ECLI:NL:OGEAA:2022:297

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202103311
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering ambtenaar in verband met arbeidsongeschiktheid en motiveringsgebrek

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een landsbesluit dat zijn bevordering naar de rang van brigadier 1ste klasse uitgesteld had. Klager, werkzaam bij het Korps Politie Aruba, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder om zijn bevorderingsdatum te verschuiven naar 1 augustus 2021, omdat hij gedurende een deel van de beoordelingsperiode arbeidsongeschikt was. Klager stelde dat hij voldeed aan de bevorderingseisen en dat de verschuiving van de bevorderingsdatum in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klager gedurende de beoordelingsperiode 287 dagen arbeidsongeschikt was, maar dat zijn leidinggevende hem positief had beoordeeld en had voorgesteld om hem per 1 oktober 2020 te bevorderen. Het gerecht oordeelde dat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom klager niet per 1 oktober 2020 bevorderd kon worden, ondanks zijn positieve beoordeling. Het gerecht concludeerde dat het bestreden landsbesluit aan een motiveringsgebrek leed en vernietigde de beslissing van verweerder. Verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen over de bevordering van klager.

De uitspraak benadrukt dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat de weigering om klager per 1 oktober 2020 te bevorderen niet voldoende was onderbouwd, gezien de positieve beoordeling van zijn functioneren. Klager werd in het gelijk gesteld, en verweerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

Uitspraak van 22 augustus 2022
Gaza nr. AUA202103311

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 14 september 2021 (het bestreden landsbesluit), ontvangen door klager op 14 oktober 2021, heeft verweerder besloten klager met ingang van 1 augustus 2021 te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse.
Tegen de bestreden beschikking heeft klager op 8 november 2021 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 25 februari 2022 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 11 april 2022. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klager is ambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba (KPA) in de rang van brigadier.
1.2
Bij brief van 8 oktober 2020 heeft de korpschef voorgesteld om klager met ingang van 1 oktober 2020 te bevorderen tot brigadier 1ste klasse (schaal P05). In de brief staat onder meer:
“(…)
Conform de bevorderingseisen werd een beoordeling opgemaakt. Uit de opgemaakte beoordeling d.d. 30 september 2020 valt te concluderen dat de door hem verrichte werkzaamheden en prestaties geen beletsels bestaan om hem voor te dragen voor een bevordering. Aangezien betrokkene geheel voldoet aan de bevorderingseisen, stel ik u voor om de heer [klager] per 1 oktober 2020 te bevorderen tot brigadier eerste klasse.
(…).”
1.3
Bij schrijven van 14 september 2021 heeft verweerder klager bericht dat het onder 1.2 vermelde voorstel niet voor inwilliging vatbaar is. In dit schrijven staat onder meer:
“(…)
U voldoet met ingang van 1 oktober 2020 niet aan de bevorderingseis van goede beoordeling gedurende de beoordelingsperiode (anciënniteit). Conform genoemd beleid wordt de ingangsdatum van de bevordering verschoven met 10 maanden en kan u met ingang van 1 augustus 2021 naar de rang van brigadier 1ste klasse (schaal P05) worden bevorderd.
(…).”
1.4
Bij bestreden landsbesluit is klager met ingang van 1 augustus 2021 naar de rang van brigadier 1ste klasse (schaal P05) bevorderd.
De standpunten van partijen
2.1
Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager gedurende de beoordelingsperiode van 1 oktober 2016 tot en met 1 oktober 2020 in totaal 287 dagen arbeidsongeschikt was, waardoor klager gedurende deze periode niet beoordeeld kon worden.
2.2
Het bezwaar richt zich tegen de verschuiving van de bevorderingsdatum naar
1 augustus 2021. Daaraan heeft klager ten grondslag gelegd dat de door verweerder gestelde vaste gedragslijn dat bij arbeidsongeschiktheid van 90 dagen of meer binnen een beoordelingsperiode het bevorderingsmoment wordt verschoven naar een latere datum, nog steeds niet schriftelijk is vastgelegd dan wel aan het overheidspersoneel bekend is gemaakt. Vanaf 1 oktober 2020 voldoet klager aan de bevorderingseisen, zodat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat wegens zijn arbeidsongeschiktheid geen oordeel kan worden gegeven over zijn functioneren. Bovendien is hij over de beoordelingsperiode door de korpschef positief beoordeeld. De bestreden beschikking is dan ook in strijd met het zorgvuldigheids-, rechtszekerheid, en motiveringsbeginsel, aldus klager.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen. Ingevolge het tweede lid geldt dat ingeval ten aanzien van de aanstelling en de bevordering ontwikkelings- en andere eisen moeten worden vastgesteld, zulks bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen geschiedt.
3.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, kan het bevoegde gezag regelen vaststellen betreffende het beoordelen van de ambtenaren en het inrichten en bijhouden van een ranglijst. Ingevolge het tweede lid worden de in het eerste lid bedoelde regelen vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
3.3
Ingevolge artikel 10, aanhef en onder b, van de Landsverordening politie worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen voor politieambtenaren regelen vastgesteld ten aanzien van de werving en de vereisten voor benoembaarheid en bevordering in de rangen.
3.4
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het Landsbesluit rechtpositie politie (Lbrp) geschiedt benoeming in een politierang bij landsbesluit. Ingevolge het tweede lid zijn de bij de rangen behorende aanstelling- en bevorderingseisen opgenomen in bijlage A van dit landsbesluit.
Ingevolge bijlage A gelden voor de bevordering naar de rang van brigadier 1ste klasse de volgende aanstellings- en bevorderingseisen:
in het bezit van het uitstroomcertificaat MBO of het diploma MBO-politieopleiding kwalificatieniveau IV;
een functie bekleden in Hoofdgroep II;
ten minste 4 jaar diensttijd hebben voltooid in de rang van brigadier;
een goede beoordeling.
De beoordeling
4.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om klager met ingang van 1 augustus 2021 te bevorderen.
4.2
Het gerecht stelt voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag.
Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.3
Met betrekking tot de gestelde vaste gedragslijn inzake de verschuiving van de bevorderingsdatum bij arbeidsongeschiktheid overweegt het gerecht dat verweerder niet duidelijk heeft gemaakt door wie en wanneer deze gedragslijn is vastgesteld en/of waar die gedragslijn bekend is gemaakt. Van een voldoende kenbare gedragslijn, waarop verweerder zich op zou kunnen beroepen, is dan ook (nog) geen sprake.
4.4
Dit laat onverlet dat verweerder – zo begrijpt het gerecht het bestreden landsbesluit, zoals toegelicht ter zitting – daarnaast ook uitleg heeft gegeven aan de bevorderingseisen van het Lbrp. De door verweerder gegeven uitleg dat klager voor de bevordering een goede beoordeling moet hebben en vier jaren in (actieve) dienst moet hebben doorgebracht in de rang van brigadier, is op zichzelf een redelijke uitleg. Beoordeeld moet worden of verweerder zich in dit geval redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat klagers inactiviteit eraan in de weg staat dat hij per 1 oktober 2020 wordt bevorderd.
4.5
Vaststaat dat de leidinggevende van klager, ondanks klagers arbeidsongeschiktheid (zijnde ongeveer 20% van de totale beoordelingsperiode), het functioneren van klager positief heeft beoordeeld en heeft voorgesteld om klager per 1 oktober 2020 te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse. Gelet hierop is, zonder nadere motivering die ontbreekt, onbegrijpelijk waarom klager moet worden geacht op 1 oktober 2020 nog niet over een gunstige beoordeling te beschikken. Ook het standpunt van verweerder dat klager wegens inactiviteit geacht moet worden niet te hebben voldaan aan de eis van vier jaren dienstanciënniteit, deelt het gerecht niet. Klager had gedurende de hierboven vermelde 287 dagen vrijstelling van dienst wegens ziekte. Noch uit de Lma, noch uit de Lp (en het daarop gebaseerde Lbrp), noch uit de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren vloeit voort dat de tijd waarover een ambtenaar vrijstelling van dienst heeft wegens ziekte niet meetelt voor de voor bevordering vereiste diensttijd (hetgeen overigens evenmin het geval is bij verleend vakantieverlof). Dit leidt het gerecht tot de conclusie dat het bestreden landsbesluit aan een motiveringsgebrek lijdt en daarom niet in stand kan blijven.
4.6
Het bezwaar is gegrond. Het bestreden landsbesluit zal worden vernietigd. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak binnen drie maanden opnieuw een beslissing moeten nemen op het voorstel om klager met ingang van 1 oktober 2020 te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse.
4.7
Het gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van dit geding, welke begroot worden op Afl. 1.400,-.
BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het bestreden landsbesluit van 14 september 2021;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw inzake de bevordering van klager naar de rang van brigadier 1ste klasse te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Aldus gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.