Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[Verzoeker],
DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
feiten
e-mail van 9 juni 2022 op 16:18 uur naar partijen verzonden.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft de Venezolaanse verzoeker, die op 11 februari 2019 Aruba binnenkwam als toerist, een verzoek ingediend op basis van artikel 56 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van het gerecht op 9 juni 2022, waarin het bevel tot ophouding van de verzoeker werd geschorst en hem onmiddellijk in vrijheid werd gesteld. De verzoeker had eerder op 10 december 2021 een asielverzoek ingediend, dat op 9 juni 2022 werd afgewezen. Na de afwijzing van het asielverzoek heeft de verweerder, de Minister van Justitie en Sociale Zaken, de uitzetting en inbewaringstelling van de verzoeker bevolen.
Tijdens de zitting op 22 juni 2022, waar zowel de verzoeker als zijn gemachtigde aanwezig waren, werd het verzoek behandeld. De verzoeker stelde dat hij nog steeds belang had bij het verzoek, omdat zijn persoonlijke bezittingen, die hem tijdens zijn ophouding waren ontnomen, nog niet aan hem waren teruggegeven. Het gerecht overwoog dat de detentie van de verzoeker niet meer gegrond was op het ophoudingsbevel, maar op het bevel tot inbewaringstelling, dat op 10 juni 2022 door de rechter-commissaris onrechtmatig was geacht.
Uiteindelijk heeft het gerecht geoordeeld dat er geen sprake was van een nalaten van de verweerder om te voldoen aan de schorsingsuitspraak, aangezien de verzoeker zelf had gekozen om zijn bezittingen niet op te halen. Het verzoek van de verzoeker werd afgewezen, en de rechter, mr. A.J. Martijn, sprak de beslissing uit op 6 juli 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.