ECLI:NL:OGEAA:2022:287

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202201349
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van een bevelschrift tot uitzetting van een Venezolaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Venezolaanse verzoeker, die sinds 12 september 2016 op Aruba verblijft, een verzoek ingediend tot schorsing van een bevelschrift tot uitzetting dat op 6 mei 2022 door de Minister van Justitie en Sociale Zaken was afgegeven. De verzoeker, die geen geldige verblijfstitel heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen de uitzetting en stelt dat hij bezig is met het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Hij heeft aangevoerd dat hij aandeelhouder is in een vennootschap en dat hij een afspraak heeft gehad bij het Departamento di Progreso Laboral (DPL) voor een positieve DPL-verklaring. De verzoeker verzoekt het gerecht om de bestreden beschikking te schorsen, zodat hij in Aruba kan blijven totdat er een beslissing op zijn bezwaar is genomen.

Het gerecht heeft de zaak op 8 juni 2022 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de verweerder aanwezig waren. De rechter heeft overwogen dat de verzoeker na het verlopen van zijn verblijfsvergunning is aangetroffen en dat de Minister bevoegd is om tot uitzetting over te gaan. De rechter heeft geconcludeerd dat er geen concreet zicht op legalisering is, aangezien de verzoeker niet aan alle vereisten voor een verblijfsvergunning voldoet. Het gerecht heeft het verzoek tot schorsing van de uitzetting afgewezen, omdat er geen grond is om te veronderstellen dat de bestreden beschikking in de bezwaarprocedure niet in stand zal blijven. De beslissing is genomen door mr. A.J. Martijn en werd uitgesproken op 22 juni 2022.

Uitspraak

Uitspraak van 22 juni 2022
Lar nr. AUA202201349

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: ing. A. Stephens,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 6 mei 2022 (bestreden beschikking) heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
Hiertegen heeft verzoeker op 12 mei 2022 bezwaar gemaakt.
Op 16 mei 2022 heeft verzoeker onderhavig verzoekschrift ingediend.
Verweerder heeft op 6 juni 2022 nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 juni 2022, alwaar zijn verschenen verzoeker (via videoverbinding), bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Verzoeker is op 12 september 2016 Aruba als toerist binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van twee dagen.
1.2
Tijdens een verkeerscontrole op 6 mei 2022 is verzoeker staande gehouden en overgedragen aan het personeel van Guarda Nos Costa (GNC) ter controle van zijn verblijfsstatus. De GNC heeft geconstateerd dat verzoeker niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel.
1.3
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
bestreden beschikking
2. Verweerder heeft de bestreden beschikking gebaseerd op artikel 15 lid 1 en sub d van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (Ltu) en heeft daaraan ten grondslag gelegd dat verzoeker sinds 15 september 2016 in Aruba verblijft zonder dat hij in het bezit is van een geldige verblijfstitel.
schorsingsverzoek
3. Het verzoek strekt ertoe dat de bestreden beschikking wordt geschorst en dat wordt bepaald dat verzoeker in Aruba de beslissing op zijn bezwaar mag afwachten. Daartoe heeft verzoeker aangevoerd, kort gezegd, dat hij middels consultants heeft getracht een verblijfsvergunning te krijgen, maar dat dit niet is gelukt. Inmiddels is hij 40% aandeelhouder en procuratiehouder in de vennootschap [naam VBA] en op 12 mei 2022 heeft hij een afspraak bij het Departamento di Progreso Laboral (DPL) gehad ter verkrijging van een positieve DPL-verklaring. Een verblijfsvergunning zal hem dus niet worden geweigerd, waardoor nu sprake is van concreet zicht op legalisering, aldus nog steeds verzoeker.
wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
4.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
beoordeling
5.1
Het gerecht stelt voorop dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.
5.2
Nu verzoeker na het verlopen van de geldigheidsduur van zijn verblijf als toerist alhier is aangetroffen, doet zich de in artikel 15, eerste lid en sub d, van de Ltu genoemde grond voor uitzetting voor. Dit betekent dat verweerder bevoegd is verzoeker uit te zetten.
5.3
Het gerecht ziet voorts geen grond voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het geven van een bevel tot uitzetting en overweegt daartoe als volgt.
Verzoeker verblijft sinds 14 september 2016 in Aruba (dus meer dan 5½ jaar), zonder dat hij over een geldige verblijfstitel beschikt en zonder dat hij een vergunningsaanvraag heeft ingediend. Het gerecht volgt verzoeker niet in zijn stelling dat desondanks een grote kans bestaat dat aan hem een vergunning tot tijdelijk verblijf als investeerder zal worden verleend. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat hij een positieve DPL-verklaring zal krijgen, dan nog heeft dat niet automatisch tot gevolg dat een vergunning tot tijdelijk verblijf aan hem zal worden verleend, nu daarvoor ook aan andere vereisten moet zijn voldaan. Op voorhand is dus niet uit te sluiten dat uiteindelijk zal worden beslist dat verzoeker niet aan de gestelde vereisten voldoet. Van concreet zicht op legalisering is dus geen sprake. Ook verzoekers betoog dat hij het resultaat van de door hem nog in te dienen vergunningsaanvraag in Aruba mag afwachten, zulks gelet op de recente uitlatingen in de media van de minister van Arbeid, Energie en Integratie, volgt het gerecht niet. Juist is dat deze minister in de nieuwsartikelen in kwestie heeft aangekondigd als (nieuw) beleid te zullen voeren dat vreemdelingen die geen legale verblijfstatus hebben maar kunnen aantonen dat zij een vergunningsaanvraag hebben ingediend of een procedure ter verkrijging van een positieve DPL-verklaring aanhangig hebben, het resultaat daarvan in principe in Aruba mogen afwachten. Echter, uit die nieuwsartikelen valt ook af te leiden dat dat beleid nog moet worden vastgesteld en uitgewerkt in instructies, om zo onduidelijkheden te voorkomen. Nu dat beleid nog in voorbereiding is, kan verzoeker (nog) geen beroep daarop doen.
6. De slotsom is dat een redelijke kans bestaat dat de bestreden beschikking in de bezwaarprocedure in stand zal blijven.
7. Gelet op het vorenstaande is er geen grond voor het schorsen van de bestreden beschikking en/of het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.