ECLI:NL:OGEAA:2022:26

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
AUA201600439
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • H. Dirksz
  • E.E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing ziekengeldtoekenning in verband met arbeidsconflict

In deze zaak gaat het om een beroep van appellante tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank, die op 12 mei 2016 heeft besloten dat appellante vanaf 6 mei 2016 geen recht heeft op ziekengeld. De bank stelt dat er geen sprake is van ziekte, maar van een arbeidsconflict. Appellante is het niet eens met deze beslissing en stelt dat het arbeidsconflict juist de oorzaak is van haar ziekte. Het College van Beroep overweegt dat appellante niet heeft aangegeven over welke specifieke dagen na 6 mei 2016 zij geen tegemoetkoming heeft ontvangen, en dat zij nog steeds bij dezelfde werkgever werkt zonder zich opnieuw ziek te melden. Hierdoor concludeert het College dat appellante geen belang heeft bij het beroep. De uitspraak van het College is gedaan op 10 februari 2022, waarbij het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 10 februari 2022
CVB nr. AUA201600439

COLLEGE VAN BEROEP

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de Landsverordening Ziekteverzekering (LZv) van:

[Appellante],

wonende in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. H.G. Figaroa,
tegen de beslissing van 12 mei 2016 van

DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

HET PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 12 mei 2016 (hierna: de bestreden beslissing) heeft de bank besloten dat appellante vanaf 6 mei 2016 geen recht heeft op toekenning van ziekengeld omdat er geen sprake is van een ziekte maar van een arbeidsconflict.
Tegen deze beslissing heeft appellante op 3 juni 2016 schriftelijk beroep aangetekend.
Op 15 augustus 2016 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
Het beroep van appellante is, na een aantal keren te zijn aangehouden, op de bijeenkomst van 22 oktober 2020 van dit College behandeld, waar zijn verschenen appellante bij [A], die occupeerde voor voornoemde gemachtigde, en voor de bank [B], juridisch adviseur, en drs. De Graaf, verzekeringsarts, bijgestaan door de advocaat voornoemd.
Appellante is hierna in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het aantal dagen dat zij nog arbeidsongeschikt was en geen tegemoetkoming heeft ontvangen. Van deze geboden gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.

DE BEOORDELING

1.1
Appellante kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank om haar geen ziekengeld (meer) toe te kennen en heeft zich op het standpunt gesteld dat de bank er geen rekening mee heeft gehouden dat het arbeidsconflict juist de oorzaak is van haar ziekte. Appellante lijdt aan enorme stress omdat de werkgever geen pogingen onderneemt om de conflicten op te lossen. Deze stress heeft negatieve gevolgen voor haar gezondheid en zij is dus wel degelijk ziek.
1.2
Aan de bestreden beschikking heeft de bank ten grondslag gelegd dat de voortdurende verminderde belastbaarheid van appellante vanwege angst- en somberheidsklachten het gevolg zijn van een arbeidsconflict en niet van een ziekte, reden waarom aan appellante geen tegemoetkoming op basis van de LvZv kan worden toegekend.
Verder heeft verweerder aangevoerd, dat arbeidsconflicten niet gelijk worden gesteld met ziekte krachtens de LvZv, en dat in dit geval ook geen sprake is van een arbeidsongeval, zodat appellante ook niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op basis van de Landsverordening ongevallenverzekering.
2. Ter beantwoording ligt ten eerste voor de vraag, welk belang appellante thans nog heeft bij onderhavig beroep.
3.1
Bij de beoordeling neemt het College het volgende in aanmerking.
3.1.1
Appellante heeft zich op 20 april 2016 voor het eerst ziekgemeld, en is onder ziektemeldingskaart 660154 gecontroleerd.
3.1.2
Tijdens het controlebezoek op 22 april 2016 werd geconstateerd dat bij appellante sprake was van een mixte angst- en depressieve stoornis als gevolg van een arbeidsconflict. De bank stelde vast dat sprake was van een fysiologische reactie op stress, en dat de somberheidsklachten het gevolg waren van frustratie en machteloosheid na een negatieve functioneringsbeoordeling en de daaropvolgende demotie. Deze diagnose wordt bevestigd door de behandeld psychotherapeutische begeleider van appellante.
3.1.3
Aan appellante is tot 6 mei 2016 een tegemoetkoming toegekend voor een periode van time-out.
3.1.4
Appellante heeft hierna haar werkzaamheden hervat en is nog altijd werkzaam bij dezelfde werkgever. Sindsdien heeft zij zich niet meer arbeidsongeschikt gemeld vanwege deze reden.
3.2
Ter zitting heeft de gemachtigde van appellante betoogd dat appellante wel belang heeft, omdat zij vanwege de bestreden beslissing een paar dagen geen tegemoetkoming heeft ontvangen. Zij wil daarom antwoord op de vraag of bij haar sprake was van ziekte als gevolg van stress opgelopen na een arbeidsconflict.
3.3
Het College overweegt dat nu appellante heeft nagelaten om concreet aan te geven over welke dagen na 6 mei 2016 zij ondanks arbeidsongeschiktheid geen tegemoetkoming heeft ontvangen, en zij nog altijd bij dezelfde werkgever werkt en na 6 mei 2016 zich niet meer heeft ziekgemeld vanwege somafore stoornis samen met gemengde angst- en somberheidsklachten als gevolg van een arbeidsconflict, zij geen belang heeft bij onderhavig beroep.
4. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep niet-ontvankelijk is.
3.BESLISSING
Het College
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven op 10 februari 2022 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, H. Dirksz, en E.E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.