ECLI:NL:OGEAA:2022:262

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202102025
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vestigingsvergunning voor supermarkt in toeristische zone op basis van beleidsrichtlijnen en algemeen belang

In deze zaak heeft JIN FENG ENTERPRISES N.V. beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Economische Zaken, Communicatie, Energie en Milieu, die op 7 november 2019 het verzoek van appellante om haar supermarkt te verplaatsen van [adres] naar [nieuw adres] in de toeristische zone heeft afgewezen. De minister heeft deze afwijzing gebaseerd op de Richtlijnen Vestigingsverordening bedrijven en het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan, waarin is bepaald dat in de toeristische zone geen nieuwe supermarkten zijn toegestaan. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar is op 4 juni 2021 ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens op 16 juli 2021 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

Tijdens de zitting op 21 februari 2022 heeft appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Appellante betoogde dat er wel degelijk behoefte is aan een levensmiddelenzaak in de toeristische zone en dat de afwijzing van haar verzoek niet in overeenstemming is met de geldende regelgeving. De minister heeft echter gesteld dat de afwijzing is gebaseerd op het algemeen belang en dat er al voldoende levensmiddelenvoorzieningen zijn in de nabijheid van de hotels.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de minister op goede gronden heeft geweigerd de vestigingsvergunning te verlenen. De wettelijke bepalingen en beleidsvoorschriften maken duidelijk dat in de toeristische zone geen nieuwe levensmiddelenzaken kunnen worden gevestigd. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en de minister heeft terecht de belangen van het algemeen belang vooropgesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 16 mei 2022
Lar nr. AUA202102025

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

JIN FENG ENTERPRISES N.V.,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, COMMUNICATIE, ENERGIE EN MILIEU,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij ministeriële beschikking van 7 november 2019 heeft (de ambtsvoorganger van) verweerder het verzoek van appellante, om haar bedrijf over te plaatsen van [adres] naar [nieuw adres], afgewezen.
Hiertegen heeft appellante bezwaar gemaakt.
Bij ministeriële beschikking van 4 juni 2021 (hierna: de bestreden beslissing) heeft verweerder voornoemd bezwaar ongegrond verklaard en de beschikking van 7 november 2019 gehandhaafd.
Daartegen heeft appellante op 16 juli 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 6 september 2021 een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 21 februari 2022. Appellante is bij de gemachtigde mr. Smith, die heef geoccupeerd voor mr. Kock voornoemd, verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Hierna heeft appellante, op verzoek van het gerecht, op 14 maart 2022 nadere stukken ingediend. Verweerder heeft op 4 april 2022 schriftelijk op deze stukken gereageerd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Verweerder heeft aan de bestreden beslissing – kort gezegd – het volgende ten grondslag gelegd.
Appellante wenst haar supermarkt, thans gelegen te [adres], over te plaatsen naar het perceel te [nieuw adres]. Laatstgenoemd perceel is gelegen in de hotelarea/toeristische zone, waarin genoemde activiteiten conform de beleidsrichtlijnen niet zijn toegestaan. Het algemeen belang verzet zich dan ook tegen inwilliging van het verzoek.
In zijn verweerschrift heeft verweerder verder – samengevat – aangevoerd dat de afwijzing is gebaseerd op de Richtlijnen Vestigingsverordening bedrijven (de rvvb), waarin is bepaald dat op de L.G. Smith Boulevard tot het Ritz Carlton, commerciële activiteiten zijn toegestaan, behoudens bepaalde activiteiten die niet geschikt of niet toegestaan zijn in de toeristische zone, het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan (het ROP), waarin is bepaald dat in de toeristische zone, meer specifiek het gebied op de westkust, geen nieuwe winkels zijn toegestaan, en het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met voorschriften (het ROPv), waarin een moratorium is opgenomen voor nieuwe supermarkten.
Alhoewel het hier om een bestaande supermarkt gaat, wordt deze vanwege de gewenste overplaatsing naar een nieuwe locatie beschouwd als een nieuwe vestiging, die aan het toetsingskader moet voldoen.
Aan de eventuele behoefte van de toeristen aan levensmiddelen wordt voldoende voorzien door de verschillende kleine tot grote levensmiddelenzaken die op korte afstand van de hotels zijn gelegen. Er is dus ook geen sprake van een maatschappelijke behoefte om de bestaande supermarkt van appellante over te plaatsen naar de L.G. Smith Boulevard, aldus verweerder.
1.2
Appellante kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing, en voert hiertoe – kort samengevat – het volgende aan.
Uit de rvvb van 23 mei 2017 (aangepast op 1 mei 2019) staat nergens aangegeven welke activiteiten in de hotel en toeristische zone niet zijn toegestaan. Dat conform het ROP een levensmiddelenzaak in de desbetreffende zone niet is toegestaan, wordt niet door het geldende ROP ondersteund. Hierdoor kan haar niet worden tegengeworpen dat een levensmiddelenzaak niet in deze zone geschikt of toegestaan zou zijn. Uit de omstandigheid dat in vrijwel alle hotels een minimarkt aanwezig is volgt immers dat een dergelijke zaak in de toeristische sector wel geschikt is.
Verder bestaat er onder de toeristen wel degelijk behoefte aan een levensmiddelenzaak, nu vele ressorts in de omgeving over een keuken beschikken die het mogelijk maakt dat de toeristen op hun kamer eten kunnen prepareren.
Verweerder had er rekening mee moeten houden dat zij niet een gigantische supermarkt wil exploiteren maar een kleiner concept van hoog niveau en klasse, om te kunnen voldoen aan de wensen en behoefte in de toeristische zone. Aldus appellante.
Het geschil
2. In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden heeft geweigerd het appellante toe te staan haar supermarkt over te plaatsen van [oud adres] naar de toeristische zone, met name te [nieuw adres]. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De feiten
3.1
Appellante heeft vanaf 22 augustus 2013 een vergunning ingevolge de Vestigingsvergunning Bedrijven (de VVB) voor het exploiteren van – kort gezegd – een supermarket te [adres].
3.2
Appellante heeft op 20 september 2019 een verzoek ingediend om verlening van een vergunning ingevolge de VVB om haar bedrijf te mogen overplaatsen van [adres] naar [nieuw adres].
3.3
Tussen appellante en de eigenaar van het pand te [nieuw adres] bestaat de afspraak dat zij met elkaar een huurovereenkomst zullen aangaan met betrekking tot voornoemd pand, zodra appellante in het bezit wordt gesteld van de verzochte vergunning.
3.4
Bij schrijven van 1 oktober 2019 heeft de Kamer van Koophandel en Nijverheid Aruba (KvK) aan verweerder medegedeeld geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van de gevraagde vergunning tot verplaatsing. In dat schrijven staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“Onder verwijzing naar (…) het verzoekschrift van [appellante] deelt de Kamer u hierbij mede geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van de gevraagde vergunning tot verplaatsing, mits
a. de vestigingsplaats in overeenstemming is met de eisen van het ROP c.q. het ROPv (…) en niet betreft (…) een erfpachtsterrein met een afwijkende bestemming en in zoverre er geen overlast voor de naaste omgeving is (…)”
3.5
Bij beschikking van 7 november 2019 heeft verweerder het verzoek van appellante afgewezen. In die beschikking staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) Overwegende (…) dat aangezien het adres [nieuw adres] gelegen is in de hotelarea/toeristische zone (…) en genoemde activiteiten niet toegestaan zijn in deze zone, en het verzoek als zodanig niet voldoet aan het gestelde in de beleidsrichtlijnen, het algemeen belang van Aruba zich evenwel verzet tegen inwilliging van het verzoek; (…)”
3.6
Bij de bestreden beslissing heeft verweerder het hiertegen ingediende bezwaar van appellante ongegrond verklaard en voornoemde beschikking gehandhaafd.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 2 aanhef en onder sub f van de VVB is het verboden een zaak ten aanzien van het publiek te verplaatsen zonder een daartoe strekkende vergunning van de minister van Economische Zaken.
4.2
Ingevolge artikel 5 van de VVB kan de vergunning worden geweigerd in het algemeen belang en, in overeenstemming met de minister van Algemene Zaken, eveneens in het belang van de openbare orde en de publieke rust.
4.3
Ingevolge de rvvb geldt voor vestigingen in commerciële gebieden aangrenzend aan de hoofdweg L.G. Smith Boulevard tot Ritz Carlton, de uitzondering voor bepaalde activiteiten die in de hotel en toeristische zone niet geschikt of toegestaan zijn.
4.4
Ingevolge hoofdstuk 2.9.1 van de ROPv geldt vanaf mei 2017 een moratorium voor nieuwe supermarkten c.q. alle levensmiddelenzaken.
De beoordeling
5. Het gerecht overweegt als volgt.
5.1
Uit voornoemde wettelijke bepaling en beleidsvoorschriften vloeit voort, dat in de toeristische zone, die loopt vanaf de L.G. Smith Boulevard tot aan de Ritz Carlton, al vanaf mei 2017 geen levensmiddelenzaken kunnen worden gevestigd. Nu het verzoek van appellante inhoudt dat haar supermarkt zal worden verplaatst naar een perceel gelegen in dat gebied, heeft verweerder conform de geldende wetgeving en gehanteerd beleid dit verzoek mogen afwijzen. Dat het gaat om een levensmiddelenzaak van hoog niveau en klasse, maakt dit niet anders.
5.2
Het standpunt van appellante dat de ROP en/of ROPv niet duidelijk aangeven welke activiteiten niet zijn toegestaan in dat gebied, berust op een verkeerde lezing van die voorschriften.
5.3
Dat, zoals appellante heeft betoogd, er maatschappelijke behoefte bestaat aan een nieuwe supermarkt in de toeristische zone, is, gelet op de vele hotels die beschikken over een eigen minimarkt c.q. kleine levensmiddelenzaak en het aantal grote supermarkten in de buurt, niet gebleken. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid in het geval van appellante geen uitzondering hoeven te maken op het bestaande beleid.
5.4
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 mei 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.