Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[Verzoekster],
DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
wettelijk kader
verzoek
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 juni 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingediend door een verzoekster van Haïtiaanse nationaliteit. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een bevelschrift van de Minister van Justitie en Sociale Zaken, dat haar uitzetting beval en haar een terugkeerverbod van 18 maanden oplegde. De verzoekster was op 4 april 2022 aangehouden tijdens een controle, omdat zij zonder geldige verblijfsvergunning in Aruba verbleef en als verkoopster werkte. De verzoekster had eerder vier vergunningen tot tijdelijk verblijf gekregen, waarvan de laatste was verlopen op 24 juni 2021.
De verzoekster voerde aan dat zij een nieuwe garantsteller had gevonden en dat zij een aanvraag voor een verblijfsvergunning had ingediend. Het gerecht overwoog dat de verzoekster sinds 25 juni 2021 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef, en dat de Minister bevoegd was om haar uit te zetten. Het gerecht oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de uitzetting en dat er geen concreet zicht op legalisering van het verblijf van de verzoekster was. Daarom werd het verzoek tot schorsing van de uitzetting afgewezen.
De rechter benadrukte dat de beslissing voorlopig was en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoekster had geen recht op proceskostenvergoeding, en tegen de uitspraak stond geen rechtsmiddel open.