ECLI:NL:OGEAA:2022:225

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202102856
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging voorlopige toevertrouwing van een minderjarige aan de voogdijraad

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 januari 2022 een beschikking gegeven op vordering van het Openbaar Ministerie. De vordering betreft de bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing van een minderjarige, geboren in Haïti, aan de voogdijraad. De ouders van de minderjarige zijn gescheiden en oefenen gezamenlijk gezag uit. Op 22 september 2021 heeft het Openbaar Ministerie de minderjarige aan het gezag van de ouders onttrokken en voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwd. De procedure begon met een vordering die op 1 oktober 2021 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 november 2021, waarbij de ouders niet verschenen.

De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de wettelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, met name artikel 1:272, dat het Openbaar Ministerie de bevoegdheid geeft om een kind aan het gezag van de ouders te onttrekken indien dit in het belang van het kind noodzakelijk is. De rechter concludeerde dat de bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing tijdig was gevorderd en dat de toevertrouwing nog van kracht was. De feiten wezen op een situatie van huiselijk geweld en mishandeling, wat de veiligheid en het welbevinden van de minderjarige in gevaar bracht.

Uiteindelijk heeft het gerecht besloten om de ouders te schorsen uit het gezag over de minderjarige en de minderjarige voorlopig toe te vertrouwen aan de voogdijraad voor een periode van zes maanden. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en is gegeven door rechter A.J. Martijn in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 18 januari 2022
behorend bij AUA202102856 EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op vordering van
HET OPENBAAR MINISTERIE,
in Aruba,
vertegenwoordigd door de officier van justitie,
om bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing aan de voogdijraad
van de minderjarige:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Haïti,
van wie de ouders zijn:
[naam moeder], de moeder,
wonende in Aruba, en
[naam vader],de vader,
wonende in Aruba.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- de vordering ingediend op 1 oktober 2021,
- de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 9 november 2021, alwaar zijn verschenen de officier van justitie, mr. [naam officier] de vertegenwoordiger van de Voogdijraad, de heer [naam raadsonderzoeker]. De ouders zijn, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarige is geboren uit het huwelijk tussen de moeder en de vader. De ouders zijn inmiddels gescheiden. Zij oefenen gezamenlijk het gezag over de minderjarige uit.
2.2
Op 22 september 2021 heeft het openbaar ministerie de minderjarige aan het gezag van de ouders onttrokken en voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwd.

3.DE BEOORDELING

3.1
Ingevolge artikel 1:272 lid 1 het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan het openbaar ministerie op grond van feiten die tot ontzetting of ontheffing van een ouder kunnen leiden, het kind aan het gezag van de ouders onttrekken en alsdan voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwen, indien het dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht. De toevertrouwing vervalt indien het openbaar ministerie niet binnen veertien dagen van de rechter haar bekrachtiging heeft gevorderd (artikel 1:272 lid 2 BW).
3.2
De bekrachtiging is tijdig gevorderd, zodat de toevertrouwing nog van kracht is. Gelet hierop is het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vordering.
3.3
Ingevolge artikel 1:272 lid 3 BW kan de rechter, indien de bekrachtiging tijdig is gevorderd, hetzij de teruggave van het kind aan zijn ouders bevelen, hetzij een van de beschikkingen geven, bedoeld in artikel 1:271 BW. Artikel 1:271 BW bepaalt dat de rechter, indien hij dat in het belang van het kind noodzakelijk acht, een ouder wiens ontzetting of ontheffing verzocht is, hangende het onderzoek geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over een of meer van zijn kinderen kan schorsen. Ingevolge het vierde lid vertrouwt de rechter het kind voorlopig toe aan de voogdijraad, indien de schorsing beide ouders betreft of een ouder die het gezag alleen uitoefent.
3.4
Uit voornoemde bepalingen vloeit voort dat de voorlopige maatregel slechts kan worden genomen indien zich een situatie voordoet die het noodzakelijk maakt dat er met spoed wordt ingegrepen in het ouderlijk gezag. Ter beoordeling ligt dan voor de vraag of in dit geval sprake is van feiten die tot ontzetting of ontheffing van de moeder en de vader kunnen leiden en die het noodzakelijk maken dat zij voorlopig geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over hun kind worden geschorst.
3.5
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 1:269 BW dat de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag kan ontzetten, om reden van misbruik van gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen, dan wel slecht levensgedrag. Ingevolge artikel 1:266 BW kan de rechter, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet, een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, om reden dat deze ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen.
3.6
Uit het rapport van de voogdijraad van 2 november 2021 blijkt het volgende. De minderjarige is opgegroeid in een milieu van veelvuldig huisgeweld. Zij werd door beide ouders fysiek en emotioneel mishandeld. De vader is sinds het begin van de corona pandemie naar de Verenigde Staten vertrokken en is niet meer teruggekomen. In juli 2021 vond er een bemiddeling plaats door de voogdijraad. De schoolmaatschappelijk werkster had toen de zaak gemeld aan de voogdijraad wegens fysieke mishandeling van [naam minderjarige] door de moeder. De moeder had toen een kans gekregen en er werden afspraken met haar gemaakt met betrekking tot haar hardhandig handelen. [naam minderjarige] bracht naar voren dat de situatie sindsdien niet veel veranderd is. In de vakantieperiode werd zij verschillende keren door de moeder en diens vriendinnen fysiek mishandeld. Zij werd zelfs een keer mishandeld door de moeder met een verlengsnoer/oplaadkabel. [naam minderjarige] wil niet meer naar huis en heeft aangegeven liever in het kinderhuis Imeldahof te verblijven dan bij haar moeder. Naar aanleiding van het klachtenonderzoek in het kader van de vraag of de ontwikkeling van de minderjarige [naam minderjarige] bedreigd wordt onder het gezag van de moeder, zal een psychologisch onderzoek bij de moeder verricht worden. Het onderzoek zal door de psycholoog van de voogdijraad uitgevoerd worden. De reden voor dit onderzoek zal zijn om de mate van begeleidbaarheid en leerbaarheid bij moeder in kaart brengen. Op dit moment bestaan er twijfels daarover bij de voogdijraad. Bij de moeder is immers sprake van een taalbarrière. Haar netwerk bestaat uit vriendinnen met dezelfde culturele achtergrond voor wat betreft het lijfelijk straffen en de autoritaire opvoedstijlen.
Naar het oordeel van het gerecht blijkt hieruit dat de ouders niet in staat zijn hun verantwoordelijkheden en verplichtingen als gezagdragers naar behoren uit te oefenen. Onder deze omstandigheden wordt de veiligheid en het welbevinden van de minderjarige bedreigd.
3.7
Gelet hierop en op het verhandelde ter zitting is het gerecht van oordeel dat de door de wet aangegeven gronden voor de voorlopige maatregel aannemelijk zijn geworden en dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder en de vader hangende het onderzoek ter zake van het verzoek om ontheffing van de ouders uit het ouderlijk gezag, geheel in de uitoefening van het gezag over haar worden geschorst.
3.8
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
schorst de ouders uit het gezag welke zij hebben over de minderjarige:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Haïti,
vertrouwt de minderjarige voorlopig toe aan de voogdijraad,
bepaalt dat deze toevertrouwing van kracht is voor de duur van 6 maanden,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 18 januari 2022 door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.