ECLI:NL:OGEAA:2022:290
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffing van inbewaringstelling ex artikel 16 van de Landsverordening toelating en uitzetting
In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 22 juni 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling van een Venezolaanse man, die op 27 mei 2022 door de minister van Justitie en Sociale Zaken in bewaring was gesteld. De rechter-commissaris had eerder op 30 mei 2022 geoordeeld dat de inbewaringstelling rechtmatig was. Verzoeker heeft op 31 mei 2022 een verzoekschrift ingediend, waarin hij aanvoert dat de voortzetting van de bewaring onrechtmatig is, omdat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. Tijdens de zitting op 8 juni 2022 is verzoeker in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde drs. M.L. Hassell, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door mrs. J.J.S. Poeran en J.W. Harewood.
De rechter-commissaris heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de rechtmatigheid van de voortzetting van de inbewaringstelling in twijfel trekken. De minister heeft aangegeven dat er gewerkt wordt aan een laissez-passer voor verzoeker via de Venezolaanse consul, zodat hij kan worden uitgezet via de Dominicaanse Republiek. De rechter-commissaris concludeert dat er voldoende mogelijkheden zijn voor uitzetting en dat de minister voortvarend handelt. Daarom wordt het verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling afgewezen.
De rechter-commissaris heeft in zijn beslissing benadrukt dat de rechtmatigheid van de eerdere inbewaringstelling niet ter discussie staat en dat de belangen van verzoeker en de staat zorgvuldig zijn afgewogen. De beschikking is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter-commissaris, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.