ECLI:NL:OGEAA:2022:308

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
AUA202103014 en AUA202103015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de oplegging van een uitnodiging tot betaling van invoerrechten voor voertuigen met hybride aandrijvingssysteem

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de oplegging van een uitnodiging tot betaling (UTB) door de Inspecteur der Invoerrechten aan de belanghebbende, een onderneming gevestigd in Aruba. De UTB betrof de invoer van vier motorrijtuigen van het merk Mercedes-Benz, waarvoor de Inspecteur invoerrechten van 50% had opgelegd, terwijl de belanghebbende stelde dat de voertuigen onder een tarief van 12% moesten vallen, omdat zij zouden voldoen aan de voorwaarden voor voertuigen met een hybride aandrijvingssysteem. De belanghebbende voerde aan dat de voertuigen mild-hybride zijn en dat zij bij invoer het juiste tarief van 12% hadden betaald. De Inspecteur daarentegen betoogde dat de voertuigen niet volledig door de elektromotor konden worden aangedreven en dat zij correct waren ingedeeld in tariefpost 8703.2394, waarvoor het hogere tarief van 50% geldt.

Tijdens de zittingen, die plaatsvonden op 17 maart en 7 april 2022, zijn beide partijen gehoord. De belanghebbende heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een brief van de Regional Sales Manager van Mercedes-Benz, waarin de hybride functies van de voertuigen werden toegelicht. Het Gerecht heeft de regelgeving omtrent de indeling van voertuigen met hybride aandrijvingssysteem beoordeeld en geconcludeerd dat de voertuigen niet voldeden aan de norm van 15% piekvermogen van de elektromotor ten opzichte van de verbrandingsmotor. Hierdoor konden de voertuigen niet als hybride worden aangemerkt volgens de geldende wetgeving.

Het Gerecht heeft ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel van de belanghebbende afgewezen, omdat niet was aangetoond dat andere voertuigen met een vergelijkbare aandrijvingssysteem onterecht met een lager tarief waren behandeld. Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat de UTB terecht was opgelegd en het beroep ongegrond verklaard. De proceskosten en het griffierecht werden niet vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 18 augustus 2022
BBZ nrs. AUA202103014 en AUA202103015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER INVOERRECHTEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Met dagtekening 18 november 2020 heeft de Inspecteur aan belanghebbende ter zake van de invoer van vier motorrijtuigen van het merk Mercedes-Benz een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) uitgereikt strekkende tot betaling van een bedrag van Afl. 178.192,15 aan invoerrechten.
1.2
Belanghebbende heeft op 16 december 2020 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 september 2021 het bezwaar afgewezen.
1.4
Belanghebbende heeft op 14 oktober 2021 tegen de uitspraak van de Inspecteur pro forma beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 150.
1.5
Belanghebbende heeft op 17 december 2021 het beroepschrift nader aangevuld.
1.6
De Inspecteur heeft op 24 februari 2022 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2022 te Oranjestad. Namens belanghebbende zijn verschenen [A], verbonden aan [Q], [B] (directeur) en [C] (hoofd technicus Mercedes-Benz). Namens de Inspecteur is, zonder voorafgaand bericht, niemand verschenen. Op de zitting bleek dat de belastinggriffie verzuimd heeft het verweerschrift van de Inspecteur naar belanghebbende te versturen. De rechter heeft de zaak aangehouden om belanghebbende de kans te geven schriftelijk hierop te reageren.
1.8
Belanghebbende heeft op 28 maart 2022 een nader stuk ingediend.
1.9
Een nadere zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2022 te Oranjestad. Namens belanghebbende zijn verschenen [A] en [B] verbonden aan [Q]. Namens belanghebbende zijn tevens verschenen [C] (directeur) en [D] (hoofd technicus Mercedes-Benz). Namens de Inspecteur zijn verschenen [E] en [F]. Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft op 24 september 2019, 23 april 2020, 9 juni 2020 en 6 november 2020 telkens een voertuig van het merk Mercedes-Benz, GLE 450 4MATIC, ingevoerd (hierna: de voertuigen). De voertuigen hebben een elektromotor en een benzinemotor. De voertuigen, zogenoemde mild-hybride voertuigen, kunnen niet door de elektromotor alleen worden voortbewogen.
2.2
In een brief van de ‘Regional Sales manager’ van Mercedes-Benz is het volgende over de voertuigen vermeld:
“The combination of 12/48 volt on-board network in combination with the integrated starter alternator results in a low-voltage Mild-Hybrid vehicle with specific hybrid functions:
(..)
In a summary:
Ultra-modern internal combustion engine with extensive electrification – the belt-driven starter/generator (RSG) performs numerous hybrid functions such as boosting and recuperates valuable energy when braking. The result: plenty of spirit with a low fuel consumption.
(..)
The integrated Starter-Alternator (ISA) combines the starter and alternator in a powerful electric motor between engine and transmission, assisting the internal combustion engine (boost function). On overrun, over 80 percent of the energy is fed back to the battery (energy recovery). The ISA also allows hybrid functions such as pre-entry climate control or Silent Start – i.e. almost imperceptible engine starting.”
2.3
Tot de gedingstukken (productie 4 bij het schrijven van 28 maart 2022 van belanghebbende) behoort – voor zover van belang – informatie over het vermogen van de motoren van de voertuigen. Volgens deze informatie heeft de elektromotor een output van 16 kilowatt en 21 horsepower (hp). De brandstofmotor heeft een output van 270 kilowatt en 367 hp.
2.4
Belanghebbende heeft bij invoer de voertuigen ingedeeld in tariefpost 8703.3110 voor voertuigen met een hybride aandrijvingssysteem en heeft het daarbij verschuldigde tarief van 12% aan invoerrechten voldaan.
2.5
Naar aanleiding van een factuurcontrole van de douane heeft de Inspecteur een UTB (dagtekening 18 november 2020) uitgevaardigd. Daarbij zijn de voertuigen ingedeeld in tariefpost 8703.2394 met het daarbij horende tarief van 50%. De nog te betalen invoerrechten zijn als volgt gespecificeerd:
Ingevoerde auto van 24 september 2019: Afl. 41.401,35
Ingevoerde auto van 23 april 2020: Afl. 46.127,80
Ingevoerde auto van 9 juni 2020: Afl. 41.605,80
Ingevoerde auto van 6 november 2020: Afl. 49.057,20
2.6
In de bezwaarfase is de UTB gehandhaafd.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de UTB terecht is opgelegd.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. Belanghebbende stelt samengevat dat de ingevoerde voertuigen voorzien zijn van een hybride aandrijvingssysteem en daarom onderworpen zijn aan een tarief van 12%.
3.3
De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt samengevat dat de voertuigen mild-hybride voertuigen zijn, die niet volledig kunnen worden aangedreven door de elektromotor. Volgens de Inspecteur zijn de voertuigen correct ingedeeld en is ter zake van de invoer 50% aan invoerrechten verschuldigd.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Nationale regelgeving

4.1
Het tariefposten-classificatiesysteem met betrekking tot de invoerrechten in Aruba is vastgelegd in de Eenvormige Landsverordening Geharmoniseerd Systeem (AB 2002 no. 7). In een bijlage van de Landsverordening tarief van invoerrechten (AB 2002 no. 190) (hierna: Lv TvI) is het tariefposten-classificatiesysteem aangevuld met de toe te passen tarieven opgenomen. Dit document is het zogenoemde tarief van invoerrechten (hierna: TvI).
4.2
In dit document (TvI) is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“(..) AFDELING XVII
Vervoermaterieel
(..)
HOOFDSTUK 87
AUTOMOBIELEN, TRACTORS, RIJWIELEN, MOTORRIJWIELEN EN ANDERE VOERTUIGEN VOOR VERVOER OVER LAND,
ALSMEDE DELEN EN TOEBEHOREN DAARVAN
(..)
Nationale aantekening
Voor de toepassing van de posten 87.02 en 87.03 wordt onder een voertuig met een hybride aandrijvingsysteem verstaan een voertuig dat is ingericht en bestemd om uitsluitend te worden aangedreven door een combinatie van een elektromotor en een verbrandingsmotor, mits het piekvermogen van de door (
Gerecht: bedoeld zal zijn ‘voor’) de aandrijving bestemde elektromotor ten minste 15% van het maximumvermogen van de verbrandingsmotor bedraagt.
Post Code Omschrijving Tarief
87.03
Automobielen en andere motorvoertuigen hoofd-
zakelijk ontworpen voor personenvervoer (andere
dan die bedoeld bij post 87.02), motorvoertuigen
van het type „station wagon” of „break” en race-
wagens daaronder begrepen:
(..)
8703.23met een cilinderinhoud van meer dan 1 500
doch niet meer dan 3 000 cm3:
8703.2310 met een hybride aandrijvingsysteem 12%
andere:
8703.2391 ambulancewagens, celwagens en lijkwagens 12%
andere:
8703.2392 met een cif-waarde tot en met Afl. 20.000 30%
8703.2393 met een cif-waarde van Afl. 20.001 tot en met
Afl. 30.000 40%
8703.2394 met een cif-waarde van Afl. 30.001 of meer 50%
8703.24met een cilinderinhoud van meer dan 3 000 cm3:
8703.2410 met een hybride aandrijvingsysteem 12%
andere:
(..)
andere voertuigen met een motor met zelfontsteking
(diesel- of semi- dieselmotor):
8703.31met een cilinderinhoud van niet meer dan 1 500 cm3:
8703.3110 met een hybride aandrijvingsysteem 12%”
4.3
Niet in geschil is dat de voertuigen moeten worden ingedeeld in Hoofdstuk 87 onder de tariefpost 87.03. Beoordeeld moet worden of de voertuigen moeten worden aangemerkt als voertuigen ‘met een hybride aandrijvingssysteem’. Voor deze voertuigen geldt een tarief van invoerrechten van 12%.
4.4
Ingevolge artikel 3, lid 3, van de Lv TvI worden bij landsbesluit nadere regels gegeven over de wijze waarop goederen in het tarief van invoerrechten (TvI) moeten worden ingedeeld. Daaraan is uitvoering gegeven in artikel 1 en de bijlage van het Landsbesluit indelingsregels tarief van invoerrechten (AB 2008 no. 38).
4.5
In de bijlage bij voornoemd landsbesluit is onder meer de volgende indelingsregel opgenomen:
1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken gelden slechts als aanwijzing. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de regels vastgelegd in de indelingsregels 2 tot en met 5.
(..)
4.6
Volgens de hiervoor vermelde indelingsregels zijn voor de indeling van goederen wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. In dit verband is van belang hetgeen in de nationale aantekening op Hoofdstuk 87 (zie hiervoor onder 4.2) is vermeld. Volgens de nationale aantekening wordt onder een voertuig met een hybride aandrijvingsysteem verstaan een voertuig dat is ingericht en bestemd om uitsluitend te worden aangedreven door een combinatie van een elektromotor en een verbrandingsmotor, mits het piekvermogen van de voor de aandrijving bestemde elektromotor ten minste 15% van het maximumvermogen van de verbrandingsmotor bedraagt.
4.7
Partijen verschillen van mening over de uitleg van de tekst van de nationale aantekening. Volgens de Inspecteur volgt uit de tekst dat het voertuig volledig door de elektromotor aangedreven moet kunnen worden. Volgens belanghebbende is dat niet een vereiste. Naar het oordeel van het Gerecht volgt uit de tekst van de nationale aantekening niet dat het voertuig volledig door de elektromotor moet kunnen worden aangedreven. De onderverdeling voor voertuigen met hybride aandrijvingssysteem is ingevoerd bij de Landsverordening tot wijziging van diverse belastingverordeningen (AB 2010 no. 100). In de Memorie van Toelichting op deze Landsverordening zijn voor de interpretatie van de Inspecteur ook geen aanknopingspunten te vinden.
4.8
Het hybride voertuig moet worden voortbewogen door een elektromotor en een verbrandingsmotor waarbij voor het vermogen van de elektromotor een minimale norm wordt gesteld. Het piekvermogen van de elektromotor van het voertuig moet ten minste 15% van het maximumvermogen van de verbrandingsmotor bedragen. Partijen hebben geklaagd over de onduidelijkheid van de regelgeving. Het Gerecht overweegt in dit verband dat voor de uitleg van de nationale aantekening aansluiting kan worden gezocht bij de Nederlandse Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: NWbp) en de daarbij behorende Memorie van Toelichting. De tekst van de aantekening bij hoofdstuk 87 is immers voor een deel vrijwel identiek aan de tekst van artikel 9a van de NWbp.
4.9.1
Met ingang van 1 oktober 2002 is in deze wet de volgende bepaling opgenomen (Staatsblad 2001, 642):
“C. Artikel 9a komt te luiden:
(…)
c. een combinatie van een elektromotor en een verbrandingsmotor, mits het piekvermogen van de voor de aandrijving bestemde elektromotor ten minste 15% van het maximum vermogen van de verbrandingsmotor bedraagt en mits de personenauto blijkens de vermelding in het kentekenregister behoort tot de energie-efficiëntieklasse A, bedoeld in bijlage 4 bij het Besluit etikettering energiegebruik personenauto's.”
Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2012 vervallen.
4.9.2
In de Memorie van Toelichting (MvT) bij invoering van deze bepaling (Kamerstukken II 28014, nr. 3) is het volgende opgenomen:
“Onderdeel c betreft hybride elektrische personenauto’s, die zeer zuinig zijn zoals de Toyota Prius en de Honda Insight. Voor de bepaling van het energielabel wordt uitgegaan van de CO2-uitstootwaarde zoals gemeten tijdens de typegoedkeuring overeenkomstig Richtlijn 80/1268/EEG.
Bij dit onderdeel is de norm voor het piekvermogen van de elektromotor gesteld op 15% van het maximumvermogen van de verbrandingsmotor. Het piekvermogen betreft het mechanische vermogen dat door de elektromotor wordt afgegeven. Indien een voertuig meerdere elektromotoren voor de aandrijving gebruikt, dan wordt bij de toetsing van dit criterium het piekvermogen van de elektromotoren bij elkaar opgeteld. De norm is op 15% gesteld om een voldoende hybride karakter van de aandrijving te waarborgen. Gewone starter-alternator voertuigen, die de komende jaren op de markt worden verwacht voldoen veelal niet aan dit criterium. Bij deze voertuigen dient de gecombineerde elektromotordynamo hoofdzakelijk om de verbrandingsmotor te starten en om elektriciteit voor alle on-board voorzieningen zoals verlichting, ventilatie en achterruitverwarming op te wekken(cursivering door het Gerecht).”
4.1
Naar het oordeel van het Gerecht kan worden aangenomen dat ook in het onderhavige geval geldt dat het piekvermogen het mechanische vermogen betreft dat door de elektromotor wordt afgegeven en dat de norm op 15% is gesteld om een voldoende hybride karakter van de aandrijving te waarborgen.
4.11.1
Belanghebbende stelt dat het voor de berekening van de norm van 15% uitgegaan moet worden van de nominale koppel (’rated torque’) van de motoren. Volgens belanghebbende bedraagt de nominale koppel van de elektromotoren 250 Newton meters (Nm) (tussen 1.600-4.500 rpm) en die van de verbrandingsmotoren 500 Nm.
4.11.2
De officiële eenheid om het vermogen van een motor aan te duiden is echter het aantal ‘kilowatt’ of ‘pk’, en niet de nominale koppel. Volgens de vaststaande feiten (2.3) heeft de elektromotor een vermogen van 16 kilowatt. De brandstofmotor heeft een vermogen van 270 kilowatt. Het piekvermogen van de elektromotor bedraagt derhalve 16/270 x 100% = 5,9% van het maximumvermogen van de verbrandingsmotor. Het Gerecht merkt nog op dat niet vast is komen te staan dat indien wordt uitgegaan van de nominale koppel, de elektromotor wel voldoet aan de norm van 15%.
4.12
De voertuigen voldoen derhalve niet aan de norm van 15%. Hieruit volgt dat de voertuigen niet als een voertuig met een hybride aandrijvingsysteem in de zin van het TvI kunnen worden aangemerkt.
Gelijkheidsbeginsel
4.13
Belanghebbende heeft een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Volgens belanghebbende worden voertuigen met dezelfde mild-hybride technologie door concurrenten tegen betaling van 12% invoerrechten ingevoerd.
4.13.1
Buiten de zich hier niet voordoende situaties dat sprake is van een oogmerk van begunstiging of dat sprake is van begunstigend beleid, kan het gelijkheidsbeginsel slechts toepassing vinden in het kader van de meerderheidsregel. Deze regel brengt mee dat vergelijkbare gevallen deel moeten uitmaken van een groep, waarbij de meerderheid van die groep begunstigend wordt behandeld.
4.13.2
In dat verband is van belang het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 2012, nr. 11/00162, ECLI:NL:HR:2012:BV0264, BNB 2013/2. Daarin heeft de Hoge Raad onder meer geoordeeld:
“4.2. De meerderheidsregel strekt ter bescherming van belastingplichtigen tegen een willekeurige ongelijke behandeling door het bestuursorgaan. (…)
4.3.
Voor belastingen die bij wege van voldoening of afdracht op aangifte worden geheven (hierna tezamen ook aangeduid als: aangiftebelastingen) geldt dat niet het bestuursorgaan de belastingschuld vaststelt, maar de belastingplichtige of inhoudingsplichtige deze zelf berekent. Op het bestuursorgaan rust wel de taak om, indien het verschuldigde bedrag niet volledig op aangifte is betaald, over te gaan tot naheffing van de te weinig betaalde belasting. Van een door het bestuursorgaan gevolgde van de wet afwijkende gedragslijn waarop een belanghebbende zich in het kader van de meerderheidsregel kan beroepen, is bij aangiftebelastingen sprake indien het bestuursorgaan in de meerderheid van de vergelijkbare gevallen waarmee het bekend is expliciet of impliciet een standpunt inneemt op grond waarvan het een juiste wetstoepassing achterwege laat (vgl. HR 11 maart 1998, nr. 32723, LJN AA2454, BNB 1998/266). Van het innemen van een dergelijk standpunt kan worden gesproken indien naheffing achterwege blijft hoewel de verschuldigde belasting niet (volledig) is betaald en het bestuursorgaan over alle benodigde gegevens beschikt om een naheffingsaanslag te kunnen opleggen. Die situatie doet zich ook voor als een belanghebbende die zich op de meerderheidsregel beroept aan het bestuursorgaan alle benodigde gegevens inzake rechtens en feitelijk vergelijkbare gevallen heeft verstrekt waaruit volgt dat te weinig belasting is betaald en op grond waarvan tot naheffing kan worden overgegaan, waarna het bestuursorgaan niettemin naheffing achterwege laat.”
Ook is van belang rechtsoordeel 3.2 en 3.3 van het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 1998 nr. 32723, LJN AA2454, BNB 1998/266:
“3.2 Belanghebbende heeft voor het Hof gesteld dat de hem opgelegde naheffingsaanslag op grond van het gelijkheidsbeginsel dient te worden vernietigd, nu bij de verkrijgers van de overige bouwkavels naheffing achterwege is gebleven. (…)
3.3. (…)
Uit ’s Hofs uitspraak en de stukken van het geding blijkt niet dat de naheffingsaanslagen in de door belanghebbende bedoelde andere gevallen achterwege zijn gebleven als gevolg van een expliciete of impliciete standpuntbepaling in die zin van de Inspecteur. In een zodanige geval kan indien ten tijde van de behandeling van de zaak voor het hof aannemelijk is dat de tot dan toe achterwege gebleven naheffingsaanslagen alsnog zullen worden opgelegd – het is aan het hof om te beoordelen of de mededeling van de Inspecteur dat hij voornemens is die aanslagen op te leggen aanleiding vormt de zaak in afwachting van de uitvoering van dat voornemen aan te houden – van een begunstigend beleid als door belanghebbende bedoeld niet worden gesproken. Evenmin kan dan een juiste wetstoepassing worden opzij gezet op de grond dat de Inspecteur in de meerderheid van de vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing achterwege laat. (…)”
4.14
Beoordeeld dient te worden of de Inspecteur in de periode september 2019 tot en met november 2020 in de meerderheid van de gevallen van mild-hybride voertuigen die niet voldoen aan de 15% norm, een juiste wetstoepassing achterwege heeft gelaten (en dus een tarief van 12% aan invoerrechten heeft toegelaten). Op belanghebbende rust de last feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting door de wederpartij aannemelijk te maken op grond waarvan kan worden geoordeeld dat het gelijkheidsbeginsel (meerderheidsregel) is geschonden. Het ligt vervolgens op de weg van de Inspecteur om aannemelijk te maken dat in de gevallen waarin de verschuldigde invoerrechten niet (volledig) zijn voldaan, naheffing niet achterwege blijft, of slechts achterwege blijft vanwege het geringe financiële belang.
4.15.1
Belanghebbende heeft aangevoerd dat voertuigen van het merk Dodge Ram en het merk Jeep Wrangler hetzelfde aandrijvingsysteem hebben als dat van onderhavige voertuigen, en dat de Dodge Ram en de Jeep Wrangler door een concurrent wel met het verlaagde tarief van 12% zijn ingevoerd. Ter onderbouwing van haar stelling dat de Jeep Wrangler hetzelfde aandrijvingsysteem gebruikt is een brief van 22 oktober 2020 afkomstig van FCA FIAT CHRYSLER AUTOMOTIVES BRASIL LTDA, overgelegd. Uit de informatie die is opgenomen in de brief kan echter niet worden afgeleid dat niet aan de hiervoor bedoelde 15% norm wordt voldaan. Met betrekking tot de voertuigen van het merk Dodge Ram geldt hetzelfde. Reeds om deze reden kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slagen. Het staat immers niet vast dat deze voertuigen – evenals de onderhavige voertuigen van het merk Mercedes-Benz – niet voldoen aan meerbedoelde 15% norm. Belanghebbende slaagt derhalve niet in haar bewijslast.
4.15.2
De Inspecteur heeft bovendien te kennen gegeven niet ervan op de hoogte te zijn dat voor de invoer van voertuigen van deze merken het tarief van 12% is toegepast. Zij heeft geloofwaardig verklaard dat zij hiernaar een onderzoek zal doen en dat te weinig betaalde invoerrechten in voorkomende gevallen zullen worden nageheven.
4.15.3
Belanghebbende heeft voorts informatie overgelegd over de door haar verhandelde voertuigen van het merk Ford F-150. In het overgelegde brochuremateriaal worden deze voertuigen aangeprezen als ‘full hybride’ voertuigen. De Inspecteur heeft ter zitting onbetwist verklaard dat uit onderzoek is gebleken dat de elektromotor van de voertuigen van dit merk niet het minimale piekvermogen heeft van 15% en dat om deze reden de voertuigen niet in aanmerking komen voor het tarief van 12%. Van dit voertuig kan derhalve niet worden gezegd dat een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven.
4.15.4
Gelet op het voorgaande faalt het beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Slotsom
4.16
De Inspecteur heeft de voertuigen terecht ingedeeld in post 8703.2394. Daarbij hoort een tarief van 50% aan invoerrechten. De UTB is terecht opgelegd. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en is uitgesproken op 18 augustus 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300