In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 augustus 2022 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba, tegen de beslissing van de Gouverneur van Aruba om hem niet te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse per 1 oktober 2020. Klager had op 4 maart 2021 een beschikking ontvangen waarin werd meegedeeld dat zijn bevorderingsvoorstel niet voor inwilliging vatbaar was, omdat hij gedurende de beoordelingsperiode van 1 oktober 2016 tot 1 oktober 2020 tweehonderdachtennegentig dagen arbeidsongeschikt was. Klager maakte bezwaar tegen deze beslissing, stellende dat hij positief was beoordeeld en voldeed aan de bevorderingseisen.
Het gerecht heeft de zaak behandeld op zittingen in november 2021 en januari 2022, waarbij zowel klager als de verweerder vertegenwoordigd waren. De rechter heeft overwogen dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Het gerecht heeft vastgesteld dat de leidinggevende van klager, ondanks zijn arbeidsongeschiktheid, een positieve beoordeling had gegeven en had voorgesteld om klager te bevorderen. Het gerecht oordeelde dat de bestreden beschikking aan een motiveringsgebrek lijdt, omdat niet duidelijk was gemaakt waarom klager niet over een gunstige beoordeling beschikte op de bevorderingsdatum.
De rechter heeft het bezwaar van klager gegrond verklaard, de bestreden beschikking nietig verklaard en verweerder opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen op het bevorderingsvoorstel. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding, begroot op Afl. 1.400,-.