ECLI:NL:OGEAA:2022:296

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202101197
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van een ambtenaar in de rang van brigadier 1ste klasse en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 augustus 2022 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba, tegen de beslissing van de Gouverneur van Aruba om hem niet te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse per 1 oktober 2020. Klager had op 4 maart 2021 een beschikking ontvangen waarin werd meegedeeld dat zijn bevorderingsvoorstel niet voor inwilliging vatbaar was, omdat hij gedurende de beoordelingsperiode van 1 oktober 2016 tot 1 oktober 2020 tweehonderdachtennegentig dagen arbeidsongeschikt was. Klager maakte bezwaar tegen deze beslissing, stellende dat hij positief was beoordeeld en voldeed aan de bevorderingseisen.

Het gerecht heeft de zaak behandeld op zittingen in november 2021 en januari 2022, waarbij zowel klager als de verweerder vertegenwoordigd waren. De rechter heeft overwogen dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Het gerecht heeft vastgesteld dat de leidinggevende van klager, ondanks zijn arbeidsongeschiktheid, een positieve beoordeling had gegeven en had voorgesteld om klager te bevorderen. Het gerecht oordeelde dat de bestreden beschikking aan een motiveringsgebrek lijdt, omdat niet duidelijk was gemaakt waarom klager niet over een gunstige beoordeling beschikte op de bevorderingsdatum.

De rechter heeft het bezwaar van klager gegrond verklaard, de bestreden beschikking nietig verklaard en verweerder opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen op het bevorderingsvoorstel. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding, begroot op Afl. 1.400,-.

Uitspraak

Uitspraak van 22 augustus 2022
GAZA nr. AUA202101197

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. F.B. Ras,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 4 maart 2021 (de bestreden beschikking), ontvangen door klager op 12 april 2021, heeft verweerder klager bericht dat het voorstel om klager met ingang van 1 oktober 2020 te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse niet voor inwilliging vatbaar is.
Tegen de bestreden beschikking heeft klager op 3 mei 2021 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 22 juni 2021 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 29 november 2021.
Het gerecht heeft de zaak voortgezet behandeld ter zitting van 31 januari 2022. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder, bij zijn gemachtigde.
De uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klager is ambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba (KPA) in de rang van brigadier.
1.2
Klager heeft op 1 september 2016 het diploma M.B.O. Politieopleiding kwalificatieniveau 4 behaald.
1.3
Bij landsbesluit van 12 juli 2017 heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 oktober 2016 te bevorderen naar de rang van brigadier.
1.4
Bij brief van 8 oktober 2020 heeft het diensthoofd van klager voorgesteld om klager per 1 oktober 2020 te bevorderen tot brigadier 1ste klasse. In de brief staat onder meer:
“(…)
Conform de bevorderingseisen werd een beoordeling opgemaakt. Uit de opgemaakte beoordeling d.d. 30 september 2020 valt te concluderen dat de door hem verrichte werkzaamheden en prestaties geen beletsels bestaan om hem voor te dragen voor een bevordering. Aangezien betrokkene geheel voldoet aan de bevorderingseisen, stel ik u voor om de heer [klager] per 1 oktober 2020 te bevorderen tot brigadier eerste klasse”
1.5
Bij bestreden beschikking van 4 maart 2021 heeft verweerder klager bericht dat het onder 1.4 vermelde voorstel niet voor inwilliging vatbaar is.
De standpunten van partijen
2.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager gedurende de beoordelingsperiode (1 oktober 2016 tot en met 1 oktober 2020) tweehonderdachtennegentig dagen arbeidsongeschikt was en dat klager gedurende deze periode niet beoordeeld kon worden.
2.2
Aan het daartegen gerichte bezwaar heeft klager onder meer ten grondslag gelegd dat hij over de beoordelingsperiode positief is beoordeeld en dan ook aan alle eisen voldoet om met ingang van 1 oktober 2020 bevorderd te worden naar de rang van brigadier 1ste klasse.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen. Ingevolge het tweede lid geldt dat ingeval ten aanzien van de aanstelling en de bevordering ontwikkelings- en andere eisen moeten worden vastgesteld, zulks bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen geschiedt.
3.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, kan het bevoegde gezag regelen vaststellen betreffende het beoordelen van de ambtenaren en het inrichten en bijhouden van een ranglijst. Ingevolge het tweede lid worden de in het eerste lid bedoelde regelen vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
3.3
Ingevolge artikel 10, aanhef en onder b, van de Landsverordening politie worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen voor politieambtenaren regelen vastgesteld ten aanzien van de werving en de vereisten voor benoembaarheid en bevordering in de rangen.
3.4
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het Landsbesluit rechtpositie politie (Lbrp) geschiedt benoeming in een politierang bij landsbesluit. Ingevolge het tweede lid zijn de bij de rangen behorende aanstelling- en bevorderingseisen opgenomen in bijlage A van dit landsbesluit.
Ingevolge bijlage A gelden voor de bevordering naar de rang van brigadier 1ste klasse de volgende aanstellings- en bevorderingseisen:
in het bezit van het uitstroomcertificaat MBO of het diploma MBO-politieopleiding kwalificatieniveau IV;
een functie bekleden in Hoofdgroep II;
ten minste 4 jaar diensttijd hebben voltooid in de rang van brigadier;
een goede beoordeling.
De beoordeling
4.1
In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om klager niet met ingang van 1 oktober 2020 te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse (P05).
4.2
Het gerecht stelt voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag.
Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.3
Met betrekking tot de gestelde vaste gedragslijn inzake de verschuiving van de bevorderingsdatum bij arbeidsongeschiktheid overweegt het gerecht dat verweerder niet duidelijk heeft gemaakt door wie en wanneer deze gedragslijn is vastgesteld en/of waar die gedragslijn bekend is gemaakt. Van een voldoende kenbare gedragslijn, waarop verweerder zich op zou kunnen beroepen, is dan ook (nog) geen sprake.
4.4
Dit laat onverlet dat verweerder – zo begrijpt het gerecht het bestreden landsbesluit, zoals toegelicht ter zitting – daarnaast ook uitleg heeft gegeven aan de bevorderingseisen van het Lbrp. De door verweerder gegeven uitleg dat klager voor de bevordering een goede beoordeling moet hebben en vier jaren in (actieve) dienst moet hebben doorgebracht in de rang van brigadier, is op zichzelf een redelijke uitleg. Beoordeeld moet worden of verweerder zich in dit geval redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat klagers inactiviteit eraan in de weg staat dat hij per 1 oktober 2020 wordt bevorderd.
4.5
Vaststaat dat de leidinggevende van klager, ondanks klagers arbeidsongeschiktheid, het functioneren van klager positief heeft beoordeeld en heeft voorgesteld om klager per 1 oktober 2020 te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse. Gelet hierop is, zonder nadere motivering die ontbreekt, onbegrijpelijk waarom klager moet worden geacht op 1 oktober 2020 nog niet over een gunstige beoordeling te beschikken. Ook het standpunt van verweerder dat klager wegens inactiviteit geacht moet worden niet te hebben voldaan aan de eis van vier jaren dienstanciënniteit, deelt het gerecht niet. Klager had gedurende de hierboven vermelde 298 dagen vrijstelling van dienst wegens ziekte. Noch uit de Lma, noch uit de Lp (en het daarop gebaseerde Lbrp), noch uit de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren vloeit voort dat de tijd waarover een ambtenaar vrijstelling van dienst heeft wegens ziekte niet meetelt voor de voor bevordering vereiste diensttijd (hetgeen overigens evenmin het geval is bij verleend vakantieverlof). Dit leidt het gerecht tot de conclusie dat de bestreden beschikking aan een motiveringsgebrek lijdt en daarom niet in stand kan blijven.
4.6
Het bezwaar is gegrond. De bestreden beschikking zal worden vernietigd. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak binnen drie maanden opnieuw een beslissing moeten nemen op het voorstel om klager met ingang van 1 oktober 2020 te bevorderen naar de rang van brigadier 1ste klasse.
4.7
Het gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van dit geding, welke begroot worden op Afl. 1.400,-.

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
verklaart de bestreden beschikking van 4 maart 2021 nietig;
draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw op het verzoek om bevordering van klager naar de rang van brigadier 1ste klasse te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken, ter zitting van maandag 22 augustus 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.