In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een beslissing van verweerder om klager met ingang van 1 augustus 2020 te bevorderen naar schaal 4. Klager, werkzaam als bewakingsmedewerker bij het Cuerpo Especial Aruba, had eerder verzocht om bevordering naar schaal 4 met terugwerkende kracht naar 1 maart 2018. De bestreden beschikking, genomen op 30 september 2021, was gebaseerd op het feit dat klager in de beoordelingsperiode van 1 september 2016 tot 1 september 2019 317 dagen arbeidsongeschikt was geweest, waardoor geen oordeel kon worden gegeven over zijn functioneren. Klager maakte bezwaar tegen deze beslissing, stellende dat hij voldeed aan de bevorderingseisen van dienstanciënniteit en een gunstige beoordeling.
Tijdens de zitting op 16 mei 2022 werd het bezwaar behandeld. Klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. L.A. Hernandis, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A. Caster. Klager voerde aan dat de verschuiving van de bevorderingsdatum naar 1 augustus 2020 onterecht was, omdat hij vanaf 1 maart 2018 voldeed aan de eisen voor bevordering. Het gerecht oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn bezwaar, omdat hij tijdig kennis had genomen van de bestreden beschikking.
Het gerecht concludeerde dat de bestreden beschikking niet met de vereiste zorgvuldigheid was genomen, omdat klager niet op de hoogte was gesteld van de negatieve beoordeling die aan zijn bevordering ten grondslag lag. Dit gebrek aan zorgvuldigheid leidde tot de vernietiging van de bestreden beschikking. Het gerecht verklaarde het bezwaar gegrond en verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen op het verzoek van klager, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klager, begroot op Afl. 1.400,-.