ECLI:NL:OGEAA:2022:225
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging voorlopige toevertrouwing van een minderjarige aan de voogdijraad
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 januari 2022 een beschikking gegeven op vordering van het Openbaar Ministerie. De vordering betreft de bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing van een minderjarige, geboren in Haïti, aan de voogdijraad. De ouders van de minderjarige zijn gescheiden en oefenen gezamenlijk gezag uit. Op 22 september 2021 heeft het Openbaar Ministerie de minderjarige aan het gezag van de ouders onttrokken en voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwd. De procedure begon met een vordering die op 1 oktober 2021 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 november 2021, waarbij de ouders niet verschenen.
De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de wettelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, met name artikel 1:272, dat het Openbaar Ministerie de bevoegdheid geeft om een kind aan het gezag van de ouders te onttrekken indien dit in het belang van het kind noodzakelijk is. De rechter concludeerde dat de bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing tijdig was gevorderd en dat de toevertrouwing nog van kracht was. De feiten wezen op een situatie van huiselijk geweld en mishandeling, wat de veiligheid en het welbevinden van de minderjarige in gevaar bracht.
Uiteindelijk heeft het gerecht besloten om de ouders te schorsen uit het gezag over de minderjarige en de minderjarige voorlopig toe te vertrouwen aan de voogdijraad voor een periode van zes maanden. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en is gegeven door rechter A.J. Martijn in tegenwoordigheid van de griffier.