ECLI:NL:OGEAA:2022:289

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202201540
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van een uitzettingsbevel en terugkeerverbod van een Venezolaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Venezolaanse verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.J.C. Odor, een verzoek ingediend tot schorsing van een uitzettingsbevel en een terugkeerverbod dat door de Minister van Justitie en Sociale Zaken was opgelegd. De Minister had op 14 april 2022 een bevelschrift uitgevaardigd waarin de uitzetting van de verzoeker werd bevolen, omdat hij niet in het bezit was van een geldige verblijfstitel. De verzoeker heeft op 23 mei 2022 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en op 24 mei 2022 het verzoekschrift ingediend. De zitting vond plaats op 8 juni 2022, waar zowel de verzoeker als de verweerder aanwezig waren.

De feiten van de zaak tonen aan dat de verzoeker op onbekende wijze Aruba is binnengekomen en tijdens een verkeerscontrole op 13 april 2022 is staande gehouden. De Guarda Nos Costa heeft vastgesteld dat de verzoeker geen geldige verblijfstitel had. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij Aruba op legale wijze is binnengekomen en dat hij een garantsteller heeft gevonden, met een verzoek voor een vergunning tot tijdelijk verblijf in behandeling. Hij stelde dat er zicht was op legalisering van zijn verblijf.

Het gerecht heeft overwogen dat de verzoeker geen belang meer heeft bij de schorsing van het uitzettingsbevel, aangezien hij inmiddels is uitgezet. Wel heeft hij nog belang bij de schorsing van het terugkeerverbod, omdat dit een belemmering vormt voor de verkrijging van de door hem verzochte verblijfsvergunning. Het gerecht oordeelde echter dat schorsing van het terugkeerverbod niet zal leiden tot het gewenste resultaat voor de verzoeker, aangezien zijn illegale verblijf nog steeds meegewogen zal worden in de beslissing op zijn vergunningsaanvraag. Daarom werd het verzoek afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak van 22 juni 2022
Lar nr. AUA202201540

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. J.J.C. Odor,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 14 april 2022 (bestreden beschikking) heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen en hem een terugkeerverbod van 96 maanden opgelegd.
Hiertegen heeft verzoeker op 23 mei 2022 bezwaar gemaakt.
Op 24 mei 2022 heeft verzoeker onderhavig verzoekschrift ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 juni 2022, alwaar zijn verschenen verzoeker bij zijn gemachtigde en verweerder bij mr. J.J.S. Poeran, occuperende voor
mr. A.F.J. Caster.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Verzoeker is op onbekende datum en op onbekende manier Aruba binnengekomen.
1.2
Tijdens een verkeerscontrole op 13 april 2022 is verzoeker staande gehouden en overgedragen aan het personeel van Guarda Nos Costa (GNC) ter controle van zijn verblijfsstatus. De GNC heeft geconstateerd dat verzoeker niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel.
1.3
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder op grond van artikel 15 lid 1 sub d van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (Ltu) de uitzetting van verzoeker bevolen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat onbekend is hoe verzoeker Aruba is binnengekomen en dat hij is aangetroffen zonder dat hij in het bezit is van een geldige verblijfstitel.
1.4
Op 1 mei 2022 is verzoeker Aruba uitgezet.
schorsingsverzoek
2. Het verzoek strekt ertoe de bestreden beschikking te schorsen en te bepalen dat verzoeker de beslissing op zijn bezwaar in Aruba mag afwachten. Daartoe heeft verzoeker aangevoerd, kort gezegd, dat hij Aruba op legale wijze is binnengekomen, een garantsteller heeft gevonden en een verzoek heeft ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om als inwonende dienstbode werkzaam te zijn. Aan de betalingsopdracht heeft hij reeds voldaan. Volgens verzoeker is dus sprake van zicht op legalisering van zijn verblijf.
wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
3.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
beoordeling
4.1
Het gerecht stelt voorop dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat verzoeker geen belang meer heeft bij beoordeling van zijn verzoek tot schorsing van het uitzettingsbevel, nu hij reeds het land is uitgezet. Wel heeft verzoeker gesteld nog belang te hebben bij schorsing van het opgelegde terugkeerverbod, aangezien dat een belemmering is voor de verkrijging van de door hem verzochte verblijfsvergunning.
4.3
Anders dan verzoeker, is het gerecht van oordeel dat hij ook met de schorsing van het terugkeerverbod niet het resultaat kan bereiken dat hij nastreeft. Schorsing van het terugkeerverbod zal namelijk niet tot gevolg hebben dat verzoeker de door hem aangevraagde (eerste) verblijfsvergunning op Aruba mag afwachten. Evenmin heeft dat tot gevolg dat zijn illegaal verblijf op Aruba niet zal kunnen worden meegewogen bij de beslissing op zijn vergunningsaanvraag. Dat de minister van Arbeid, Energie en Integratie in de media een nieuw beleid heeft aangekondigd op het gebied van integratie, maakt dat niet anders. Uit de nieuwsartikelen in kwestie kan immers worden afgeleid dat dit beleid nog niet is vastgesteld en nog moet worden uitgewerkt in instructies, zodat daarop (nog) geen beroep kan worden gedaan. Nu de verzochte schorsing van het terugkeerverbod geen feitelijke betekenis zal hebben voor verzoeker, luidt het oordeel dat ook op dit onderdeel hij geen procesbelang heeft.
5. Gelet hierop zal het verzoek worden afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.