Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De feitelijke gang van zaken
3.De beoordeling
4.Beslissing
- verklaart het beklag gegrond;
- gelast de teruggave van de in beslag genomen geldbedragen aan klager, zoals hieronder weergegeven:
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak gaat het om een beklag ex artikel 150 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. V.A.V. Carlo. Het beklag richt zich tegen het voortduren van het beslag op geldbedragen die op 24 juni 2020 onder klager in beslag zijn genomen tijdens huiszoekingen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De officier van justitie heeft het beklag ongegrond verklaard, maar het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft op 18 augustus 2022 geoordeeld dat het belang van klager om de in beslag genomen geldbedragen terug te krijgen zwaarder weegt dan het strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag.
De procedure begon op 15 juli 2022 met de indiening van het klaagschrift door de gemachtigde van klager. De behandeling vond plaats op 16 augustus 2022, waarbij gebruik werd gemaakt van een elektronische verbinding tussen Aruba en Curaçao. De officier van justitie, mr. T.M. Rethmeijer, was aanwezig in Aruba, evenals klager en zijn advocaat. De rechter en de griffier waren in Curaçao. Tijdens de behandeling heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de geldbedragen rechtmatig in beslag zijn genomen, maar dat het strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag niet meer opweegt tegen het persoonlijke belang van klager. Het Gerecht heeft daarbij rekening gehouden met het tijdsverloop en het feit dat er gedurende twee jaar geen onderzoek is gedaan naar de herkomst van de in beslag genomen geldbedragen. Uiteindelijk heeft het Gerecht het beklag gegrond verklaard en de teruggave van de in beslag genomen geldbedragen aan klager gelast.