ECLI:NL:OGEAA:2022:237

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202200161
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte verklaring omtrent gedrag op basis van openstaande strafzaak

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 maart 2022 uitspraak gedaan over een klaagschrift van een klaagster die verzocht om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) om als hulpchauffeur te kunnen werken. De klaagster had een openstaande strafzaak op haar strafkaart en had bekend voormelde strafbare feiten te hebben gepleegd. De officier van justitie was voornemens om klaagster voor deze feiten te dagvaarden. Het gerecht oordeelde dat, gezien de aard en ernst van de openstaande zaak, verweerder zich op goede gronden op het standpunt had gesteld dat er bezwaren tegen de klaagster bestonden, gelet op het doel waarvoor de VOG was aangevraagd.

De klaagster voerde aan dat zij ongelijk werd behandeld in vergelijking met andere personen die ook openstaande zaken hadden, maar aan wie wel een VOG was afgegeven. Het gerecht oordeelde echter dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien de openstaande zaken van de andere personen niet van dezelfde aard waren als die van klaagster. Bovendien had klaagster als ambtenaar een voorbeeldfunctie, waardoor haar strafbare feiten zwaarder wogen.

Uiteindelijk werd de klacht van de klaagster ongegrond verklaard, en het gerecht bevestigde dat verweerder op basis van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Lv VOG) verplicht was om de gevraagde verklaring te weigeren. De beslissing werd genomen door mr. N.K. Engelbrecht, en er stond geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

Beschikking van 14 maart 2022
VOG nr. AUA202200161

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart,
gericht tegen de beschikking van 10 januari 2022 van:

de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.W. Klamer.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 10 januari 2022 heeft verweerder het verzoek van klaagster om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Op 21 januari 2022 heeft klaagster daartegen een klaagschrift ingediend.
Verweerder heeft op 18 februari 2022 een pleitnota met aanvullende stukken ingediend.
Klager heeft op 18 februari 2022 aanvullende producties ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 21 februari 2022, waar is verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel vijf, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling is opgelegd gevangenisstraf.
1.2
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt de in artikel 5 bedoelde termijn verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de rechter heeft bepaald dat het niet zal worden tenuitvoergelegd en een last tot herroeping niet is gegeven.
1.3
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
1.4
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
1.5
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
Standpunten van partijen
2.1
Klaagster heeft de VOG verzocht om als hulpchauffeur te kunnen werken voor een familielid die een taxivergunning heeft. Zij kan zich niet verenigen met de beslissing om haar geen VOG af te geven omdat zij een nog openstaande zaak op haar strafkaart heeft staan, en heeft – zo het gerecht begrijpt – een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verweerder haar anders behandelt dan anderen, namelijk [persoon X] en [persoon Y], aan wie wel een VOG is afgegeven terwijl ook zij openstaande zaken hadden. Verder heeft klaagster aangevoerd, dat hetgeen waarvan zij wordt verdachte, niet aan de afgifte van de VOG in de weg staat. Zij verzoekt om haar klaagschrift gegrond te verklaren en verweerder te gelaten om binnen een week de verzochte VOG af te geven.
2.2
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klaagster. Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoekster nog een openstaande strafzaak heeft staan op haar strafkaart. Zij wordt verdacht van het valselijk opmaken dan wel vervalsen van een geschrift, en verduistering, geleegd in het jaar 2019 en 2020. Verweerder heeft verder in aanmerking genomen dat verzoekster bij de politie heeft bekend deze strafbare feiten te hebben gepleegd en dat de officier van justitie voornemens is klaagster te dagvaarden. Dit vormt volgens verweerder een belemmering voor het doel waarvoor de VOG is aangevraagd.
Beoordeling
3.1
Uit de door verweerder overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat klaagster een openstaande zaak op haar strafkaart heeft ter zake van het valselijk opmaken/vervalsen van een geschrift, en verduistering. Het gerecht is van oordeel dat, in aanmerking genomen de aard en ernst van de openstaande zaak op klaagsters strafkaart, het feit dat klaagster heeft bekend voormelde strafbare feiten te hebben gepleegd, en het voornemen van de officier van justitie om klaagster voor deze feiten te dagvaarden, verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klaagster, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door klaagster gewenste functie van hulpchauffeur een functie is die een hoge mate van betrouwbaarheid eist.
3.2
Klaagster heeft zich verder op het gelijkheidsbeginsel beroepen. In dat verband wijst zij op [persoon X] en [persoon Y], die wel een verklaring omtrent het gedrag hebben ontvangen terwijl ook zij een openstaande zaak op hun strafkaart hadden. Voorop wordt gesteld dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel slechts kan slagen indien blijkt dat gelijke gevallen, ongelijk zijn behandeld.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting kan ten aanzien van [persoon X] worden vastgesteld dat de openstaande zaak (omkoping van een ambtenaar) hoogstwaarschijnlijk zal worden geseponeerd, en dat de aard en ernst van die zaak geen contra-indicatie vormden voor de afgifte van de VOG aan die [persoon X].
Ten aanzien van [persoon Y] kan uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting worden vastgesteld, dat haar openstaande zaak (geweldsdelict) binnen de relationele sfeer heeft plaatsgevonden en dat de VOG werd verzocht en afgegeven in verband met de opleiding bij de IPA.
3.3
Naar het oordeel van het gerecht is er geen sprake van gelijke gevallen. Voornoemde personen werden niet van dezelfde strafbare feiten als van klaagster verdacht. Verder geldt dat klaagster de strafbare feiten in haar functie als ambtenaar heeft gepleegd, terwijl voornoemde personen geen ambtenaren zijn of waren. Het gerecht neemt hierbij ook in aanmerking dat klaagster, anders dan voornoemde personen, als ambtenaar een voorbeeldfunctie heeft waardoor het plegen van enig strafbaar feit haar zwaarder kan worden aangerekend. Gelet op het vorenstaande kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel dan ook niet slagen.
4. Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven.
5. Gelet hierop zal de klacht ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, op 14 maart 2022.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).