ECLI:NL:OGEAA:2022:280

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202100071
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsvergunning voor meerderjarige zoon

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 7 maart 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep inzake een verblijfsvergunning. De appellanten, een moeder en haar meerderjarige zoon, hebben beroep ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf. De moeder had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingen- en Integratiebeleid, die op 27 augustus 2020 het verzoek om een verblijfsvergunning voor haar zoon had afgewezen. De moeder stelde dat zij belanghebbende was, maar het gerecht oordeelde dat alleen het belang van de zoon rechtstreeks betrokken was bij de beslissing van de minister. Aangezien de zoon geen bezwaar had gemaakt tegen de afwijzing van zijn verblijfsvergunning, werd hij ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Het gerecht concludeerde dat beide appellanten niet-ontvankelijk waren in hun beroep, omdat de moeder geen rechtstreekse belanghebbende was en de zoon geen bezwaar had ingediend. De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig bezwaar te maken tegen beslissingen die hen aangaan.

Uitspraak

Uitspraak van 7 maart 2022
Lar nr. AUA202100071

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[appellant 1]hierna ook te noemen: de zoon,
2.[appellante 2]hierna ook te noemen: de moeder,
beiden verblijvende in Aruba,
APPELLANTEN,
voorheen procederend in persoon, thans met gemachtigde, de advocaat mr. D.G. Illes,
gericht tegen:

de minister belast met vreemdelingen- en integratiebeleid,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J. Paula (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 27 augustus 2020 heeft verweerder het verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf in het kader van voortgezet verblijf voor de zoon afgewezen.
Tegen de beschikking heeft de moeder op 9 september 2020 bezwaar gemaakt.
Op 12 januari 2021 hebben appellanten beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar.
Verweerder heeft op 14 juni 2021 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 17 januari 2022. Appellanten zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Sneek, occuperende voor mr. J. Paula.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 9, eerste lid van de Lar, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
1.2
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Lar kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, 14, tweede lid, of 20, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
De ontvankelijkheid
2. Het gerecht overweegt allereerst dat volgens vaste rechtspraak, bij de beschikking om een vergunning tot (tijdelijk) verblijf te verlenen of te weigeren, slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks is betrokken. In dit geval heeft verweerder geweigerd om aan de zoon, geboren op [datum] 2000 in Colombia, een verblijfsvergunning te verlenen. Dit betekent dat alleen het belang van de zoon hierbij is betrokken, en niet ook die van de moeder. Zij is geen belanghebbende en is derhalve niet-ontvankelijk.
3.1
Verweerder heeft aangevoerd dat de zoon geen bezwaar heeft gemaakt. Nu geen sprake is van een conform artikel 9 van de Lar ingediend bezwaarschrift, is evenmin sprake van het uitblijven van een beslissing op bezwaar waartegen beroep open staat, aldus verweerder.
3.2
Bij het beroepschrift is een bezwaarschrift van de moeder tegen de afwijzende beschikking, gevoegd. Niet is echter gebleken dat de meerderjarige zoon bezwaar heeft gemaakt tegen de beschikking om hem geen verblijfsvergunning te verlenen. Dit betekent dat ook hij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep.
4. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat appellanten niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun beroep.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart appellanten niet-ontvankelijk in hun beroep.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 maart 2022, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.