ECLI:NL:OGEAA:2022:306

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
AUA202200758
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake openbaarmaking documenten rioolwaterzuiveringsinstallatie

In deze zaak heeft Manor Beach Resort N.V. beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening, die op 15 februari 2022 een bestreden beschikking heeft genomen. Deze beschikking betrof een verzoek om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de rioolwaterzuiveringsinstallatie (Rwzi) en het Carmabi-rapport, ingediend door appellante op 30 juni 2020. De minister verleende inzage in de documenten, maar beperkte de openbaarmaking tot lezing van de inhoud en mondelinge informatie, zonder een kopie van de documenten te verstrekken. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt en stelde dat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom haar voorkeur voor een kopie niet werd gehonoreerd. Het gerecht heeft de zaak op 8 juni 2022 behandeld en op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat de bestreden beschikking niet zorgvuldig tot stand was gekomen en dat het beroep gegrond was. De rechter heeft de minister opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak. Tevens is het griffierecht van Afl. 25,- aan appellante teruggegeven.

Uitspraak

Uitspraak van 31 augustus 2022
Lar nr. AUA202200758

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

MANOR BEACH RESORT N.V.,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: J. van Schaijk,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 15 februari 2022 (bestreden beschikking) heeft verweerder besloten om aan appellante conform de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) inzage te verlenen door lezing van de inhoud toe te staan en mondeling informatie te verstrekken aangaande documenten van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (Rwzi). Het verzoek van appellante tot openbaarmaking van het Carmabi-rapport heeft verweerder doorgestuurd naar een andere minister.
Tegen de bestreden beschikking heeft appellante op 24 februari 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 17 mei 2022 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juni 2022. Partijen zijn bij de hierboven genoemde gemachtigden verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Op 30 juni 2020 heeft appellante de toenmalige minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu verzocht om openbaarmaking krachtens de Lob van alle documenten aangaande de Rwzi en de Bubaliplas, inclusief het Carmabi-rapport (Lob-verzoek).
1.2
Tegen het uitblijven van een beschikking daarop heeft appellant op 31 augustus 2020 een bezwaarschrift ingediend (bezwaar).
1.3
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder besloten tot openbaarmaking middels inzage door aan appellante lezing van de inhoud toe te staan en mondeling informatie aan hem te doen verstrekken van documenten aangaande de Rwzi.
bestreden beschikking
2. Bij de bestreden beschikking heeft verweerder zijn beslissing om de openbaarmaking te beperken tot inzage, op de wijze als hierboven vermeld, als volgt gemotiveerd:
“(…)
Artikel 9 lid 1 van de Lob staat in de weg om (concept)adviezen, interne memo’s en aantekeningen van en tussen de Dienst Openbare Werken en andere diensten/directies die betrekking hebben op de RWZI te verschaffen die nog in bewerking zijn of die opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies van een of meer personen over het beleid van de Minister en de daartoe door deze of dezen aangevoerde argumenten te verschaffen. Deze stukken kunnen niet openbaar worden gemaakt. Op grond van artikel 4 lid 1 onder c en d Lob kan inzage worden verleend door lezing van de inhoud toe te staan en mondeling informatie te doen verstrekken van informatie in documenten bevattende feitelijke gegevens omtrent concrete activiteiten en ontwikkelingen met betrekking tot de RWZI, behoudens artikel 8 van de Lob.
U verzoekt een kopie van het Carmabi-rapport. Gezien dat dit rapport bij de minister belast met Natuur berust, is dit verzoek doorgestuurd naar de genoemde minister ter beantwoording van uw verzoek.
(…)”
beoordeling
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Appellante heeft het beroep gebaseerd op de hierna e bespreken gronden.
4.1
Appellante heeft ten eerste aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet heeft toegelicht waarom geen rekening is gehouden met haar voorkeur om een kopie en haar slechts lezing van de inhoud van de desbetreffende documenten is toegestaan. Dit betoog slaagt. Appellante heeft al bij het Lob-verzoek kenbaar gemaakt een kopie van de documenten in kwestie te willen ontvangen en deze voorkeur gemotiveerd (mogelijke rechtszaak). Gelet hierop en het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van de Lob had het op de weg van verweerder gelegen om nader te motiveren waarom hij desondanks slechts bereid is appellante enkel lezing van de inhoud van die documenten toe te staan en mondeling informatie daarover te verstrekken. De enkele verwijzing naar artikel 9, eerste lid, van de Lob en het ter zitting aangevoerde dat het de normale werkwijze van Directie Openbare Werken (DOW) is om slechts inzage te geven, is daartoe onvoldoende. In zoverre lijdt de bestreden beschikking aan een motiveringsgebrek.
4.2
Verder heeft appellante aangevoerd dat zij ten onrechte nog geen reactie heeft gekregen op haar verzoek om een kopie van het Carmabi-rapport. Ook dit betoog slaagt. Appellante heeft het Lob-verzoek op 30 juni 2020 ingediend bij de toenmalige minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu. Het daarin gedane verzoek om een kopie van het Carmabi-rapport is toen dus bij de juiste minister gedaan. Ten tijde dat de bestreden beschikking is genomen (15 februari 2022), is de Landsverordening instelling ministeries nog niet in werking getreden, zodat op die datum de toenmalige minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu nog steeds als “de minister wie het aangaat” (als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Lob) kon worden aangemerkt. Op het verzoek van appellante tot verstrekking van een kopie daarvan had daarom beslist moeten worden en had niet mogen worden volstaan met de enkele mededeling dat het verzoek doorgestuurd wordt naar de minister thans belast met natuur. Aldus is de bestreden beschikking op dit onderdeel niet zorgvuldig tot stand gekomen.
5. Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het beroep gegrond is. De bestreden beschikking kan niet in stand blijven. Verweerder zal worden opgedragen om binnen drie maanden na deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking van 15 februari 2022;
bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaarschrift van 31 augustus 2020 van appellante;
gelast de teruggave van het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.

BIJLAGE:

wettelijk kader
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Lob wordt onder de minister verstaan: de minister wie het aangaat.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lob kan een ieder de minister schriftelijk verzoeken om informatie, neergelegd in documenten.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, beslist de minister op een verzoek om informatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie weken na de ontvangst van het verzoek.
Ingevolge artikel 4, eerste lid van de Lob geeft de minister gevolg aan het verzoek door van de documenten waarop het verzoek betrekking heeft:
a. kopie te geven of de letterlijke inhoud in andere vorm te verstrekken,
b. een schriftelijke samenvatting van de inhoud te verstrekken,
c. lezing van de inhoud toe te staan, of
d. mondeling informatie omtrent de inhoud te doen verstrekken.
Ingevolge het tweede lid wordt bij het kiezen van de vorm waarin aan het verzoek gevolg wordt gegeven, rekening gehouden met de voorkeur van de verzoeker, met het belang van een vlotte voortgang van de werkzaamheden van de administratie en met de artikelen 8 en 9.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Lob blijft het verstrekken van informatie achterwege, voor zover dit:
a. de eenheid van de regering in gevaar zou kunnen brengen;
b. de veiligheid van het Land zou kunnen schaden;
c. informatie betreft, afkomstig van een bestuursorgaan van een ander land van het Koninkrijk, die in het desbetreffende land op grond van de aldaar geldende wettelijke regelingen niet zou worden verstrekt;
d. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld.
Ingevolge het tweede lid blijft het verstrekken van informatie voorts achterwege, voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen een van de navolgende belangen:
a. de economische of financiële belangen van het Land;
b. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
c. het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften;
d. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
e. het belang dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
f. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel van derden.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Lob blijft het verstrekken van informatie over gegevens uit documenten, opgesteld ten behoeve van een beraad over een bestuurlijke aangelegenheid achterwege, voor zover die gegevens nog in bewerking zijn of voor zover die gegevens betrekking hebben op opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies van een of meer personen over het beleid van de Minister en de daartoe door deze of dezen aangevoerde argumenten. Over de in de desbetreffende documenten vervatte feitelijke gegevens en de daaruit afgeleide prognose en beleidsalternatieven wordt, behoudens artikel 8, wel informatie verstrekt.
Ingevolge het tweede lid wordt onder een bestuurlijke aangelegenheid in de zin van het eerste lid verstaan een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van de regering of de Minister, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering daarvan.