ECLI:NL:OGEAA:2022:282

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202101389
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het gerecht in bestuursrechtelijke zaak betreffende openbaarmaking van documenten

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een beroep van de appellant, de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur, tegen een beschikking van verweerder inzake de openbaarmaking van documenten op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). De appellant had op 28 april 2020 een verzoek ingediend om openbaarmaking van vier onderwerpen, maar dit verzoek werd bij beschikking van 24 maart 2021 afgewezen. Hierop heeft de appellant op 5 mei 2021 beroep ingesteld tegen deze afwijzing.

Tijdens de zitting op 7 februari 2022 is de zaak behandeld, waarbij de appellant in persoon via videoverbinding aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigden. Het gerecht heeft zich vervolgens moeten buigen over de vraag of de bestreden beschikking van 24 maart 2021 een beslissing is die op een bezwaarschrift is genomen, zoals bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het gerecht concludeert dat de bestreden beschikking geen heroverweging van een eerdere beschikking betreft en dat er derhalve geen beroep openstaat tegen deze beschikking.

De rechter heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep en heeft de griffier opgedragen het beroepschrift door te zenden naar verweerder ter behandeling als bezwaarschrift. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Martijn en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 maart 2022. Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, waarbij een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd is.

Uitspraak

Uitspraak van 7 maart 2022
Lar nr. AUA202101389

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonende in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN FINANCIËN, ECONOMISCHE ZAKEN EN CULTUUR,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mrs. A. Caster en Y. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 28 april 2020 heeft verzoeker verweerder - kort samengevat - verzocht om openbaarmaking krachtens de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) van een viertal onderwerpen (Lob-verzoek).
Tegen het uitblijven van een beschikking op dat verzoek heeft verzoeker op 7 juli 2020 bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 24 maart 2021 (bestreden beschikking) heeft verweerder het Lob-verzoek van appellant van 28 april 2020 afgewezen.
Tegen de bestreden beslissing heeft appellant op 5 mei 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht (beroep).
Verweerder heeft op 30 september 2021 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 7 februari 2022. Appellant is in persoon (via videoverbinding) verschenen, en verweerder bij zijn gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1.1
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Lar kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
1.2
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Lar kan degene die rechtsreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing, daartegen beroep instellen bij het gerecht.
2. Het gerecht ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de bestreden beschikking van 24 mei 2021 een op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Lar behelst en daarmee of daartegen beroep op het gerecht openstaat.
3. In de bestreden beschikking van 24 maart 2021 staat - voor zover hier van belang - het volgende:
“(…)
Naar aanleiding van uw brief d.d. 28 april 2020, waarbij u ingevolge de Landsverordening openbaarheid van bestuur (hierna: LOB) om toezending verzoekt van een aantal documenten, bericht ik u als volgt.
(…)
Allereerst wens ik ten aanzien van uw verzoek op te merken dat uw verzoek dermate algemeen is opgesteld dat dit verzoek eigenlijk niet in behandeling dient te worden genomen. De verzochte informatie dient immers rechtstreeks uit de documenten te verschaffen zijn. Het bestuursorgaan behoeft dus geen handelingen te (laten) verrichten om de informatie te extrapoleren uit allerlei bronnen.
(…)”
4. Gegeven deze formulering, is de bestreden beschikking van 24 maart 2021 gegeven naar aanleiding van het verzoek van appellant van 28 april 2020. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder daarin uitdrukkelijk te kennen geeft appellant te berichten naar aanleiding van zijn brief van 28 april 2020 en verweerder de vier door appellant bij die brief gedane verzoeken weergeeft en daarop vervolgens een reactie geeft. De bestreden beschikking behelst, naar het oordeel van het gerecht, dan ook geen heroverweging van enige beschikking naar aanleiding van het door appellant op 7 juli 2020 gemaakte bezwaar. Gelet hierop, is de bestreden beschikking van 24 maart 2021 geen op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Lar. Dat brengt met zich dat tegen deze beschikking geen beroep openstaat, zodat het gerecht onbevoegd is van het daartegen door appellant ingestelde beroep kennis te nemen.
5. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep;
  • draagt de griffier op het beroepschrift door te zenden naar verweerder ter behandeling als bezwaarschrift.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.