ECLI:NL:OGEAA:2022:30

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
AUA202001372
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • H. Dirksz
  • E.E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing van de Sociale Verzekeringsbank inzake ziekengeld na recidief mammacarcinoom

In deze zaak gaat het om een beroep van appellante tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om haar geen ziekengeld meer toe te kennen. Appellante stelt dat zij niet twee jaar arbeidsongeschikt is geweest wegens dezelfde ziekte. De SVB heeft echter geoordeeld dat er sprake is van eenzelfde ziekteoorzaak, omdat appellante in 2020 opnieuw is behandeld voor mammacarcinoom, hetzelfde type kanker als waarvoor zij in 2018 al behandeld was. De appellante had zich in 2018 ziek gemeld en na een periode van behandeling was zij in maart 2020 weer volledig arbeidsgeschikt. Echter, eind februari 2020 voelde zij opnieuw een knobbeltje in haar borst, wat leidde tot een nieuwe diagnose van mammacarcinoom. De SVB heeft vastgesteld dat de eerdere ziekte en de recidive binnen vijf jaar als eenzelfde ziekteoorzaak worden beschouwd, waardoor appellante geen recht meer heeft op ziekengeld. Het College van Beroep heeft de zaak behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de SVB op goede gronden heeft besloten dat appellante geen recht meer heeft op tegemoetkoming. Het beroep is ongegrond verklaard op 10 februari 2022.

Uitspraak

Uitspraak van 10 februari 2022
CVB nr. AUA202001372

COLLEGE VAN BEROEP

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
de Landsverordening Ziekteverzekering (LZv) van:

[Appellante],

wonende in Aruba,
APPELLANTE,
in persoon
tegen de beslissing van 18 mei 2020 van

DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

HET PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 18 mei 2020, door appellante ontvangen op 29 mei 2020, heeft de bank besloten dat appellante geen recht meer heeft op tegemoetkoming krachtens de LZv in verband met verminderde belastbaarheid wegens mammacarcinoom aangezien twee jaren zijn verstreken sinds de melding van deze ziekte.
Tegen deze beslissing heeft appellante op 8 juni 2020 schriftelijk beroep aangetekend.
Op 24 juli 2020 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
Het beroep van appellante is op de bijeenkomst van 27 mei 2021 van dit College behandeld, waar zijn verschenen appellante in persoon en voor de bank drs. De Graaf verzekeringsarts, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.

OVERWEGINGEN

Standpunten van partijen

1.1
Appellante kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank om haar geen ziekengeld (meer) toe te kennen en stelt zich op het standpunt dat zij niet twee jaar arbeidsongeschikt is geweest wegens dezelfde ziekte.
Ter onderbouwing hiervan heeft zij aangevoerd dat zij zich op 5 april 2018 bij de bank arbeidsongeschikt had gemeld omdat die dag een knobbeltje in haar (linker)borst operatief werd verwijderd voor nader onderzoek. Het resultaat van de biopsie was dat zij mammacarcinoom in haar linkerborst had. Vervolgens heeft zij behandelingen (bestraling en chemotherapie) ondergaan en was zij gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Vanaf 19 maart 2020 was zij volledig arbeidsgeschikt, en heeft zij zich niet meer arbeidsongeschikt gemeld. Eind februari 2020 voelde zij weer een knobbeltje in haar linkerborst. Op 23 april 2020 werd het operatief verwijderd voor nader onderzoek. Het resultaat was dat zij een mammacarcinoom in haar linkerborst had. De eerdere diagnose en behandeling hebben geen verband met deze ziekte, aldus appellante.
1.2
Aan de bestreden beschikking heeft de bank ten grondslag gelegd dat appellante per 5 april 2020 reeds twee jaar tegemoetkoming heeft genoten wegens verminderde belastbaarheid vanwege mammacarcinoom, zodat zij geen recht meer heeft op tegemoetkoming. Ter onderbouwing daarvan heeft de bank het volgende aangevoerd.
Appellante heeft zich op 5 april 2018 voor het eerst ziek gemeld wegens deze ziekte, en werd gecontroleerd onder ziektemeldingskaart 737313. Op 5 april 2020 is deze ziektemeldingskaart geëxpireerd.
Appellante meldde zich op 12 juni 2020 arbeidsongeschikt en werd onder ziektemeldingskaart 827318 gecontroleerd met dien verstande dat tegemoetkoming afhankelijk was van nadere medische informatie die met toestemming van appellante bij de curatieve sector werd opgevraagd. Uit de anatoom-pathologische verslagen van 13 februari 2018 en 23 april 2020 blijkt dat zowel in 2018 als in 2020 sprake was van een invasief carcinoom NST. Verder blijkt uit de medische verslagen dat appellante in juni 2020 werd behandeld voor recidief mammacarcinoom. Een recidive binnen vijf jaar betekent dat sprake is van eenzelfde ziekteoorzaak waarvoor appellante reeds tegemoetkoming heeft genoten. Aldus de bank.
De bank blijft bij haar beslissing nu reeds twee jaar zijn verstreken sinds de eerste melding van de ziekte.
Het geschil
2. In geschil is de vraag of de bank op goede gronden heeft besloten dat in dit geval sprake is van eenzelfde ziekteoorzaak als bedoeld in de tweede volzin van artikel 5, eerste lid, van de LvZv. Het College neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking.
De beoordeling
3. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de LvZv, voor zover thans van belang, heeft de werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, recht op ziekengeld vanaf de vierde dag van de ziekmelding. Het recht op ziekengeld ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt na twee jaar.
4.1
Niet in geschil is dat appellante vanaf 5 april 2018 onder ziektemeldingskaart 737313 aanspraak had op ziekengeld wegens mammacarcinoom in haar linkerborst. Derhalve had zij vanaf 5 april 2020 geen aanspraak meer op ziekengeld ter zake van die ziekteoorzaak.
Verder is evenmin in geschil dat appellante zich op 23 juni 2020 wederom heeft ziekgemeld wegens een mammacarcinoom in haar linkerborst.
4.2
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat appellante in 2020 is behandeld wegens recidief mammacarcinoom van hetzelfde type carcinoom als in 2018. Met de bank is het College van oordeel dat een recidive binnen vijf jaar betekent dat sprake is van eenzelfde ziekteoorzaak als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de LvZv.
5. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de bank op goede gronden heeft besloten dat appellante vanaf 5 april 2020 geen recht meer heeft op tegemoetkoming wegens eenzelfde ziekteoorzaak. Het beroep is ongegrond.

BESLISSING

Het College:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven op 10 februari 2022 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, H. Dirksz, en E.E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.