ECLI:NL:OGEAA:2022:232

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202100136
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om beslissing op bezwaar en oplegging van dwangsom in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de gemachtigde van verzoekster, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, een verzoek ingediend op basis van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het gerecht in eerste aanleg van Aruba heeft vastgesteld dat verzoekster eerder niet aan de vereisten voldeed, maar dat dit nu is hersteld door het indienen van een machtiging. De uitspraak van 14 maart 2022 verplicht verweerder om binnen drie maanden een beslissing te nemen op het bezwaar van verzoekster, met de mogelijkheid van een dwangsom indien deze termijn niet wordt nageleefd.

Het procesverloop begon met een eerdere uitspraak op 24 mei 2021, waarin verzoekster de gelegenheid kreeg om een machtiging te overleggen. Na een periode van inactiviteit heeft de gemachtigde op 14 december 2021 alsnog de machtiging ingediend. Het gerecht heeft in deze uitspraak overwogen dat verweerder niet heeft voldaan aan de eerdere uitspraak van 14 september 2020, waardoor het gerecht nu de noodzaak ziet om verweerder te verplichten tot actie.

De rechter heeft bepaald dat verweerder een dwangsom van Afl. 300,- per dag verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft om een beslissing te nemen, met een maximum van Afl. 25.000,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand aan verzoeker, begroot op Afl. 175,-. Deze beslissing is genomen door mr. N.K. Engelbrecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Uitspraak van 14 maart 2022
Lar nr. AUA202100136

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster].

domicilie kiezend in Aruba, op het kantoor van de gemachtigde,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van 24 mei 2021 heeft het gerecht verzoekster in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na dagtekening van die uitspraak het verzuim ter zake van de ondertekening van het verzoek te herstellen, door het overleggen van een machtiging, voorzien van haar gelegaliseerde handtekening (hierna: de machtiging).
Bij e-mailbericht van 10 december 2021 heeft het gerecht de gemachtigde van verzoekster bericht dat verzoekster de machtiging niet heeft overgelegd en dat de zaak zal worden behandeld ter zitting.
Op 14 december 2021 heeft de gemachtigde de machtiging ingediend.
De uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Het gerecht verwijst voor de eerdere procedure naar de uitspraak van 24 mei 2021.
2. Het gerecht stelt vast dat thans is voldaan aan het wettelijk vereiste voor het in behandeling nemen van het verzoek.
3. Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
4. Het verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van de Lar te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 14 september 2020 (AUA202000291).
5. Het gerecht overweegt dat bij het sluiten van het onderzoek niet is gebleken dat verweerder op het bezwaar van verzoekster heeft beslist. Aangenomen dient dan ook te worden dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan voormelde uitspraak. Het gerecht ziet hierin aanleiding om verweerder op te dragen om alsnog een beslissing op het bezwaar van verzoeker te nemen binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak, thans onder het opleggen van een dwangsom. Het gerecht ziet aanleiding deze dwangsom te maximeren.
6. Nu verzoeker met recht onderhavig verzoek heeft gedaan en hierdoor noodzakelijke kosten heeft gemaakt door met gemachtigde op te treden, zal verweerder in de kosten van dit geding worden veroordeeld.

DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- bepaalt dat verweerder binnen
drie maandenna dagtekening van deze uitspraak alsnog een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekster;
- bepaalt dat verweerder een dwangsom aan verzoeker verbeurt van Afl. 300,- voor elke dag dat hij in gebreke blijft om na bovengenoemde termijn van zes weken een beslissing op bezwaar te nemen, met een maximum van Afl. 25.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door verzoeker voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 175,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.