ECLI:NL:OGEAA:2022:276

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202201853
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van uitzettingsbevel van Venezolaanse asielzoeker

Op 6 juli 2022 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin een Venezolaanse verzoeker, die op 11 februari 2019 Aruba binnenkwam als toerist, een verzoek indiende tot het treffen van een voorlopige voorziening tegen een uitzettingsbevel. Dit uitzettingsbevel was op 9 juni 2022 door de Minister van Justitie en Sociale Zaken opgelegd, na de afwijzing van zijn asielaanvraag. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de uitzetting en stelde dat hij ten tijde van de uitzetting rechtmatig verblijf had op Aruba, omdat zijn asielaanvraag nog in behandeling was. Hij voerde aan dat het uitzettingsbevel onrechtmatig was, onder andere omdat de vertrektermijn op 0 dagen was gesteld en de zes-urentermijn voor de uitreiking van het bevel was overschreden.

Het gerecht oordeelde dat de verzoeker, hoewel hij rechtmatig verblijf had, niet kon aantonen dat de uitzetting hem onevenredig nadeel zou toebrengen. De rechter stelde vast dat de verzoeker voldoende tijd had om orde op zaken te stellen, aangezien hij een bezwaarprocedure had gestart tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Het gerecht wees het verzoek tot schorsing van het uitzettingsbevel af, met de overweging dat de verzoeker feitelijk voldoende tijd zou hebben om zijn situatie te regelen.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 6 juli 2022
Lar nr. AUA202201853

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. V.E. Emerencia (DWJZ) en J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 9 juni 2022 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen en hem een terugkeerverbod opgelegd van 48 maanden.
Hiertegen heeft verzoeker op 14 juni 2022 bezwaar gemaakt (bezwaar).
Op 14 juni 2022 heeft verzoeker onderhavig verzoekschrift ingediend (verzoek).
Op 20 juni 2022 heeft verzoeker nadere stukken ingediend.
Op 22 juni 2022 heeft verweerder stukken ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 juni 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, die vergezeld waren van de heer R.A. Kramers (GNC).
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
feiten
1.1
Verzoeker, op [datum] 1999 in Venezuela geboren en van Venezolaanse nationaliteit, is op 11 februari 2019 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van zeven dagen. Bij zijn aankomst heeft verzoeker een asielaanvraag gedaan bij het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS).
1.2
Bij beschikking van 17 november 2021 is die asielaanvraag buiten behandeling gesteld en is hem onmiddellijk vertrek uit Aruba aangezegd.
1.3
Op 10 december 2021 heeft verzoeker weer een asielaanvraag gedaan bij het DIMAS.
1.4
Op 25 mei 2022 is verzoeker tijdens een controle door het personeel van de Guarda Nos Costa (GNC) staande gehouden en overgebracht naar GNC ter controle van zijn verblijfstatus. Aan hem is een bevel ophouding opgelegd.
1.5
Bij beschikking van 9 juni 2022 is de asielaanvraag van verzoeker van 10 december 2021 afgewezen en is aan verzoeker een vertrektermijn van 0 dagen aangezegd. Deze beschikking is op dezelfde datum omstreeks 15:00 uur aan verzoeker uitgereikt.
1.6
Bij beschikking van 9 juni 2022, die om 16:00 uur aan verzoeker is uitgereikt, heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen en verzoeker een terugkeerverbod van 48 maanden opgelegd (uitzettingsbevel). Tevens is daarbij de vetrektermijn bepaald op 0 dagen.
1.7
Tegen het uitzettingsbevel heeft verzoeker bezwaar gemaakt en bij dit gerecht om een voorlopige voorziening gevraagd.
verzoek
2. Het verzoek strekt ertoe het uitzettingsbevel bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen en te bepalen dat verzoeker, hangende de bezwaarprocedure, wordt toegestaan om op Aruba de beslissing op het bezwaar af te wachten. Daartoe heeft verzoeker aangevoerd dat het uitzettingsbevel onbevoegdelijk dan wel onrechtmatig is genomen, kort gezegd, omdat (i) verzoeker op 25 mei 2022, zijnde de dag waarop het uitzettingsbevel is opgemaakt, niet uitzetbaar was vanwege de toen nog lopende asielaanvraag, (ii) het uitzettingsbevel pas op 9 juni 2022 aan verzoeker is uitgereikt waardoor de zes-urentermijn is overschreden, (iii) de vertrektermijn ten onrechte op 0 dagen is bepaald en (iv) de afwijzingsbeschikking op de asielaanvraag onrechtmatig is te achten.
verweer
3. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de verzochte voorlopige voorziening.
wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
4.2
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Ltu wordt een vergunning tot tijdelijk verblijf verleend door of namens de Minister, en heeft een duur van ten hoogste een jaar.
4.3
Ingevolge artikel 15, eerste lid en onder d, van de Ltu kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Ingevolge het derde lid wordt bij de bepaling van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.
4.4
Ingevolge artikel 19, eerste lid, in samenhang met het zesde lid, van het Toelatingsbesluit 2009 (Tb) wordt aan degenen die bij aankomst een verzoek doet om toekenning van een bijzondere status of bescherming, bedoeld in een voor Aruba geldend verdrag, gedurende de periode waarin het verzoek in behandeling is, een vergunning verleend, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Ltu. Aan die vergunning worden geen beperkingen verbonden ter zake van het verrichten van arbeid tegen beloning; zij kan een meldingsplicht bevatten. Ingevolge het zevende lid vervalt de tijdelijke vergunning, bedoeld in het zesde lid, van rechtswege zodra een beslissing is genomen op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, dan wel indien het verzoek wordt ingetrokken.
4.5
Ingevolge artikel 19e, eerste lid, van het Tb verlaat de toelatingsplichtige ten aanzien van wie de procedure, voor een bijzondere status of bescherming is afgewezen, Aruba vrijwillig na verzending van de afwijzingsbeschikking. De afwijzingsbeschikking bevat een aanzegging om Aruba te verlaten binnen een te stellen termijn. Ingevolge het derde lid kunnen, in afwijking van het eerste lid, de artikelen 15, eerste en tweede lid, alsmede 16, eerste lid, van de Ltu toepassen vinden indien naar het oordeel van de minister gronden daarvoor aanwezig zijn.
beoordeling
5.1
Het gerecht stelt voorop dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.
5.2
Het betoog van appellante, erop neerkomende dat verzoeker op grond van artikel 19 van het Tb rechtmatig verblijf had op Aruba en verweerder daarom niet bevoegd was om hem het uitzettingsbevel op te leggen, slaagt niet. Juist is dat verzoeker, hangende de procedure omtrent zijn asielaanvraag, rechtmatig verblijf had op Aruba en de in artikel 15, eerste lid en onder d, van de Ltu genoemde grond voor uitzetting zich gedurende die periode niet voordeed. Op 9 juni 2022 is zijn asielaanvraag echter afgewezen en aan hem is, met toepassing van artikel 19e, derde lid, van het Tb, op diezelfde dag het uitzettingsbevel op grond van artikel 15, eerste lid en onder d, van de Ltu opgelegd. Aldus is van een onbevoegd gegeven uitzettingsbevel geen sprake.
5.3
Ook het betoog van verzoeker dat het uitzettingsbevel pas op 9 juni 2022 aan hem is uitgereikt waardoor de zes-urentermijn is overschreden, treft geen doel. De Ltu noch enige andere daarop gebaseerde regeling bevat een bepaling waarin een termijn van ten hoogste zes uren is vastgesteld voor de uitrekking van een uitzettingsbevel gerekend vanaf het tijdstip van verhoor van de toelatingsplichtige.
5.4
Met betrekking tot het betoog van verzoeker dat de afwijzingsbeschikking op de asielaanvraag onrechtmatig tot stand is gekomen, oordeelt het gerecht dat dit niet kan leiden tot schorsing van het uitzettingsbevel, nu verzoeker dit betoog en de daaraan ten grondslag gelegde argumenten in de daartoe geëigende procedure, te weten de bezwaarprocedure tegen de afwijzing van de asielaanvraag (en de daarmee samenhangende voorlopige voorzieningsprocedure), dient aan te voeren.
5.5
Omtrent het betoog van verzoeker dat verweerder ten onrechte de vertrektermijn op 0 dagen heeft bepaald, oordeelt het gerecht als volgt. Met verzoeker is het gerecht van oordeel dat aan hem op basis van artikel 15, derde lid, van de Ltu en de artikelen 19 en 19e van het Tb een redelijke termijn had moeten worden gegeven om orde op zaken te stellen, aangezien verzoeker tot 9 juni 2022 rechtmatig verblijf had op Aruba. Dit betekent dat verweerder redelijkerwijs de vertrektermijn niet op 0 dagen had kunnen bepalen. Dit gebrek kan echter niet leiden tot schorsing van het uitzettingsbevel. Gebleken is immers dat verzoeker een bezwaarprocedure is begonnen tegen de afwijzing van de asielaanvraag en connex daaraan een voorlopige voorzieningsprocedure bij dit gerecht. Verweerder hanteert als beleid dat hangende een voorlopige voorzieningsprocedure een toelatingsplichtige Aruba niet wordt uitgezet. Ter zitting heeft verweerder toegezegd ook in het geval van verzoeker dit beleid te zullen toepassen. Gelet hierop en het feit dat nog geen datum is bepaald voor de mondelinge behandeling van het voorlopige voorzieningsverzoek, kan worden aangenomen dat verzoeker feitelijk voldoende tijd zal hebben om orde op zaken te stellen.
6. Het voorgaande in aanmerking nemende, is de slotsom dat in dit geval onvoldoende is gebleken van onevenredig nadeel aan de kant van verzoeker dat tot schorsing van het uitzettingsbevel dan wel het treffen van een voorlopige voorziening noopt. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.