dat de rechter niet heeft kunnen beoordelen of het aannemelijk is geworden dat verzoeker na terugkeer vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag zal behoeven te vrezen wegens zijn politieke overtuiging. Evenmin kan de rechter beoordelen of het aannemelijk is geworden dat verzoeker na terugkeer onderworpen zal worden aan een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
5.6
Gezien het voorgaande en gelet op het onevenredig nadeel dat verzoeker zal treffen ingeval van onmiddellijke uitvoering van de bestreden beschikking, rest de rechter geen andere mogelijkheid dan het verzoek toe te wijzen en een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat verweerder verboden wordt verzoeker Aruba uit te zetten totdat op het bezwaar is beslist.
5.7
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- schorst bij wijze van voorlopige voorziening de beschikking van 9 juni 2022, totdat verweerder op het door verzoeker daartegen gemaakt bezwaar heeft beslist;
- verbiedt verweerder verzoeker uit Aruba te zetten totdat op het bezwaar is beslist;
- gelast de teruggave van het door verzoekster betaalde griffierecht ad Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.