ECLI:NL:OGEAA:2022:207
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot contact- en gebiedsverbod in kort geding
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A.R. Bryson, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die thans in persoon procedeert. Eiser vordert onder andere een contactverbod en een straatverbod tegen gedaagde, die hij beschuldigt van systematische bedreiging en intimidatie. De procedure begon met een verzoekschrift op 23 maart 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 april 2022. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en vragen van het Gerecht beantwoord.
De feiten van de zaak zijn als volgt: eiser en gedaagde zijn betrokken bij een conflict dat voortvloeit uit de nalatenschap van de moeder van gedaagde. Eiser heeft aangifte gedaan tegen gedaagde wegens bedreiging, maar het Openbaar Ministerie heeft besloten niet tot vervolging over te gaan. Eiser stelt dat gedaagde hem systematisch bedreigt en intimideert, maar gedaagde ontkent deze beschuldigingen en heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de gestelde bedreigingen en intimidaties door gedaagde. De incidenten waar eiser naar verwijst, zijn van langere tijd geleden en er zijn geen recente feiten of omstandigheden die een contact- en gebiedsverbod rechtvaardigen. Het Gerecht heeft daarom de vorderingen van eiser afgewezen, maar verleent hem wel verlof tot kosteloos procederen, aangezien hij de kosten van de procedure niet kan dragen. Eiser wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil worden begroot.