In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan op het beroep van Manor Beach Resort N.V. tegen de weigering van de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening om precariovergunningen te verlenen voor het innemen van domeingrond op het strand tegenover het hotel. De appellante had in totaal twee aanvragen ingediend voor het innemen van extra domeingrond, één voor het jaar 2020 en één in verband met de Covid-19 maatregelen. De minister had in zijn beslissingen aangegeven dat de verzochte domeingrond in het plangebied 'strand' ligt, waar volgens het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan (ROP) 2019 geen nieuwe bebouwing is toegestaan. De appellante stelde dat de minister een verkeerde afweging van belangen had gemaakt en dat de uitbreiding noodzakelijk was voor het behoud van de bedrijfsactiviteit, vooral in het licht van de social distancing maatregelen die tijdens de pandemie golden.
Tijdens de zitting heeft de appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de bestaande faciliteiten al jarenlang op het strand aanwezig zijn en dat de minister niet had ingegrepen. De minister daarentegen betoogde dat de aanvragen niet ontvankelijk waren omdat de periode waarvoor de vergunningen waren aangevraagd inmiddels was verstreken. Het gerecht oordeelde dat de minister in redelijkheid de aanvragen had kunnen weigeren, maar dat er wel rekening gehouden moest worden met de noodzaak van aparte toiletten en opslagruimte voor de exploitatie van het restaurant. Het gerecht verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en vernietigde de beslissing van de minister voor zover deze de precariovergunningen voor de toiletten en opslagruimte weigerde. De minister werd opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op dit punt.