ECLI:NL:OGEAA:2022:269

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202200119
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tardief beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft de appellant, de Minister van Arbeid, Energie en Integratie, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar. De appellant had op 10 oktober 2017 bezwaar gemaakt tegen een afwijzende beslissing van de verweerder, maar het beroep werd pas op 21 januari 2022 ingediend. De rechter overweegt dat de termijn voor het indienen van beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar is verstreken. De verweerder had uiterlijk op 2 januari 2018 moeten beslissen op het bezwaar, maar heeft dit nagelaten. De appellant stelde dat de termijn pas begon te lopen na ontvangst van het advies van de bezwaaradviescommissie, maar de rechter oordeelt dat de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) hiervoor geen grondslag biedt. Hierdoor verklaart de rechter het beroep niet-ontvankelijk. De rechter benadrukt dat de niet-ontvankelijkheid van het beroep de verweerder niet ontslaat van de verplichting om alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar van de appellant. De uitspraak werd gedaan op 29 juni 2022, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 29 juni 2022
Lar nr. AUA202200119

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 15 september 2017 heeft verweerder afwijzend beslist op een verzoek van appellant.
Daartegen heeft appellant op 10 oktober 2017 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 21 januari 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 18 mei 2022. Appellant is in persoon verschenen, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Geerman occuperende voor de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1
.Ingevolge artikel 15, aanhef en onder a, van de Lar, voor zover thans van belang, stelt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift in handen van de bezwaaradviescommissie.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, brengt de bezwaaradviescommissie het bestuursorgaan binnen vier weken, nadat zij het bezwaarschrift van het bestuursorgaan heeft ontvangen, advies uit.
Indien het redelijkerwijs niet mogelijk is advies binnen de in het eerste lid bedoelde termijn uit te brengen, kan de commissie deze termijn ingevolge het tweede lid eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen. De commissie doet van een zodanige verlenging mededeling aan de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, neemt het bestuursorgaan de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
Ingevolge artikel 27, tweede lid, bedraagt, indien het beroepschrift betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, de termijn voor het indienen van een beroepschrift acht weken en gaat deze in op de dag, waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt, tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend, nadat de termijn is verstreken.
2. Verweerder voert het verweer dat appellant te laat is met het indienen van het beroepschrift. Appellant heeft in dit verband aangevoerd dat de bezwaaradviescommissie bij brief van 17 november 2021 het advies aan verweerder heeft verzonden, zodat de beroepstermijn zes weken na die datum is aangevangen. Het gerecht overweegt als volgt.
3. Het bezwaarschrift is op 10 oktober 2017 ingediend, zodat verweerder gelet op voormeld wettelijk kader binnen twaalf weken na ontvangst daarvan, dat wil zeggen uiterlijk op 2 januari 2018, op het bezwaar diende te beschikken. Verweerder is dus op 3 januari 2018 in gebreke geraakt om tijdig op het bezwaarschrift te beslissen. Ingevolge artikel 27, tweede lid, van de Lar kon uiterlijk op 27 februari 2018 tegen het uitblijven van zodanige beschikking beroep worden ingesteld. Het beroepschrift is op 21 januari 2022, derhalve buiten deze termijn, ingediend. Voor het betoog van appellant dat de termijn voor het instellen van beroep tegen het uitblijven van een beschikking op bezwaar eerst is aangevangen, zes weken nadat verweerder het advies van de bezwaaradviescommissie heeft ontvangen, biedt de Lar geen grondslag.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
5. Ten overvloede overweegt het gerecht dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep verweerder niet ontheft van de verplichting om alsnog een beslissing op het bezwaar van appellant van 10 oktober 2017 te nemen. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven voornemens te zijn op korte termijn met inachtneming van het advies van de bezwaaradviescommissie een beschikking te geven.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.