ECLI:NL:OGEAA:2022:230

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202200392
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag voor functie als casino kassier

In deze zaak heeft klager, die recentelijk uit de gevangenis is ontslagen, een verzoek ingediend om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) om als kassier bij een casino te kunnen werken. Dit verzoek werd eerder afgewezen, en klager heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een andere beslissing rechtvaardigen. De rechter heeft de afwijzing van het verzoek door de aangewezen ambtenaar bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat klager nog binnen zijn proeftijd valt na een veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen. De rechter heeft geoordeeld dat de aard en ernst van het delict, evenals het feit dat klager recentelijk is vrijgelaten, voldoende bezwaren vormen om de afgifte van de VOG te weigeren. De rechter heeft de klacht van klager ongegrond verklaard, en benadrukt dat er hoge eisen worden gesteld aan de betrouwbaarheid en integriteit van personen die in de casino-industrie werken. De beslissing werd genomen op 23 maart 2022, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

Beschikking van 23 maart 2022
VOG nr. AUA202200392

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 7 februari 2022 van:

de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.W. Klamer.

DE PROCEDURE

Bij beschikking van 7 februari 2022 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Op 17 februari 2022 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 2 maart 2022, alwaar zijn verschenen klager in persoon en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

DE BEOORDELING

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel vijf, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling gevangenisstraf is opgelegd.
1.2
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
1.3
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
1.4
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
Standpunten van partijen
2.1
Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (vog) om bij [bedrijf] te gaan werken in de functie van casino
cashier. Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van de verzochte verklaring en heeft daartoe aangevoerd dat hij weliswaar fouten heeft begaan, maar dat hij geen crimineel is en dat hij niet tegen het minimumloon wil werken. Hij verzoekt een tweede kans. De afgifte van de verzochte verklaring zal zijn kans op een (betere) baan vergroten, zodat hij voor zijn familie zorg kan dragen.
2.2
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager bij onherroepelijk geworden vonnis van het gerecht van 20 november 2020 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, voor het opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen. De bij het vonnis vastgestelde proeftijd is nog niet verstreken.
Volgens verweerder vormen de aard en ernst van het strafbare feit, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht, zodanige bezwaren dat afgifte van een verklaring omtrent het gedrag moest worden geweigerd. Daarbij heeft verweerder tevens in aanmerking genomen dat de door klager gewenste functie van casino kassier een functie is die een hoge mate van verantwoordelijkheid en betrouwbaarheid eist. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat er genoeg banen zijn waarvoor geen vog nodig is, en dat een inkomen van een minimumloon beter is dan geen inkomen.
De feiten
3.1
Klager is bij in kracht van gewijsde gegane vonnis van dit gerecht van 20 november 2020, veroordeeld ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, lid 1, van de Landsverordening verdovende middelen, tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan twaalf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
3.2
Klager is op 1 april 2021 uit het Korrectie Instituut van Aruba (KIA) ontslagen.
3.3
De hem opgelegde proeftijd loopt op 20 november 2022 af.
3.4
Bij beschikking van 19 april 2021 heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een vog, om als casino kassier te gaan werken, afgewezen. Hiertegen heeft klager een klaagschrift ingediend. Bij uitspraak van dit gerecht van 31 mei 2021 (AUA202101125 VOG) is dat klaagschrift ongegrond verklaard.
3.5
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder het tweede verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Beoordeling
4.1
Bij de beoordeling of er, gelet op het doel waarvoor een vog wordt verzocht, sprake is van bezwaren tegen de afgifte van een dergelijke verklaring, dient een belangenafweging plaats te vinden waarbij rekening wordt gehouden met alle omstandigheden van het geval.
4.2
In dit geval heeft klager nog geen jaar nadat hij uit het KIA is ontslagen, en nadat hij al een beslissing heeft gekregen op zijn verzoek om afgifte van een vog, wederom om afgifte van een vog verzocht om bij een casino als kassier te kunnen werken. Klager heeft in deze geen nieuwe feiten en/of omstandigheden aangevoerd, die toewijzing van een dergelijk verzoek kunnen rechtvaardigen. In zijn klaagschrift heeft klager evenmin nieuwe feiten en/of omstandigheden aan zijn klacht ten grondslag gelegd, die tot een ander oordeel dan die van 31 mei 2021 zou moeten leiden. Daarbij neemt het gerecht ook in aanmerking, dat klager ter zitting te kennen heeft gegeven, dat een werknemer bij dat casino, die geen beslissingen kan nemen over het personeel, hem heeft gezegd dat de functie van casino kassier nog voor hem open staat, maar dat hij nog niet heeft gesolliciteerd. Dat klager elders heeft gesolliciteerd is ook niet gebleken.
4.3
Het gerecht is, gelet op het vorenstaande, en in aanmerking genomen de recente veroordeling van klager van 20 november 2020, de aard en ernst van dit delict, de omstandigheid dat klager op 1 april 2021 uit het KIA is ontslagen, en het feit dat zijn proeftijd nog niet is verstreken, van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht. Het gerecht overweegt voorts dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ten aanzien van de betrouwbaarheid en integriteit van personen die bij een casino werkzaam zijn, hoge eisen dienen te worden gesteld. Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven.
4.4
Gelet hierop zal de klacht ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, op woensdag 23 maart 2022.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).