In deze zaak heeft de Venezolaanse verzoeker, die sinds 18 mei 2017 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, een verzoek ingediend tot schorsing van een uitzettingsbevel dat op 25 februari 2022 door de Minister van Justitie en Sociale Zaken was uitgevaardigd. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de uitzetting en heeft op 22 maart 2022 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Tijdens de zitting op 6 april 2022 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde drs. M.L. Hassell, zijn standpunt toegelicht. De Minister, vertegenwoordigd door mr. J.J.S. Poeran, heeft het verzoek afgewezen, stellende dat de verzoeker illegaal in Aruba verblijft en dat er geen reden is om het uitzettingsbevel te schorsen.
De rechter heeft overwogen dat de verzoeker sinds zijn binnenkomst in Aruba als toerist, met een toegestane verblijfsduur van drie dagen, niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel. De rechter heeft vastgesteld dat de verzoeker op 31 maart 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning heeft ingediend, maar dat dit niet kan leiden tot schorsing van het uitzettingsbevel, aangezien de aanvraag pas na het uitzettingsbevel is gedaan. De rechter heeft geconcludeerd dat er geen grond is voor schorsing van het uitzettingsbevel en heeft het verzoek afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Martijn op 20 april 2022, waarbij is vastgesteld dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.